3.3Het oordeel van de rechtbank
Het vormverzuimverweer
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Zij is van oordeel dat er voldoende reden was om de woning waar de verdachte op 25 januari 2018 verbleef binnen te gaan en te doorzoeken. Artikel 49 van de Wet wapens en munitie geeft de bevoegdheid aan de politie om een doorzoeking ter inbeslagneming van wapens en munitie te doen. Deze bevoegdheid geldt als de ruimst bemeten bevoegdheid tot doorzoeking in het Nederlandse strafprocesrecht. De doorzoekingsbevoegdheid kan zelfs worden gehanteerd in gevallen waarin nog geen sprake is van een concrete verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de veiligheid van de maatschappij gediend is met een voortvarend opsporen en in beslag nemen van illegale wapens en munitie. Voor de uitoefening van de bevoegdheid volstaat dat de politie redelijkerwijs kan vermoeden dat zich op een bepaalde plaats een wapen bevindt.
De anonieme informatie die in deze zaak ter beschikking werd gesteld aan de politie door de afdeling Team Criminele Inlichtingen hield in:
“
[verdachte] verblijft bij zijn vriendin op Heerlerheide. [verdachte] is zeer gewelddadig. Enkele maanden geleden was hij in het bezit van een pistoolmitrailleur met een lang magazijn. [verdachte] heeft in die tijd rondgevraagd voor munitie. Ook heeft hij een kogelvrij vest in zijn bezit.”
De politie heeft vervolgens onderzocht wie deze vriendin was en waar zij woonde. Dat betrof het adres [naam 1] te Heerlen, gelegen in de wijk Heerlerheide, alwaar ook twee jonge kinderen met de naam [naam verdachte] ingeschreven stonden.
De informatie die zo beschikbaar was, beoordeelt de rechtbank als voldoende specifiek en gedetailleerd om als juridische basis te dienen om te proberen het wapen in beslag te nemen. In het kader van artikel 49 Wet wapens en munitie behoeft een zaak niet verder “opgeplust” te worden. De raadsman heeft nog gewezen op het alternerend gebruik van de tegenwoordige en verleden tijd door de informant. Dat suggereert dat op het moment van het politieoptreden geconcludeerd kon worden dat er inmiddels geen wapen meer zou zijn, zodat de grond voor het optreden weer vervallen zou zijn, maar dat volgt de rechtbank niet.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen belangrijk strafvorderlijk voorschrift is geschonden. Nu er geen sprake is van enig vormverzuim, is er geen reden om te onderzoeken of het door middel van de binnentreding en doorzoeking verkregen materiaal dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsmiddelen
Op 25 januari 2018 is de woning in Heerlen, gelegen aan de [naam 1] , doorzocht, alwaar de verdachte zou verblijven.Bij die doorzoeking zijn aangetroffen:
1. een automatisch vuurwapen met patroonhouder, inclusief 17 patronen. Op het wapen lag een schoudertasje met daarin een patroonhouder, inclusief patronen en een doosje gedeeltelijk gevuld met munitie (27 patronen);
51,1 gram en 0,2 gram van een materiaal dat op cocaïne leek;
3. een stoorzender.
Deze voorwerpen werden nader onderzocht. Het bleek te gaan om:
1. een automatisch vuurwapen van het merk Zastava, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie II sub 2 en 3 van de Wet wapens en munitie, model 84 kaliber 7,65 mm Browning;
2. twee patroonmagazijnen, die bij het proefschieten functioneerden in het onderzochte automatische vuurwapen en derhalve onderdelen zijn waarop de Wet wapens en munitie van toepassing is;
27 kogelpatronen, kaliber 7,65 mm Browning, geschikt om met het automatische vuurwapen afgevuurd te worden, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
4. materiaal bevattende cocaïne;
5. een radiozendapparaat, te weten een (draagbare) multiband GSM900/GPS/GSM1800/DECT/UMTS/RLAN (WiFi)/LTE jammer, een verstoorder, bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De jammer is gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties te verstoren die door andere toepassingen worden gebruikt. Uitgesloten is dat voor dit apparaat een vergunning wordt verleend.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat al deze zaken hem toebehoorden.Dat alles levert wettig en overtuigend bewijs op voor de feiten 1, 2 en 3. De vraag is verder nog of ook andere personen die in de woning verbleven, wetenschap (moeten) hebben gehad van de aanwezigheid van deze zaken. De rechtbank kan die conclusie alleen trekken voor de voorwerpen genoemd onder 1 en 2. Het wapen inclusief patronen werd immers aangetroffen onder de matras van het bed van de 14-jarige [naam 2] , die daarop lag te slapen op het moment van binnentreden.Voor de rechtbank betekent dit dat [naam 2] gemerkt en geweten moet hebben wat er onder zijn matras lag.