In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 mei 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoekster die onterecht was onderworpen aan dwangmedicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissingen tot dwangbehandeling op 25 augustus en 19 september 2017 onrechtmatig waren, wat leidde tot de vernietiging van deze beslissingen. De verzoekster heeft een schadevergoeding van € 250,-- per dag geëist voor de periode waarin zij onterecht dwangmedicatie heeft ontvangen, en een lager bedrag voor de periode waarin geen dwangmedicatie is toegediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. De verzoekster heeft gesteld dat de dwangbehandeling onrechtmatig was en dat zij ernstige bijwerkingen heeft ervaren. De verweerster, de stichting Zuyderland Geestelijke Gezondheidszorg, heeft betwist dat er sprake was van schade en heeft aangevoerd dat de gevoelens van onzekerheid van de verzoekster niet voor schadevergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekster recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin zij in onzekerheid verkeerde over de duur van de dwangbehandeling en voor de periode waarin dwangmedicatie is toegediend. Uiteindelijk is aan de verzoekster een schadevergoeding van in totaal € 6.870,-- toegekend, evenals een vergoeding voor proceskosten van € 501,--. De rechtbank heeft de verweerster veroordeeld in deze kosten.