ECLI:NL:RBLIM:2018:8685

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
C/03/253657 / KG ZA 18-431
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg depotovereenkomst en de rol van de notaris in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiseres, een besloten vennootschap, vordert dat de notaris een deel van een depotbedrag uitkeert. Dit depotbedrag is gereserveerd ter zekerheid van de nakoming van verplichtingen uit een koopovereenkomst. De eiseres heeft de notaris verzocht om het depotbedrag uit te keren, maar de notaris heeft dit geweigerd omdat er een gerechtelijke procedure aanhangig zou zijn tussen de koper van de aandelen en de verkopers. De eiseres stelt dat deze procedure niet onder de voorwaarden van de depotovereenkomst valt, omdat de betrokken partij niet bij de depotovereenkomst is betrokken. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat de notaris in strijd met zijn verplichtingen heeft gehandeld. De rechter oordeelde dat de notaris gerede twijfel mocht hebben over de uitleg van de depotovereenkomst, gezien de tegenstrijdige belangen van de partijen. De eiseres werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/253657 / KG ZA 18-431
Vonnis in kort geding van 13 september 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.G.A.M. Spoormans,
tegen
[gedaagde],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] , wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de notaris genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2018, met producties,
  • de akte vermeerdering (grondslag van de) eis, met producties 11 tot en met 15,
  • de mondelinge behandeling van 6 september 2018 tijdens welke [eiseres] pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd en de notaris aantekeningen ten behoeve van de zitting heeft voorgedragen en overgelegd, waarbij hij tevens producties heeft overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en Bredasa B.V. (hierna: Bredasa) hebben aan Bellivo S.A. (hierna: Bellivo) de 42 door hen middellijk gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van [naam] Beheer B.V. (hierna: Beheer) verkocht voor de som van € 6.463.000. Op 14 juli 2017 zijn 42 aandelen geleverd en is 2/3 van de koopsom uitbetaald. Een deel van de koopsom is in depot gehouden, te weten € 2.154.333,80. Dit bedrag dient tot zekerheid van de nakoming van de verplichtingen van [eiseres] en Bredasa die voortvloeien uit de koopovereenkomst van 29 juni 2017 en de akte van levering van 14 juli 2017.
2.2.
Ten behoeve van het depot is op 14 juli 2017 ook een depotovereenkomst (productie 2 dagvaarding) gesloten, die door mr. [naam waarnemer] in zijn hoedanigheid van waarnemer van de notaris is ondertekend.
Artikel 2 en 3 van de depotovereenkomst luiden, voor zover relevant, als volgt:
2. […] De notaris mag slechts tot uitbetaling aan Verkoper en/of Koper overgaan indien:
- hij van belde partijen schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of
- na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan.
3. Indien twaalf (12) maanden na heden geen gelijkluidende opdracht is verstrekt en evenmin een gerechtelijke procedure is aangespannen, keert de notaris het depotbedrag tezamen met de rente zoals hierna vermeld uit aan Verkoper.
2.3.
[eiseres] heeft bij e-mailbericht van 12 juli 2018 (productie 3 dagvaarding) de notaris verzocht om het depotbedrag uit te keren. De notaris heeft [eiseres] bericht daartoe niet over te gaan, omdat door Bellivo niet is ingestemd. Bellivo heeft de notaris immers bericht dat een gerechtelijke procedure is of zal worden gestart en dat schadeclaims lopende zijn.
2.4.
Ondanks herhaalde sommatie, omdat er volgens [eiseres] en Bredasa geen gerechtelijke procedure, als bedoeld in artikel 3 van de depotovereenkomst, aan de orde is, heeft de notaris volhard in zijn standpunt.
2.5.
Op 14 augustus 2018 hebben Bellivo S.A. en [naam] Beheer B.V. conservatoir derdenbeslag gelegd onder de notaris op alle vorderingen, gelden en/of geldswaarden die de notaris verschuldigd is of wordt aan [eiseres] (productie 11 notaris).

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis en na vermeerdering eis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair
de notaris gebiedt de helft van het depotbedrag, derhalve € 1.077.166.90, vermeerderd met de door de Notaris vergaarde rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2017 en de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW, althans artikel 6:119 BW over dit bedrag berekend vanaf 14 juli 2018 afthans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening uit te keren aan [eiseres] ; zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor ieder(e) dag(deel) dat de notaris in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen.
Subsidiair
de notaris veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 500.000,00, althans een bedrag van € 13.066,18, althans een bedrag bij wijze van voorschot op de door haar geleden en te lijden schade.
II de notaris veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] voert als grondslag voor de vordering het volgende aan. Er is een procedure aanhangig tussen [eiseres] en Beheer. Het betreft evenwel de rechtsgeldigheid van het ontslag van [eiseres] als statutair bestuurder van Beheer en de rechtsgeldigheid van de beëindiging van de managementovereenkomst tussen Beheer en [eiseres] op grond waarvan [eiseres] betaling van de managementvergoeding vordert. [eiseres] stelt dat deze procedure niet valt onder artikel 3 van de depotovereenkomst, omdat Beheer geen partij is bij die depotovereenkomst.
De notaris verkeert sinds 14 juli 2018 in verzuim. De notaris is een persoonlijk ernstig verwijt te maken en [eiseres] lijdt schade als gevolg van zijn onrechtmatig handelen. De schde bestaat uit € 1.077.166,90, de helft van het depotbedrag, althans de rente over dit bedrag, die tot aan de dag van de zitting in kort geding te bepalen is op € 13.066,18.
Het door Bellivo en Beheer op 14 augustus 2018 gelegde beslag onder de notaris op (een deel van) het depot en de door Bellivo en Beheer op 27 augustus 2018 uitgebrachte dagvaarding jegens [eiseres] en Bredasa, ontslaat de notaris niet van zijn zelfstandige verplichting op grond van de depotovereenkomst om tot uitkering van (een deel van) het depotbedrag over te gaan. Als niet het gehele bedrag wordt uitgekeerd, dan in ieder geval het verschil tussen het depotbedrag en de gemaximeerde garantieverplichting inzake artikel 11.4 van de koopovereenkomst ad € 800.000,- dan wel het bedrag dat uitgaat boven het bedrag waarvoor beslag is gelegd. Aan [eiseres] komt de helft van dat bedrag toe, ondanks het beslag.
[eiseres] stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben.
3.3.
De notaris heeft ter zitting in kort geding geen bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis en verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De wijziging van eis is tijdig schriftelijk aangekondigd en de wederpartij heeft geen bezwaar daartegen. De voorzieningenrechter ziet ook overigens geen processueel beletsel, zodat deze wijziging wordt toegestaan. Recht wordt gedaan op de gewijzigde eis.
4.2.
Inzake een voorziening in kort geding die bestaat in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist, waarbij de rechter in de afweging van de belangen van partijen de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, dat kan bijdragen tot weigering van de voorziening, moet betrekken.
4.3.
De Hoge Raad heeft in het arrest Ermes/Haviltex van 13 maart 1981 (HR 13 maart 1981, NJ 1981/635) geoordeeld hoe een (schriftelijke) overeenkomst uitgelegd moet worden.

De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.4.
[eiseres] stelt dat in art. 3 depotovereenkomst met de woorden “evenmin een gerechtelijke procedure is aangespannen” alleen is bedoeld een gerechtelijke procedure tussen de Koper van de aandelen Bellivo, en de verkopers [eiseres] en/of Bredasa.
4.5.
De notaris stelt zich op het standpunt dat hij, ondanks het feit dat de notaris de depotovereenkomst mede heeft ondertekend, de bewoordingen niet mag uitleggen indien partijen daarover van mening blijken te verschillen. De depotovereenkomst maakt immers onlosmakelijk deel uit van de aandelenverkoop en de leveringsakte, zodat het aan de daarbij betrokken partijen is en ten laatste aan de rechter, om te bepalen wat de uitleg en bedoeling is. De notaris stelt dat hij onvoldoende zeker weet dat met de woorden “evenmin een gerechtelijke procedure is aangespannen” alleen maar is bedoeld een gerechtelijke procedure tussen Bellivo enerzijds en [eiseres] en/of Bredasa anderzijds. In elk geval Bellivo heeft hem anders laten weten (nr. 7 aantekeningen en productie 4 notaris).
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden geoordeeld dat de procedure tussen [naam] Beheer – als het materiële object van de aandelentransactie – en [eiseres] – als een van de verkopende partijen – die thans aanhangig is en voor pleidooi staat geagendeerd bij het gerechtshof ’s Hertogenbosch (met kenmerk 200.229.318), niet onder de bewoordingen van artikel 3 van de depotovereenkomst valt. Omdat de notaris en niet Bellivo in rechte is betrokken, kan het standpunt inzake de uitleg van artikel 3 van de depotovereenkomst van Bellivo, immers niet met zekerheid worden bepaald.
4.7.
Dat voldoende aannemelijk is dat [eiseres] een vordering heeft op de notaris is daardoor evenmin gegeven. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de notaris gerede twijfel mag hebben bij de uitleg van [eiseres] (en Bredasa) gelet op het standpunt van Bellivo, zoals hem dat kennelijk is medegedeeld door die partij, en gelet op de inhoud van de antwoordmemorie van [eiseres] , met name de randnummers 14 en 15 waarin de verhouding tussen de koopovereenkomst met Bellivo en de opdrachtovereenkomst tussen [eiseres] en Beheer aan de orde wordt gesteld. Niet zonder meer kan worden volgehouden dat de notaris heeft gehandeld in strijd met een op hem rustende contractuele verplichting en daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] , indien de notaris naar het zich op voorhand laat beoordelen zich heeft gedragen zoals van een zorgvuldig handelend en geïnformeerd notaris mag worden verwacht. De voorzieningenrechter laat bij zijn oordeel bovendien meewegen de mate van zekerheid dat de notaris als de nu in rechte betrokken partij, die niet de materiële wederpartij is of vertegenwoordigt, met de nadelige gevolgen zal blijven zitten.
4.8.
[eiseres] heeft desgevraagd ter zitting in kort geding geantwoord dat het spoedeisend belang daarin is gelegen dat [eiseres] met een belegging of spaardeposito een substantieel hoger rendement kan genereren op het bedrag dan thans aan rente op de derdenrekening van de notaris wordt ontvangen.
4.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op een en ander onvoldoende het bestaan van de onverwijlde spoed bij de gevraagde voorziening is komen vast te staan. Immers alleen al de wettelijke rente, die in een bodemprocedure jegens Bellivo aan de orde kan zijn, is vele malen hoger dan de huidige marktrente terwijl beleggen risicovol is en verder geen enkele vrees bestaat dat het bedrag in depot bij de notaris zal verminderen. De vordering zal daarom worden afgewezen. De voorzieningenrechter weegt verder mee dat evenmin is gesteld of gebleken dat [eiseres] dringende behoefte heeft aan dit restant deel van de koopsom. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 1.565,00 inzake griffierecht. Aan de zijde van de notaris zijn geen andere kosten opgevoerd, zodat deze worden bepaald op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding deze worden aan de zijde van de notaris tot op heden begroot op € 1565,00,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB