ECLI:NL:RBLIM:2018:873

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
6304132M CV EXPL 17-7264
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend advies en betaling van ziektekosten door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De eisende partij, VGZ, vorderde betaling van een bedrag van € 362,61 van de gedaagde partij, bestaande uit een onbetaald saldo van ziektekosten, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij was verzekerd bij VGZ en betwistte de hoogte van een specifieke declaratie van € 170,36, die volgens VGZ onder het verplicht eigen risico viel. De gedaagde partij vond de ziekenhuisnota buitensporig en meende dat VGZ onrechtmatig had gehandeld door deze kosten door te belasten.

De kantonrechter oordeelde dat VGZ een rechtmatige vordering had, gesteund door een bindend advies van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). Dit advies werd door de kantonrechter aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst, waar partijen aan gebonden zijn, tenzij er sprake is van onaanvaardbaarheid. De gedaagde partij had geen beroep gedaan op vernietiging van dit advies, waardoor het verweer faalde. De kantonrechter wees de vordering van VGZ in zijn geheel toe, inclusief de gevorderde rente en incassokosten, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten.

Het vonnis is openbaar uitgesproken en bevestigt de bindende kracht van het advies van de geschillencommissie, evenals de verplichtingen van de gedaagde partij om de kosten te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6304132 \ CV EXPL 17-7264
Vonnis van de kantonrechter van 31 januari 2018
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn en van der Heide,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder aangeduid als “VGZ” en “ [gedaagde partij] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] is bij VGZ verzekerd tegen ziektekosten.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 362,61 (zijnde het saldo van € 591,02 aan hoofdsom, € 7,13 in totaal aan rente en € 53,62 in totaal aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw), verminderd met een na aanmaning gedane betaling van € 289,16), een en ander vermeerderd met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De onbetaald gelaten hoofdsom bestaat volgens VGZ uit (deels) onbetaald gelaten premiebedragen en (deels) onbetaald gelaten declaraties. [gedaagde partij] betwist de hoofdsom slechts voor zover het de declaratie met nummer 46665453 ad € 170,36 betreft. Het gaat om een declaratie die VGZ aan [gedaagde partij] heeft gezonden in verband met door [gedaagde partij] in 2015 gemaakte ziektekosten (bezoek aan een medisch specialist in het ziekenhuis), welke kosten VGZ voor [gedaagde partij] heeft voldaan aan het ziekenhuis, maar die volgens VGZ echter voor een bedrag van € 170,36 onder het verplicht eigen risico over 2015 vallen. [gedaagde partij] is het niet eens met de hoogte van de ziekenhuisnota. Deze bedroeg € 266,34, terwijl [gedaagde partij] , naar hij stelt, maar vijf minuten bij de specialist is geweest voor een preventieve controleafspraak. [gedaagde partij] vindt dit een buitensporig bedrag en is om die reden van mening dat VGZ niet tot uitbetaling van de ziekenhuisnota had mogen overgaan. Door dit toch te doen en het eigen risico aan [gedaagde partij] door te belasten handelt VGZ volgens [gedaagde partij] tegenover hem onrechtmatig.
4.2.
VGZ is van mening dat wel degelijk sprake is van een rechtmatige vordering. Zij wijst in dit verband op een (op verzoek van [gedaagde partij] ) in deze kwestie door de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ, verder: de geschillencommissie) uitgebracht bindend advies (productie 7 bij de conclusie van repliek).
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de geschillencommissie in haar advies oordeelt dat er voor VGZ geen aanleiding was de declaratie van het ziekenhuis te weigeren en dat VGZ evenmin bij het ziekenhuis hoefde aan te dringen op correctie daarvan. Voorts oordeelt de geschillencommissie dat VGZ terecht het bedrag van € 170,36 ten laste van het verplicht eigen risico heeft gebracht.
Het bindend advies van de geschillencommissie moet naar het oordeel van de kantonrechter worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 900, tweede lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Partijen zijn dan ook aan dit oordeel gebonden. Dit is slechts anders indien gebondenheid aan die beslissing in verband met de inhoud daarvan of de wijze van totstandkoming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 904, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek). In dat geval is de beslissing vernietigbaar. [gedaagde partij] heeft echter geen beroep gedaan op vernietiging, zodat de kantonrechter daarover geen oordeel kan geven.
4.4.
Gelet op het voorgaande faalt het door [gedaagde partij] gevoerde verweer voor wat betreft de ziekenhuisnota en het door VGZ ten laste van het eigen risico gebrachte bedrag van € 170,36. Aangezien [gedaagde partij] de vordering voor het overige niet heeft betwist is de gehele hoofdsom toewijsbaar. In totaal wordt aan hoofdsom een bedrag van € 301,86 toegewezen.
[gedaagde partij] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Deze zijn toewijsbaar als gevorderd.
4.5.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 338,05

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VGZ te betalen een bedrag van € 362,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 301,86 vanaf
28 augustus 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van VGZ gevallen en tot op heden begroot op € 338,05,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: