ECLI:NL:RBLIM:2018:8482

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
03/700046-18
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bewijs en vormverzuim in een strafzaak met betrekking tot wapenbezit, cocaïne en een jammer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 juni 2018, stond de verdachte terecht voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, munitie, cocaïne en een jammer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 mei 2018, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde raadsman wel. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het bezit van een automatisch vuurwapen en munitie op 25 januari 2018 in Heerlen, evenals een hoeveelheid cocaïne en een jammer. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een ernstig vormverzuim, omdat de politie de woning van de verdachte onrechtmatig had doorzocht zonder voldoende verdenking.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren voor de doorzoeking op basis van artikel 49 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en concludeerde dat er geen belangrijk strafvorderlijk voorschrift was geschonden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, cocaïne en een jammer. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 17 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten.

De rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van het bezit van vuurwapens en harddrugs, vooral gezien de omstandigheden waaronder het wapen was aangetroffen, namelijk onder het matras van een 14-jarige. De combinatie van feiten en het gebrek aan normbesef bij de verdachte rechtvaardigde een zware straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700046-18
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
12 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Bonaire (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] ,
gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 mei 2018. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte alleen of samen met een ander een automatisch vuurwapen, munitie, cocaïne en een jammer voorhanden heeft gehad (3 feiten).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte op 25 januari 2018 in een woning in Heerlen een automatisch vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. Ook had de verdachte een hoeveelheid van 51,2 gram cocaïne in die woning voorhanden en een verboden radiozendapparaat, een jammer.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende verdenking was om de woning waar de verdachte verbleef binnen te gaan. Het binnentreden en de daarop volgende doorzoeking zijn onrechtmatig geweest. De anonieme informatie waarop het binnentreden gebaseerd is, was ontoereikend en niet nader onderbouwd met relevante onderzoeksgegevens (onvoldoende “opgeplust”). Dat levert een onherstelbaar en ernstig vormverzuim op waardoor de verdachte zodanig nadeel ondervonden heeft, dat het bewijs dat door het onrechtmatig optreden is verkregen niet mag worden gebruikt. Dat betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het nadeel van de verdachte is volgens de raadsman gelegen in de schending van het huisrecht. Dat zou volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad op zichzelf nog niet hoeven te betekenen dat bewijs moet worden uitgesloten, maar als dat niet gebeurt, ligt een structureel schenden van de regels door politie en justitie op de loer. Voor de in deze zaak gehanteerde doorzoekingsbevoegdheid van artikel 49 van de Wet wapens en munitie geldt immers niet de waarborg van een toets door de rechter-commissaris. De Hoge Raad biedt de rechtbank ruimte om een normerend signaal af te geven om te voorkomen dat op te lichte gronden gebruik gemaakt wordt van die bevoegdheid.
Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat de feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het vormverzuimverweer
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Zij is van oordeel dat er voldoende reden was om de woning waar de verdachte op 25 januari 2018 verbleef binnen te gaan en te doorzoeken. Artikel 49 van de Wet wapens en munitie geeft de bevoegdheid aan de politie om een doorzoeking ter inbeslagneming van wapens en munitie te doen. Deze bevoegdheid geldt als de ruimst bemeten bevoegdheid tot doorzoeking in het Nederlandse strafprocesrecht. De doorzoekingsbevoegdheid kan zelfs worden gehanteerd in gevallen waarin nog geen sprake is van een concrete verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de veiligheid van de maatschappij gediend is met een voortvarend opsporen en in beslag nemen van illegale wapens en munitie. Voor de uitoefening van de bevoegdheid volstaat dat de politie redelijkerwijs kan vermoeden dat zich op een bepaalde plaats een wapen bevindt.
De anonieme informatie die in deze zaak ter beschikking werd gesteld aan de politie door de afdeling Team Criminele Inlichtingen hield in:

[verdachte] verblijft bij zijn vriendin op Heerlerheide. [verdachte] is zeer gewelddadig. Enkele maanden geleden was hij in het bezit van een pistoolmitrailleur met een lang magazijn. [verdachte] heeft in die tijd rondgevraagd voor munitie. Ook heeft hij een kogelvrij vest in zijn bezit.
De politie heeft vervolgens onderzocht wie deze vriendin was en waar zij woonde. Dat betrof het adres [naam 1] te Heerlen, gelegen in de wijk Heerlerheide, alwaar ook twee jonge kinderen met de naam [naam verdachte] ingeschreven stonden.
De informatie die zo beschikbaar was, beoordeelt de rechtbank als voldoende specifiek en gedetailleerd om als juridische basis te dienen om te proberen het wapen in beslag te nemen. In het kader van artikel 49 Wet wapens en munitie behoeft een zaak niet verder “opgeplust” te worden. De raadsman heeft nog gewezen op het alternerend gebruik van de tegenwoordige en verleden tijd door de informant. Dat suggereert dat op het moment van het politieoptreden geconcludeerd kon worden dat er inmiddels geen wapen meer zou zijn, zodat de grond voor het optreden weer vervallen zou zijn, maar dat volgt de rechtbank niet.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen belangrijk strafvorderlijk voorschrift is geschonden. Nu er geen sprake is van enig vormverzuim, is er geen reden om te onderzoeken of het door middel van de binnentreding en doorzoeking verkregen materiaal dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsmiddelen
Op 25 januari 2018 is de woning in Heerlen, gelegen aan de [naam 1] , doorzocht, alwaar de verdachte zou verblijven. [2] Bij die doorzoeking zijn aangetroffen:
1. een automatisch vuurwapen met patroonhouder, inclusief 17 patronen. Op het wapen lag een schoudertasje met daarin een patroonhouder, inclusief patronen en een doosje gedeeltelijk gevuld met munitie (27 patronen); [3] [4]
51,1 gram en 0,2 gram van een materiaal dat op cocaïne leek; [5]
3. een stoorzender. [6]
Deze voorwerpen werden nader onderzocht. Het bleek te gaan om:
1. een automatisch vuurwapen van het merk Zastava, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie II sub 2 en 3 van de Wet wapens en munitie, model 84 kaliber 7,65 mm Browning; [7]
2. twee patroonmagazijnen, die bij het proefschieten functioneerden in het onderzochte automatische vuurwapen en derhalve onderdelen zijn waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is; [8]
27 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm Browning, geschikt om met het automatische vuurwapen afgevuurd te worden, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [9]
4. materiaal bevattende cocaïne; [10]
5. een radiozendapparaat, te weten een (draagbare) multiband GSM900/GPS/GSM1800/DECT/UMTS/RLAN (WiFi)/LTE jammer, een verstoorder, bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De jammer is gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties te verstoren die door andere toepassingen worden gebruikt. Uitgesloten is dat voor dit apparaat een vergunning wordt verleend. [11]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat al deze zaken hem toebehoorden. [12] Dat alles levert wettig en overtuigend bewijs op voor de feiten 1, 2 en 3. De vraag is verder nog of ook andere personen die in de woning verbleven, wetenschap (moeten) hebben gehad van de aanwezigheid van deze zaken. De rechtbank kan die conclusie alleen trekken voor de voorwerpen genoemd onder 1 en 2. Het wapen inclusief patronen werd immers aangetroffen onder de matras van het bed van de 14-jarige [naam 2] , die daarop lag te slapen op het moment van binnentreden. [13] Voor de rechtbank betekent dit dat [naam 2] gemerkt en geweten moet hebben wat er onder zijn matras lag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 25 januari 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander:
- een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (merk Zastava
model 84. kaliber 7,65 mm Browning) en
- munitie van categorie III, te weten 48 kogelpatronen (kaliber 7,65 mm
Browning),
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 25 januari 2018 in de gemeente Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 51,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
op 25 januari 2018 in de gemeente Heerlen opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een (draagbare) multiband GSM900/GPS/GSM1800/DECT/UMTS/RLAN (WiFi)/LTE "jammer", aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radiozendapparaat geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, wan de Wet wapens en munitie
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 3
overtreding van een voorschrift gesteld bij de Telecommunicatiewet, artikel 10.15, eerste lid, opzettelijk begaan
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd van 15 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, voor het geval de rechtbank zijn vrijspraakverweer niet volgt, te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van niet meer dan 12 maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in het bezit was van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie, harddrugs en een jammer, een zender die geschikt is om doelgericht de mobiele communicatie te verstoren van bijvoorbeeld de politie en hulpdiensten en die dus een populair item is in het criminele milieu. De combinatie van feiten duidt erop dat de verdachte zich in dat milieu ophoudt. Dat is niet voor de eerste keer. Gelet op zijn strafblad, waarop te zien is dat hij in 2009 en 2010 is veroordeeld tot forse straffen voor overtreding van de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en voor diefstal in vereniging met geweld, betekenen de onderhavige feiten een terugkeer van de verdachte in dat milieu. Een hoeveelheid van 51 gram cocaïne kan immers niet als een hoeveelheid voor eigen gebruik worden aangemerkt. Dat is meer een handelshoeveelheid. Het bezit van een automatisch vuurwapen past ook bij betrokkenheid bij drugshandel of andere criminele activiteiten/plannen. Drugscriminelen bedienen zich van (het dreigen met) wapengeweld om hun activiteiten te kunnen blijven ontplooien en deinzen er niet voor terug om met elkaar af te rekenen, waarbij soms in het wilde weg geschoten wordt en willekeurige burgers het slachtoffer worden. Vervolgens denkt men zich weer te moeten bewapenen om zichzelf tegen de concurrent te beschermen.
Drugsgebruik en -handel veroorzaken aanzienlijke overlast. De gezondheid van de vaak verslaafde gebruikers wordt bedreigd en zij op hun beurt bekostigen hun verslaving vaak weer door strafbare feiten te plegen. Zo is een voortdurende keten van negatieve effecten op de maatschappij gaande. Ook het bezit van vuurwapens is maatschappelijk zeer ongewenst, zeker als er een relatie gelegd kan worden met drugs. Dit zijn meer algemene redenen waarom de feiten ernstig zijn. Specifiek voor deze zaak is dat de rechtbank het zeer kwalijk vindt dat het een geladen automatisch vuurwapen betrof dat de verdachte onder het matras had liggen van een 14-jarige, in een woning waar verder nota bene ook nog twee peuters verbleven. De rechtbank vindt dat onbegrijpelijk. Anders gezegd: er is bij de verdachte sprake van een ernstig gebrek aan normbesef. Bij de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte past dan ook geen andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur.
Er is formeel strafrechtelijk gezien geen sprake van recidive, maar het strafblad van de verdachte telt toch als strafverzwarend mee. De verdachte is eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Dat levert naar het strafrechtelijke criterium voor recidive geen reden op om extra straf op te leggen, omdat die feiten inmiddels te lang geleden gepleegd zijn. Anderzijds is de verdachte, zoals hiervoor gemeld, geen onbeschreven blad: zijn strafblad laat zien dat hij al vanaf 2004 in aanraking is gekomen met politie en justitie voor ernstige feiten. Een dergelijke criminele carrière werkt strafverzwarend.
Voor het bezit van harddrugs kan de rechtbank gebruik maken van oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Die vermelden bij een hoeveelheid harddrugs van 50 gram een taakstraf, maar gelet op de combinatie van ernstige feiten en het strafblad is dat voor de rechtbank geen gepaste straf. Voor het bezit van een automatisch vuurwapen geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. Omdat het wapen van de verdachte voorzien was van een magazijn met munitie en er een ruime hoeveelheid losse bijpassende munitie is aangetroffen, vindt de rechtbank een verhoging ten opzichte van dit uitgangspunt gepast en geboden. Daar komen de strafverzwarende omstandigheden nog bij waaronder het wapen en de munitie zijn aangetroffen. Die rechtvaardigen ook een aanzienlijke verhoging. Voor het hebben van een jammer zijn geen oriëntatiepunten voorhanden, maar in vergelijkbare zaken wordt eveneens gekozen voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maanden.
Alles afwegend beschouwt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 17 maanden een gepaste en noodzakelijke straf. Daarmee gaat de rechtbank boven de eis van de officier van justitie uit. De rechtbank vindt dat noodzakelijk gelet op de combinatie van ernstige feiten, het gebrek aan normbesef bij de verdachte en zijn strafblad, de omstandigheden waaronder het automatische wapen is aangetroffen en het belang de maatschappij te beschermen tegen wapens en harddrugs.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op:
  • de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet;
  • artikel 10.15 van de Telecommunicatiewet;
  • de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. R. Verkijk en mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2018.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2018 in de gemeente Heerlen, tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen:
- een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (merk Zastava
model 84. kaliber 7,65mm Browning) en/of
- munitie van categorie III, te weten 48 kogelpatronen (kaliber 7,65mm
Browning),
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2018 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 51,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 25 januari 2018 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radiozendapparaten, te weten een (draagbare) multiband GSM900/GPS/GSM1800/DECT/UMTS/RLAN (WiFi)/LTE "jammer", heeft/hebben aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd en/of aanwezig heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder(s) van die radiozendapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het Proces-verbaal Einddossier van Politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB2R018010 ATLANTA/LB2R018010, gesloten d.d. 25 maart 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 217C.
2.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, dossierpagina 24 en 25.
3.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, dossierpagina 25 en de kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 40 en 41.
4.Het proces-verbaal sporenonderzoek, dossierpagina 71 en 72, o.v.v. SIN-nummers AAJL5441NL, AAJL5443NL, AAJL5446NL,AAJL5442NL, AAJL5445NL en AAJL5444NL.
5.De kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 56 en 57, betreffende een hoeveelheid van 51,1 gram netto en een partij van 0,2 gram o.v.v. Spooridentificatienummers AAKB5609NL en AAKB5610NL.
6.De kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina 37.
7.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek, dossierpagina, 65 en 66.
8.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek, dossierpagina 67.
9.Het proces-verbaal relaterende een onderzoek, dossierpagina 68.
10.Het deskundigenrapport van 23 februari 2018, opgemaakt dooring. C.M.M. Diever-Heezen, verbonden aan het NFI, o.v.v. kenmerknummers AAKB5609N en AAKB5610NL.
11.Het rapport van bevindingen technisch onderzoek van 20 maart 2018, dossierpagina 93 tot en met 95.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 145 tot en met 148.
13.Het proces-verbaal van binnentreden, dossierpagina 24 onderaan en 25 midden van de pagina en 26 onder opmerking verbalisant.