ECLI:NL:RBLIM:2018:8714

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
14 september 2018
Zaaknummer
6605906 \ CV EXPL 18-471
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op oneigenlijke dwaling bij offerte voor rekken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IDEAAL B.V. (eiseres) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C & D FASTENERS B.V. (gedaagde). Gedaagde heeft zich beroepen op oneigenlijke dwaling bij het accepteren van een offerte voor het maken van drie rekken. Gedaagde ging ervan uit dat de geoffreerde prijs van € 1.595,00 betrekking had op drie rekken, terwijl deze prijs per stuk was. De kantonrechter heeft het verweer van gedaagde verworpen, omdat er in een eerder telefoongesprek geen prijs was afgesproken en het maken van de rekken niet tot de corebusiness van eiseres behoort. Eiseres had daarom niet de verplichting om te verifiëren of gedaagde de prijs accepteerde. Ook het beroep van gedaagde op de redelijkheid en billijkheid werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde gebonden is aan de overeenkomst, ondanks de vergissing over de prijs. De vordering van eiseres tot betaling van € 6.728,45, vermeerderd met rente en kosten, werd toegewezen. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.057,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6605906 \ CV EXPL 18-471
Vonnis van de kantonrechter van 12 september 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IDEAAL B.V.,
gevestigd te Horst,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.W. Legters,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C & D FASTENERS B.V.,
gevestigd te Venray,
gedaagde partij,
gemachtigde mevr. mr. KG.J. Walstock, DAS Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen op 14 augustus 2018
  • de daaraan voorafgaand door eisende partij in het geding gebrachte productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft bij eisende partij schriftelijk een aanvraag ingediend voor een offerte betreffende het maken van drie rekken. Hieraan voorafgaand heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van beide partijen.
2.2.
Op 13 april 2017 heeft eisende partij schriftelijk een prijsopgave verstrekt (productie 2 bij dagvaarding). De opgave vermeldt onder meer het volgende:
(..)
Betreft: Prijsopgave voor 3 rekken volgens aangeleverde foto’s
(..)
Prijs per stuk:
€ 1.595,00excl. BTW (bij ongedeelde order)
2.3.
Per e-mail van 21 april 2017 geeft gedaagde partij opdracht tot het maken van drie rekken als beschreven in de offerte van 13 april 2017.
2.4.
Bij factuur van 19 mei 2017 is door eisende partij een bedrag van € 5.789,85 inclusief btw in rekening gebracht. Deze factuur is niet betaald.
2.5.
Bij brief van 7 augustus 2017 geeft gedaagde partij aan dat er voorafgaand aan het opstellen van de offerte telefonisch overleg is geweest waarbij een prijs voor drie rekken van ongeveer € 1.500,00 aan de orde is geweest, en niet van € 1.500,00 per stuk.
2.6.
Partijen, dan wel hun gemachtigden, hebben vervolgens gecorrespondeerd over de prijs van de rekken en het eventueel bereiken van een oplossing.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 6.728,45, vermeerderd met rente en (na)kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde stelt een vergissing te hebben gemaakt bij het geven van de opdracht. Normaal gesproken is de prijs voor dergelijke rekken ongeveer € 500,00 per stuk en zij heeft over het hoofd gezien dat de prijs in de offerte € 1.595,00 voor één rek bedroeg. Gedaagde partij ging ervan uit dat deze prijs drie rekken betrof. De wil en de verklaring komen derhalve niet overeen, zodat geen overeenkomst tot stand is gekomen. Ter onderbouwing van dit verweer stelt gedaagde partij nog dat haar medewerker in het telefoongesprek voorafgaand aan het verzoek om een prijsopgave heeft aangegeven dat de prijs normaliter zo rond de € 500,00 per stuk ligt. Gelet hierop had eisende partij bij het uitbrengen van de offerte explicieter dan is gebeurd moeten aangeven dat zij de rekken niet voor die prijs kon maken. Nu zij dat niet heeft gedaan mocht zij niet vertrouwen op de mededeling van gedaagde, dat zij de rekken voor de aangeboden – veel hogere – prijs, wilde hebben.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Het staat vast dat gedaagde partij zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de opgegeven prijs van € 1.595,00 per stuk. Zij heeft zich echter vergist en dacht akkoord te gaan met een prijs van € 1.595,00 voor drie stuks. Haar wil was niet op het tot stand komen van deze overeenkomst gericht. Gedaagde partij doet een beroep op de zogenaamde oneigenlijke dwaling. Voor het slagen van een dergelijk beroep is het nodig dat gedaagde omstandigheden stelt – en bij betwisting bewijst – waaruit volgt dat eisende partij er niet op had mogen vertrouwen dat gedaagde partij € 1.595,00 per rek wilde betalen. In dat verband is het volgende van belang.
4.3.
Gedaagde partij heeft gewezen op het telefoongesprek dat voorafgaand aan het uitbrengen van de offerte is gevoerd. Hierin zou door gedaagde zijn gezegd dat dergelijke rekken rond de € 500,00 per stuk kosten. Eisende partij heeft toen niet aangegeven dat zij die prijs bij lange na niet zou kunnen halen. Eisende partij betwist in dat gesprek enige prijsindicatie te hebben gegeven. Los van de vraag wat de exacte inhoud van dat gesprek is geweest, constateert de kantonrechter dat beide partijen het er over eens zijn dat door eisende partij in dat gesprek geen prijs is afgegeven. Vervolgens staat in de uitgebrachte offerte duidelijk een prijs van € 1.595,00 per stuk vermeld. Onder die omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat eisende partij van de acceptatie door gedaagde van de offerte mocht uitgaan en dat op haar niet de verplichting lag om bij gedaagde te verifiëren of gedaagde deze prijs werkelijk accepteerde.
Daarbij betrekt de kantonrechter de omstandigheid dat het maken van dergelijke rekken niet tot de corebusiness van eisende partij behoort en gedaagde partij niet heeft gesteld dat eisende partij anderszins kennis draagt van de marktprijzen voor dergelijke rekken. Ter zitting heeft eisende partij uitgelegd dat de prijs tot stand gekomen is aan de hand van de bij een derde aangevraagde prijs voor het coaten van de rekken, de materiaalkosten, de uurtarieven, de transportkosten en een winstopslag. Er kan dus niet gezegd worden dat eisende partij op grond van haar kennis van de prijzen van dergelijke rekken had moeten begrijpen dat gedaagde partij dit niet gewild kon hebben.
4.4
Gedaagde partij heeft verder geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan eisende partij nimmer had mogen vertrouwen op de afgelegde verklaring van gedaagde partij. Dit alles overziend komt de kantonrechter tot het oordeel dat, hoewel de wil van gedaagde partij niet gericht was op de totstandkoming van de overeenkomst met de inhoud zoals die is gesloten, gedaagde partij daaraan gebonden is op grond van de wils- en vertrouwensleer. Het verweer over de oneigenlijke dwaling wordt daarom verworpen.
4.5.
Gedaagde partij heeft verder aangevoerd dat het op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar te houden aan de gefactureerde prijs. Het vereiste dat het “onaanvaardbaar” moet zijn om gedaagde aan deze prijs te houden legt “de lat” hoog. Niet alleen brengt dat met zich mee dat gedaagde partij vele malen duurder uit moet zijn dan normaal het geval zou zijn maar eisende partij moet bovendien een voordeel behalen dat buitensporig is en feitelijk nergens op is gebaseerd.
De kantonrechter is ook ten aanzien van dit verweer van oordeel dat gedaagde partij onvoldoende feiten en/of omstandigheden heeft gesteld waaruit dit zou kunnen blijken. Met name is niet komen vast te staan dat eisende partij bij de in rekening gebrachte prijs op onaanvaardbare wijze wordt bevoordeeld. Gelet op de toelichting die eisende partij heeft gegeven bij het tot stand komen van die prijs – welke toelichting overigens niet is bestreden – acht de kantonrechter het zeer aannemelijk dat de geoffreerde prijs inderdaad de prijs is waarvoor eisende partij de rekken kan maken, inclusief een aanvaardbare winstopslag. Ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid faalt daarom.
4.6.
De vordering van eisende partij kan daarom aan haar worden toegewezen, inclusief de gevorderde rente en kosten. Eisende partij heeft immers in voldoende mate aangetoond buitengerechtelijke werkzaamheden te hebben verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 81,00
  • griffierecht 476,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.057,00
Over deze proceskosten zal de wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd.
4.7.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 6.728,45, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 5.789,85 vanaf 21 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 1.057,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: sm