Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
beiden wonend [adres 2] ,
[woonplaats] ,
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 5 september 2018, is een kort geding aan de orde waarin verhuurder vordert dat huurders ontruimen na het beëindigen van hun huurovereenkomst. De huurovereenkomst, die op 25 augustus 2018 eindigde, was aangegaan voor een jaar met een maandelijkse huurprijs van € 750,-. Verhuurder heeft huurders tijdig geïnformeerd over de beëindiging van de overeenkomst en vordert nu ontruiming van het gehuurde pand aan de [adres 2] te [woonplaats]. Huurders hebben geen verweer gevoerd tegen de vordering tot ontruiming, maar zijn wel in het kort geding verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat huurders zonder recht of titel in de woning verblijven en dat de ontruiming daarom gerechtvaardigd is. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op 15 oktober 2018, wat als redelijk wordt beschouwd gezien de omstandigheden. Daarnaast is de vordering tot betaling van de huurprijs vanaf 1 september 2018 tot de ontruiming toegewezen, evenals de proceskosten die door verhuurder zijn gemaakt.
De rechter heeft huurders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurprijs en de proceskosten, en heeft bepaald dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat verhuurder direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De kosten aan de zijde van verhuurder zijn begroot op € 727,81, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De rechter heeft ook de wettelijke rente over deze kosten toegewezen, met een redelijke termijn van twee weken na betekening van het vonnis.