In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 augustus 2018, vordert de eiseres dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een lening van € 8.566,15, vermeerderd met wettelijke rente. De eiseres stelt dat de gedaagde in 2015 dit bedrag van haar heeft geleend en dat er een terugbetalingsplan zou worden opgesteld na de beëindiging van hun affectieve relatie. De gedaagde betwist echter de lening en stelt dat hij nooit geld van de eiseres heeft ontvangen. Hij voert aan dat de e-mail waarin de lening wordt erkend, niet door hem is verzonden, en dat hij mogelijk niet de enige toegang tot zijn e-mail heeft gehad.
De kantonrechter oordeelt dat de bewoordingen in de e-mail van 18 augustus 2016, verzonden vanuit het e-mailadres van de gedaagde, niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als erkenning van de lening. Echter, om te bevestigen dat de e-mail daadwerkelijk van de gedaagde afkomstig is, moet het IP-adres van waaruit de e-mail is verzonden worden achterhaald. De kantonrechter is voornemens een deskundige te benoemen om deze kwestie te onderzoeken.
De eiseres is in beginsel verantwoordelijk voor de kosten van de deskundige, maar omdat zij met een toevoeging procedeert, wordt haar geen voorschot opgelegd. De kantonrechter overweegt dat als blijkt dat de e-mail van het IP-adres van de gedaagde afkomstig is, de vordering van de eiseres zal worden toegewezen. Als dit niet kan worden vastgesteld, zullen de vorderingen van de eiseres worden afgewezen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere uitlating door beide partijen.