In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 25 juli 2018 vonnis gewezen in een civiele procedure tussen een eiser en een gedaagde. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten, stelde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H. Bouman, onrechtmatig had gehandeld, wat zou hebben geleid tot een ongeval op het fietspad. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eiser zelf gevaar scheppend heeft gehandeld en in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV). De rechtbank heeft een plaatsopneming en bezichtiging van de situatie ter plaatse uitgevoerd, waaruit bleek dat de situatie onoverzichtelijk was voor de eiser. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in staat was om zijn snelheid aan te passen aan de onoverzichtelijke situatie, wat leidde tot het ongeval. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 2.185,50 werden begroot. Het vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.