ECLI:NL:RBLIM:2018:8603

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
6672875 CV EXPL 18-1049
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voornemen benoeming deskundige in geschil over lening en e-mailcommunicatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 augustus 2018, vordert de eiseres dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een lening van € 8.566,15, vermeerderd met wettelijke rente. De eiseres stelt dat de gedaagde in 2015 dit bedrag van haar heeft geleend en dat er een terugbetalingsplan zou worden opgesteld na de beëindiging van hun affectieve relatie. De gedaagde betwist echter de lening en stelt dat hij nooit geld van de eiseres heeft ontvangen. Hij voert aan dat de e-mail waarin de lening wordt erkend, niet door hem is verzonden, en dat hij mogelijk niet de enige toegang tot zijn e-mail heeft gehad.

De kantonrechter oordeelt dat de bewoordingen in de e-mail van 18 augustus 2016, verzonden vanuit het e-mailadres van de gedaagde, niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als erkenning van de lening. Echter, om te bevestigen dat de e-mail daadwerkelijk van de gedaagde afkomstig is, moet het IP-adres van waaruit de e-mail is verzonden worden achterhaald. De kantonrechter is voornemens een deskundige te benoemen om deze kwestie te onderzoeken.

De eiseres is in beginsel verantwoordelijk voor de kosten van de deskundige, maar omdat zij met een toevoeging procedeert, wordt haar geen voorschot opgelegd. De kantonrechter overweegt dat als blijkt dat de e-mail van het IP-adres van de gedaagde afkomstig is, de vordering van de eiseres zal worden toegewezen. Als dit niet kan worden vastgesteld, zullen de vorderingen van de eiseres worden afgewezen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere uitlating door beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6672875 CV EXPL 18-1049
Vonnis van de kantonrechter van 22 augustus 2018
in de zaak van
[eiseres]
wonend te [woonplaats]
eisende partij,
gemachtigde mr. P.J.H.C. Glenz, advocaat
tegen
[gedaagde]
wonend te [woonplaats]
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.A.J. van der Leeuw, advocaat.
Partijen worden hierna verder [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 februari 2018 met producties
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van de comparitie van 29 juni 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 8.566,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2016 tot de dag van voldoening, en de proceskosten.
2.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft in 2015 in totaal € 8.566,15 van [eiseres] geleend, die zo spoedig mogelijk na beëindiging van de affectieve relatie tussen partijen zou worden terugbetaald. Bij schrijven van 23 mei 2017 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd het geleende bedrag terug te betalen (productie 2 bij dagvaarding). Op 18 augustus 2016 heeft [gedaagde] via e-mail (productie 3 bij dagvaarding) toegezegd:
‘Ik ga zeker met jou een plan opstellen omtrent de terugbetaling van het door jou aan mij geleende’.
2.3.
[gedaagde] voert als verweer dat partijen geen affectieve relatie hebben gehad en dat hij geen geld van [eiseres] heeft geleend. Volgens hem heeft hij de aangehaalde e-mail niet opgesteld en zou [eiseres] wellicht toegang kunnen hebben (gehad) tot zijn e-mail aangezien [gedaagde] een keer vanaf haar computer zou hebben ingelogd. [gedaagde] stelt dat hij in de bijstand zit en dat geleende bedragen in mindering zouden komen op zijn bijstandsuitkering, zodat het niet logisch is dat hij de door [eiseres] gestelde bedragen in ontvangst zou hebben genomen. [gedaagde] betwist ook de juistheid van de door [eiseres] opgestelde opsomming van geldbedragen (productie 1 bij dagvaarding). Volgens [gedaagde] moet verder aan het bewijsaanbod van [eiseres] worden voorbij gegaan, enerzijds omdat deze onvoldoende gespecificeerd is, anderzijds omdat de verklaring van [eiseres] geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, aangezien zij partijgetuige is.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Volgens de kantonrechter zijn de bewoordingen in de aangehaalde e-mail van 18 augustus 2016, verzonden vanuit het e-mailadres van [gedaagde] aan [eiseres] , niet voor andere uitleg vatbaar dan dat daarmee wordt erkend dat er een geldbedrag is geleend en dat er een plan zal worden opgesteld om dit bedrag terug te betalen. Daarmee is in onderhavig geschil echter nog niet vast komen te staan dat op [gedaagde] ook daadwerkelijk een terugbetalingsverplichting rust. Dat is namelijk alleen zo indien de e-mail ook daadwerkelijk van [gedaagde] afkomstig was, hetgeen door hem gemotiveerd wordt betwist. Om vast te kunnen stellen dat [gedaagde] het e-mailbericht van 18 augustus 2016, 14:29 uur, daadwerkelijk zelf heeft opgesteld en verzonden, dient achterhaald te worden van welk IP-adres deze e-mail afkomstig is.
3.2.
De kantonrechter is voornemens ter zake een deskundige te benoemen ter beantwoording van de volgende vragen:
Vanuit welk IP-adres is het e-mailbericht van
[e-mailadres 1] aan [e-mailadres 2] van18 augustus 2016, 14:29 uur, verzonden?
Aan wie behoort dit IP-adres toe of aan welke computer kan dit IP-adres gelieerd worden?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
Partijen zullen in staat worden gesteld zich over hetgeen in 3.2. staat uit te laten en, indien gewenst, (aanvullende) vragen te formuleren. De kantonrechter stelt partijen in de gelegenheid om zich (bij voorkeur eenstemmig) uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige. Indien partijen niet tot overeenstemming weten te komen over de te benoemen deskundige, dan zal de kantonrechter zelf een deskundige benaderen.
3.4.
Eisende partij is in beginsel draagplichtig voor het voorschot van de deskundige ingevolge artikel 195 Rv. Omdat eisende partij met een toevoeging procedeert, zal aan haar echter geen voorschot worden opgelegd.
3.5.
Op voorhand overweegt de kantonrechter dat, wanneer blijkt dat het betreffende
e-mailbericht van 18 augustus 2016, 14:29 uur, afkomstig is van het IP-adres van [gedaagde] de vordering van [eiseres] zal worden toegewezen. [gedaagde] heeft in dat geval immers erkend dat sprake is van een lening en bovendien gehandeld in strijd met de op hem op grond van artikel 21 Rv rustende waarheidsplicht.
3.6.
Indien niet komt vast te staan dat het betreffende e-mailbericht afkomstig is van het IP-adres van [gedaagde] , kunnen de bewoordingen in die e-mail ook niet als een erkenning aan de zijde van [gedaagde] beschouwd worden. Nu verder bewijs ontbreekt voor de stelling van [eiseres] - dat [gedaagde] geld van haar heeft geleend - zullen haar vorderingen in dat geval worden afgewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
19 september 2018voor uitlating door beide partijen bij akte over hetgeen in r.o. 3.2. en 3.3. is overwogen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
RJ