ECLI:NL:RBLIM:2018:8649

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
04 6784318 cv expl 18-1939
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst van geldlening en stelplicht

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 12 september 2018, gaat het om een geschil tussen [eisende partij], vertegenwoordigd door mr. P.A.M. van Hoef, en [gedaagde partijen], vertegenwoordigd door mr. P.A. van Enckevort, over een overeenkomst van geldlening. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 19.928,13, vermeerderd met rente en kosten, terwijl de gedaagde partijen verweer voeren en in reconventie schadevergoeding eisen van € 10.373,21. De procedure omvat verschillende conclusies en producties, waarin de partijen hun standpunten uiteenzetten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 17 augustus 2016 hebben de partijen een overeenkomst van geldlening gesloten, waarbij de gedaagde partijen een bedrag van € 200.000,-- hebben geleend van de eisende partij. De eisende partij stelt dat de gedaagde partijen het geleende bedrag moesten terugbetalen zodra zij een andere financiering konden krijgen. De gedaagde partijen betwisten deze stelling en verwijzen naar de looptijd van 360 maanden die in de overeenkomsten is opgenomen.

De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim dat de gedaagde partijen het geleende bedrag onmiddellijk moesten terugbetalen. De vordering van de eisende partij wordt afgewezen, en de gedaagde partijen worden in het gelijk gesteld. De eisende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partijen, die zijn begroot op € 600,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6784318 \ CV EXPL 18-1939
Vonnis van de kantonrechter van 12 september 2018
in de zaak van:
[eisende partij] h.o.d.n. [handelsnaam eisende partij],
wonend te [woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.A.M. van Hoef,
tegen:

1.[gedaagde partij sub 1] ,wonend in de gemeente [woonplaats gedaagde partijen] ,

2.
[gedaagde partij sub 2],
wonend te [woonplaats gedaagde partijen] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.A. van Enckevort.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partijen] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie met productie 1 tot en met 4;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in voorwaardelijke reconventie met productie 5 tot en met 8;
  • de conclusie van dupliek tevens repliek in voorwaardelijke reconventie met productie 5;
  • de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie met productie 9 en 10.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 26 mei 2016 heeft [gedaagde partijen] een woning gekocht. Deze woning is op 17 augustus 2016 aan [gedaagde partijen] geleverd (productie 6 bij conclusie van repliek in conventie tevens van antwoord in voorwaardelijke reconventie).
2.2.
[gedaagde partijen] en [eisende partij] hebben op 17 augustus 2016 een overeenkomst van geldlening gesloten (productie 1 bij dagvaarding). In deze overeenkomst staat het volgende opgenomen:
Partij 1 / geldgever
De heer [eisende partij] BSN nr. [BSN-nr. eisende partij] , handelend onder de naam [handelsnaam eisende partij] , alleenstaand, wonende [postcode woning eisende partij] [adres eisende partij] Nader te noemen partij 1
Aan
Partij 2 / lenersMevrouw [gedaagde partij sub 2] BSN nr. [BSN-nr. gedaagde partij sub 2]
in gemeenschap van goederen gehuwd metde heer [gedaagde partij sub 1] BSN nr. [BSN-nr. gedaagde partij sub 1]beiden wonende [postcode en woonplaats gedaagde partijen] [adres gedaagde partijen] Nader te noemen partij 2
- Partij 1 heeft € 150.000,-- zegge honderdvijftigduizend Euro
ontvangen van de heer [vader eisende partij] , zijn vader. Die onder de uitdrukkelijke voorwaarden te kennen heeft gegeven het bedarg binnen 3 maanden terug te willen ontvangen.
-
- Partij 1 heeft een bedrag ter leen verstrekt aan partij 2 van € 200.000,-- zegge tweehonderdduizend Euro.
-
- Dit bedrag zal worden besteed voor aankoop van het pand te [plaats gekochte woning] [adres gekochte woning] ..
-
- Het bedrag is door Partij 2 met ingang van 17 augustus 2016 verkregen via notaris Zwartopwit Notariaat. Het bedrag is in delen betaald en is vanaf betaling rente dragend.
-
- Kosten van telefonische overboeking zijn voor rekening van partij 2.
-
- Vaste rente van 2,5% per jaar.
-
- Maandelijks achteraf zal de rente en aflossing verschuldigd zijn, in de vorm van een annuiteiten lening. De duur is 360 maanden. De eerste betaling is alleen rente en kosten.
-
- Partij 1 zal ervoor zorgdragen dat het verschuldigde zal worden betaald op rekening van [handelsnaam eisende partij] bankrekeningnummer [rekeningnummer handelsnaam eisende partij] .
-
- Het volledige bedrag is een tijdelijke lening en zal binnen 3 maanden omgezet worden in een andere vorm van financiering.
-
- Partij 2 zal ervoor zorgdragen dat de maandelijkse betalingen voor de eerste van de maand, de eerste keer op 1 september 2016 op rekening van partij 1 is overgemaakt. Partij 1 zal Partij 2 de eerste en tweede nota tijdig doorgeven. De vervolgnota’s zijn identiek aan nota 2.
-
- Bewijs van betaling rust op partij 2.
-
- Mocht een geschil zich voordoen dan kan deze worden voorgelegd aan de bevoegde rechter
-
- De kosten van het geschil zijn voor rekening van de partij die zijn recht wil verhalen. Mocht de rechter hem/haar in het gelijk stellen zal de andere partij voor de kosten opkomen.”
2.3.
Op 9 november 2016 hebben partijen wederom een overeenkomst van geldlening gesloten. Hierin staat het volgende opgenomen:
Partij 1 / geldgever
De heer [eisende partij] BSN nr. [BSN-nr. eisende partij] , handelend onder de naam [handelsnaam eisende partij] , alleenstaand, wonende [postcode woning eisende partij] [adres eisende partij] Nader te noemen partij 1
Aan
Partij 2 / lenersMevrouw [gedaagde partij sub 2] BSN nr. [BSN-nr. gedaagde partij sub 2]
in gemeenschap van goederen gehuwd metde heer [gedaagde partij sub 1] BSN nr. [BSN-nr. gedaagde partij sub 1]beiden wonende [postcode en woonplaats gedaagde partijen] [adres gedaagde partijen] Nader te noemen partij 2
-
- Partij 1 heeft € 150.000,-- zegge honderdvijftigduizend Euro
ontvangen van de heer [vader eisende partij] , zijn vader. Die onder de uitdrukkelijke voorwaarden te kennen heeft gegeven het bedarg binnen 3 maanden terug te willen ontvangen.
Vandaag 9 november 2016 wordt notarieel een hypotheek bij ING afgesloten, waardoor het geleende bedrag vermeerderd met rente zijnde € 150.537,57 aan de heer [vader eisende partij] kan worden terugbetaald. Aan de gestelde voorwaarden is hieraan voldaan.
-
- Partij 1 ontvangt van de notaris een bedrag conform afrekening € 185.327,50. Hiervan wordt een bedrag van € 150.537,57 aan de heer [vader eisende partij] betaald (rek. nr. [rekeningnummer vader eisende partij] ). Zodat er een bedrag overblijft van € 34.789,31. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de nog openstaande vordering aan partij 1 zijnde € 55.013,40 incl. rente, waardoor er een restschuld ontstaat die partij 2 heeft op partij 1 van € 20.011,93
-
- Dit bedrag wordt in maandelijkse termijnen met een duur van 360 maanden met een rente van 3% terugbetaald. Het maandbedrag is € 84,37. Dit bedrag zal worden gestort op rekening van [handelsnaam eisende partij] te [vestigingsplaats handelsnaam eisende partij] nr. [rekeningnummer handelsnaam eisende partij] .
-
- Maandelijks achteraf zal de rente en aflossing verschuldigd zijn, in de vorm van een annuiteiten lening met een duur van 360 maanden.
-
- Partij 2 zal ervoor zorgdragen dat het verschuldigde maandbedrag van € 84,37 de laatste dag van elke maand voor het eerst op 30 november 2016 van elke maand wordt betaald op rekening van [handelsnaam eisende partij] op bankrekeningnummer [rekeningnummer handelsnaam eisende partij] . Hiervoor wordt geen nota gestuurd. Het bedrag blijft elke maand hetzelfde. Als er extra wordt afgelost, ook het gehele bedrag ineens, is dit ten alle tijden mogelijk. Hiervoor zullen geen kosten in rekening worden gebracht. Of tewel dit kan boetevrij plaatsvinden.
-
- Bewijs van betaling rust op partij 2.
-
- Mocht een geschil zich voordoen dan kan deze worden voorgelegd aan de bevoegde rechter
-
- De kosten van het geschil zijn voor rekening van de partij die zijn recht wil halen.
Mocht de rechter hem/haar in het gelijk stellen zal de andere partij voor alle kosten opkomen.”
2.4.
Op 29 november 2016 heeft [gedaagde partijen] een e-mailbericht van [eisende partij] ontvangen met daarin het volgende (productie 2 bij conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie):
“Denk je nog aan het maandelijkse bedrag van € 86,71Ik heb 2 Excelbestanden toegevoegd. Een waar het bedrag op terug te vinden is van de € 86,71.En een bestand van het restantbedrag.”
2.5.
Op 28 februari 2018 resteerde nog een bedrag van € 19.928,13 van de lening.
2.6.
Op 2 maart 2018 heeft [gedaagde partijen] van DEFAM een bedrag geleend van € 35.000,00 (productie 2 bij dagvaarding).

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partijen] tot betaling van € 19.928,13, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde partijen] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
[gedaagde partijen] vordert dat de kantonrechter:
voor recht verklaart dat [eisende partij] jegens [gedaagde partijen] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade ter hoogte € 10.373,21 en dit bedrag aan [gedaagde partijen] dient te voldoen,
[eisende partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen voor de kosten in deze procedure
4.2.
[eisende partij] c.s. voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

5.1.
In geschil is of [eisende partij] een opeisbare vordering heeft van € 19.928,13 ten aanzien van [gedaagde partijen] .
5.2.
Ter onderbouwing van zijn stelling voert [eisende partij] aan dat uit de overeenkomst van geldlening van 17 augustus 2016 blijkt dat [gedaagde partijen] het geleende bedrag aan [eisende partij] moest terugbetalen zodra [gedaagde partijen] een andere financiering kon krijgen. Dit blijkt volgens [eisende partij] uit de volgende passage van de overeenkomst van geldlening:
“Het volledige bedrag is een tijdelijke lening en zal binnen 3 maanden omgezet worden in een andere vorm van financiering”
5.3.
Gelet hierop is volgens [eisende partij] tussen partijen afgesproken dat [gedaagde partijen] het geldbedrag, dat hij op 2 maart 2018 heeft geleend van DEFAM, zou gebruiken om zijn resterende schuld bij [eisende partij] af te lossen.
5.4.
[gedaagde partijen] heeft de stellingen van [eisende partij] gemotiveerd betwist en stelt dat de vordering niet opeisbaar is nu er met betrekking tot de overeenkomst van geldlening een looptijd is overeengekomen van 360 maanden. In dit kader verwijst [gedaagde partijen] naar de volgende passage van de overeenkomst van geldlening van 17 augustus 2016:

Maandelijks achteraf zal de rente en aflossing verschuldigd zijn, in de vorm van een annuiteiten lening. De duur is 360 maanden. De eerste betaling is alleen rente en kosten.”
5.5.
Voorts verwijst [gedaagde partijen] naar de overeenkomst van geldlening van 9 november 2016. In deze overeenkomst van geldlening, die door [eisende partij] wordt erkend, staat tevens opgenomen dat er een looptijd is overeengekomen van 360 maanden:
“- Partij 1 ontvangt van de notaris een bedrag conform afrekening € 185.327,50. Hiervan wordt een bedrag van € 150.537,57 aan de heer [vader eisende partij] betaald (rek. nr. [rekeningnummer vader eisende partij] ). Zodat er een bedrag overblijft van € 34.789,31. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de nog openstaande vordering aan partij 1 zijnde € 55.013,40 incl. rente, waardoor er een restschuld ontstaat die partij 2 heeft op partij 1 van € 20.011,93
- Dit bedrag wordt in maandelijkse termijnen met een duur van 360 maanden met een rente van 3% terugbetaald. Het maandbedrag is € 84,37. Dit bedrag zal worden gestort op rekening van [handelsnaam eisende partij] te [vestigingsplaats handelsnaam eisende partij] nr. [rekeningnummer handelsnaam eisende partij] .”
5.6.
Ter nadere onderbouwing verwijst [gedaagde partijen] ook naar het e-mailbericht van 29 november 2016 van [eisende partij] met het daarbij gevoegde Excel-bestand. Volgens [gedaagde partijen] zijn partijen een maandelijkse aflossing van € 86,71 voor de duur van 360 maanden overeengekomen.
5.7.
Nu [gedaagde partijen] de stelling van [eisende partij] gemotiveerd heeft betwist, had het op de weg van [eisende partij] gelegen om zijn stelling nader te onderbouwen. [eisende partij] had concrete feiten en omstandigheden moeten stellen waaruit zou moeten blijken dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde partijen] het geleende bedrag aan [eisende partij] zou moeten terugbetalen zodra [gedaagde partijen] een andere financiering kon krijgen. Het enkel verwijzen naar de overeenkomst van geldlening van 17 augustus 2016, waarin staat opgenomen dat er sprake is van een tijdelijke lening en de stelling dat de overeenkomst van 9 november 2016 gewijzigd gelezen moet worden, is onvoldoende. [eisende partij] heeft geen onderbouwing gegeven over wat de verhouding is tussen zijn stellingen en het feit dat er in de overeenkomsten een aflossingstermijn van 360 maanden is overeengekomen. Voorts is [eisende partij] ook niet ingegaan op het e-mailbericht van 29 november 2016 waaruit tevens een maandelijkse aflossingstermijn van 360 maanden blijkt. De slotsom moet dan ook zijn dat [eisende partij] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. [eisende partij] zal dan ook niet tot bewijs worden toegelaten.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eisende partij] worden afgewezen. Dit leidt ertoe dat de vordering in reconventie geen nadere bespreking meer behoeft nu niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder [gedaagde partijen] zijn vordering heeft ingesteld.
5.9.
[eisende partij] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partijen] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 voor salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 300,00).

6.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eisende partij] in de aan de zijde van [gedaagde partijen] gerezen proceskosten, die worden begroot op € 600,00
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: JJ
coll: