ECLI:NL:RBLIM:2018:8409

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
7103632 CV EXPL 18-4658
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming na beëindiging huurovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 5 september 2018, is een kort geding aan de orde waarin verhuurder vordert dat huurders ontruimen na het beëindigen van hun huurovereenkomst. De huurovereenkomst, die op 25 augustus 2018 eindigde, was aangegaan voor een jaar met een maandelijkse huurprijs van € 750,-. Verhuurder heeft huurders tijdig geïnformeerd over de beëindiging van de overeenkomst en vordert nu ontruiming van het gehuurde pand aan de [adres 2] te [woonplaats]. Huurders hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering tot ontruiming, maar zijn wel in het kort geding verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat huurders zonder recht of titel in de woning verblijven en dat de ontruiming daarom gerechtvaardigd is. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 15 oktober 2018, wat als redelijk wordt beschouwd gezien de omstandigheden. Daarnaast is de vordering tot betaling van de huurprijs vanaf 1 september 2018 tot de ontruiming toegewezen, evenals de proceskosten die door verhuurder zijn gemaakt.

De rechter heeft huurders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurprijs en de proceskosten, en heeft bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat verhuurder direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De kosten aan de zijde van verhuurder zijn begroot op € 727,81, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De rechter heeft ook de wettelijke rente over deze kosten toegewezen, met een redelijke termijn van twee weken na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7103632 CV EXPL 18-4658
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 5 september 2018
in de zaak van
[eiser],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. D.N. Lavain,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend [adres 2] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.J. Baltus.
Partijen zullen hierna verhuurder en huurders genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 31 juli 2018
- de brief van 22 augustus 2018 zijdens verhuurder met een aanvullende productie
- de mondelinge behandeling op 23 augustus 2018, bij welke gelegenheid huurders een lijst ‘aangeschafte spullen in en buiten huis’ hebben over gelegd en verhuurder zijn eis heeft verminderd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten, waarin staat dat verhuurder met ingang van 26 augustus 2017 voor een maandelijkse huurprijs van € 750,- aan huurders de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] verhuurt voor de duur van één jaar.
2.2.
Verhuurder heeft huurders bij deurwaardersexploot van 20 juni 2018 geïnformeerd dat de huurovereenkomst op 25 augustus 2018 eindigt.

3.Het geschil

3.1.
Verhuurder vordert na vermindering van eis, samengevat, dat huurders hoofdelijk worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde uiterlijk 15 oktober 2018 en tot
- betaling van € 750,00 voor elke maand, of een evenredig gedeelte daarvan, ingaande 1 september 2018 tot de ontruiming,
- betaling van de proceskosten, vermeerderd met rente, en nakosten.
3.2.
Huurders voeren niet langer verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Huurders erkennen dat de huurovereenkomst op 25 augustus 2018 van rechtswege eindigt en dat zij per 26 augustus 2018 zonder recht of titel in de woning verblijven. Dit betekent dat de gevorderde ontruiming voor toewijzing in aanmerking komt.
Huurders kunnen zich vinden in de na eisvermindering gevorderde ontruimingstermijn, die naar de gegeven omstandigheden redelijk is te achten. Huurders zijn immers al in februari 2018 door verhuurder ervan op de hoogte gesteld dat de huurovereenkomst niet wordt verlengd. De termijn van ontruiming zal daarmee worden bepaald op 15 oktober 2018.
4.3.
De vordering tot betaling van € 750,- met ingang van 1 september 2018 tot de maand (of gedeelte van de maand) van de uiteindelijke ontruiming van een bedrag gelijk aan de huurprijs (of - zoals ter zitting uitdrukkelijk is gewijzigd: bij een deel van een maand een evenredig gedeelte van de huurprijs) is niet weersproken en wordt eveneens toegewezen.
4.4.
De vorderingen van verhuurder liggen daarmee voor toewijzing gereed. Bij deze uitkomst van de procedure dienen huurders als de in het ongelijk gestelde partij te worden aangemerkt, zodat huurders verplicht dienen te worden gewezen in de proceskosten. De kosten aan de zijde van verhuurder worden begroot op 727,81, bestaande uit € 226,00 aan griffierecht, € 101,81 aan explootkosten en € 400,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van een redelijke termijn van twee weken na betekening van het vonnis.
4.5.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beoordeling

De kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt huurders om uiterlijk 15 oktober 2018 het gehuurde aan de [adres 2] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen met alle zich daarin bevindende personen en goederen, en met afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking leeg en bezemschoon aan verhuurder te stellen,
5.2.
veroordeelt huurders hoofdelijk, zo dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan verhuurder tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 750,00 voor iedere maand of een evenredig gedeelte van € 750,- voor ieder deel van de maand dat het gehuurde vanaf 1 september 2018 niet is ontruimd,
5.3.
veroordeelt huurders hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van verhuurder, tot de datum van dit vonnis begroot op € 727,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de dag van betekening van dit vonnis indien dan nog niet is betaald,
5.4.
veroordeelt huurders hoofdelijk onder de voorwaarde dat huurders niet binnen twee weken na aanschrijving door verhuurder volledig aan de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.3 voldoen, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van dit vonnis,
met dien verstande dat de nakosten niet verschuldigd zullen zijn indien huurders uiterlijk 15 oktober 2018 aan de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.3 voldoen,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
NIv