In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Makura B.V. [verzoeker] had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Makura als technisch medewerker. Makura heeft op 15 mei 2018 aan [verzoeker] meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2018 zou worden beëindigd, met een beroep op een wettelijk bepaalde proeftijd. Echter, de rechter heeft vastgesteld dat er geen proeftijd was overeengekomen tussen partijen. Hierdoor was de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Makura niet rechtsgeldig.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het spoedeisende belang van [verzoeker] voortvloeit uit de loonvordering. Aangezien Makura niet ter zitting is verschenen, bleef de vordering van [verzoeker] onweersproken. De rechter heeft de vordering toegewezen en Makura veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon over de maanden mei, juni en juli 2018, alsook de proceskosten. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Makura onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ondanks eventuele hoger beroep procedures.