ECLI:NL:RBLIM:2018:8337

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
03/995006-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en valsheid in geschrift door bestuurders van zorginstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 4 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met haar medeverdachte, de bestuurder van Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL), is beschuldigd van verduistering en valsheid in geschrift. De verdachte, die in dienst was bij SGL en later bij [naam BV], werd beschuldigd van het medeplegen van verduistering van aanzienlijke bedragen, waaronder gelden die bestemd waren voor zorgverlening, en het opmaken van valse documenten om deze verduistering te verdoezelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar medeverdachte zich schuldig hadden gemaakt aan het opmaken van een valse aanvulling op de samenwerkingsovereenkomst tussen SGL en [naam BV], waarin een onterecht hoog budget werd vastgesteld. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de verduistering van kunst, paarden, en onroerend goed, en dat zij zich had toegeëigend wat in wezen gemeenschapsgeld was, bedoeld voor zorg aan gehandicapten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de rol van de verdachte en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/995006-12
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.M.H. Römkens, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 19, 20, 22, 25, 26, 27 en 28 juni 2018. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officieren van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting vervolgens gesloten op de zitting van 21 augustus 2018.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht (bijlage I).
De verdenking komt er, na wijziging tenlastelegging, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1: samen met een ander of anderen facturen, een brief, een Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten en een schriftelijke volmacht heeft vervalst, dan wel hieraan medeplichtig is geweest;
feit 2: samen met een ander of anderen, die de geldbedragen en/of goederen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had, geldbedragen en/of paarden, kunstvoorwerpen, horloges, onroerende goederen, audiovisuele apparatuur en fitnessapparatuur voor in totaal € 1.659.530,- heeft verduisterd van SGL;
feit 3: samen met een ander of anderen de Raad van Toezicht van SGL heeft opgelicht voor in totaal € 179.301,-, dan wel hieraan medeplichtig is geweest;
feit 4: als manager backoffice en/of bedrijfsdirecteur van [naam BV] samen met een ander of anderen, geldbedragen en/of paarden, loon werknemer en onroerende goederen voor in totaal € 235.023,- heeft verduisterd van [naam BV] .
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in de bewezenverklaring door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank heeft ter terechtzitting de onderdelen van de tenlastelegging aan de hand van een behandelschema besproken, welk behandelschema aan dit vonnis is gehecht (bijlage II).
De rechtbank zal in dit vonnis dezelfde volgorde aanhouden bij de bespreking van de onderdelen van de tenlastelegging, met uitzondering van feitonderdeel 26.

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat (a) sprake is van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn en (b) de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd zodanige gebreken kent dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces is geschonden. [verdachte] is dan ook niet in de gelegenheid gesteld om de onjuiste conclusies van de Belastingdienst en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) te weerleggen. Het onderzoek getuigt van vooringenomenheid. De FIOD en het Openbaar ministerie (OM) borduren voort op de onjuiste conclusies van de Belastingdienst, die nergens op zijn gebaseerd. Feitenonderzoek vindt niet plaats. Ontlastend materiaal wordt niet aan het dossier toegevoegd. Aan getuigen worden onjuiste conclusies voorgelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het OM kan worden ontvangen in de vervolging van [verdachte] . Van grove vormverzuimen en/of grove schending van andere processuele beginselen is geen sprake. Een overschrijding van de redelijke termijn kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.
3.3
De beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Op de regiezitting van 6 en 8 november 2017 is in deze zaak ook een verzoek tot niet‑ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie gedaan. De daarvoor thans aangedragen argumenten zijn ook destijds door de verdediging naar voren gebracht. De rechtbank heeft op de zitting van 10 november 2017 geoordeeld dat er op dezelfde gronden als overwogen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] geen grond is voor niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie wegens vermeende ernstige gebreken in het (voor)onderzoek naar verdachte.
In de zaak van medeverdachte [medeverdachte] heeft de rechtbank op de zitting van 10 november 2017 als volgt beslist en overwogen [1] :
‘Het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring berust kort samengevat in de woorden van de rechtbank op het argument dat de wijze waarop het onderzoek is gevoerd, zodanige gebreken kent dat het recht op een eerlijk proces geschonden is. Dat komt volgens verdachte [medeverdachte] door het volgende:
In de aanvang van het onderzoek heeft de FIOD de Belastingdienst aangestuurd;
Daardoor had het boekenonderzoek van de Belastingdienst dat formeel gericht was op de [naam stichting 1] (verder: [naam stichting 1] ) en [naam BV] (verder: [naam BV] ) alleen maar tot doel verdachte te kunnen belasten;
Daardoor was de controlerend ambtenaar bevooroordeeld en stond de uitkomst van het belastingonderzoek bij [naam BV] al vast voordat het onderzoek begon;
In het belastingonderzoek van [naam BV] zijn aan verdachte geen vragen gesteld. Op basis van dit onderzoek is aan hem privé een aanslag voor de Inkomstenbelasting (IB) opgelegd zonder dat hij gehoord is;
Het onderzoek van de Belastingdienst is een slecht onderzoek dat niet is gebaseerd op feiten. De inspecteur heeft op basis van dit onderzoek verdachte aanvankelijk voor het gebruik van de zorgmanege belast voor een bedrag van anderhalf miljoen euro, dat recentelijk in rechte is gecorrigeerd tot 17.000 euro op jaarbasis, bij welke gelegenheid het boekenonderzoek als bestuurlijk onbehoorlijk is gekwalificeerd en de conclusies geen stand hebben gehouden. De FIOD heeft voortgeborduurd op onderzoeksresultaten waarvan is gebleken dat zij nergens op zijn gebaseerd. Door de naar aanleiding van het FIOD-onderzoek ontstane negatieve publiciteit (‘miljoenenfraude in de zorg’) waren veel getuigen niet bereid om nog in het voordeel van verdachte te verklaren;
Aan een aantal getuigen is daarenboven uitvoerig geciteerd uit de door controlerend ambtenaar [getuige 1] tegenover de FIOD afgelegde verklaring, welke verklaring niet is gebaseerd op juiste feiten, zoals al blijkt uit de gecorrigeerde aanslag IB;
Vragen die de verdediging aan getuigen bij de rechter-commissaris wilde stellen over de hierboven beschreven gang van zaken werden belet;
De FIOD heeft vanuit vooringenomenheid en tunnelvisie alleen die documenten gebruikt en aan het dossier toegevoegd die de beschuldigingen ondersteunen.
Naast voormelde door de verdediging gestelde gebreken heeft de verdediging gewezen op het feit dat de redelijke termijn in deze zaak inmiddels ruimschoots is overschreden.
De rechtbank zal deze argumenten per onderdeel bespreken en beoordelen.
Ad i. De aanleiding voor het strafrechtelijk onderzoek is in het procesdossier beschreven in hoofdstuk 2 (blz. 24-29) van het algehele overzichtsproces-verbaal (OPV). De rechtbank vat de beschreven gebeurtenissen voor zover hier van belang als volgt samen:
a. Op 20 november 2008 meldt een medewerkster van het CZ-Zorgkantoor de FIOD een door CZ ontvangen signaal over fraude bij SGL. AWBZ-gelden zouden ten onrechte worden gebruikt voor de aankoop van een manege en warmbloedpaarden. CZ had begin 2007 (van een journalist) en begin 2008 (via de NZa) ook signalen gehad over fraude bij SGL;
b. De FIOD onderzoekt daarop open bronnen over SGL, [naam stichting 1] en [naam BV] ;
c. De FIOD doet op 25 november 2008 navraag bij de Belastingdienst en verneemt dat er van SGL over 2004 een summier controlerapport is, dat in 2007 iemand anoniem heeft gemeld dat SGL op formeel onjuiste gronden een manege zou exploiteren en dat er bij [naam BV] , die de manege zou exploiteren, nog geen boekenonderzoek is geweest.
d. De FIOD ontvangt op 20 januari 2009 een (op dat moment) anonieme brief uit handen van de voorzitter van het RIEC [naam voorzitter] , onder andere over het uitbaten door [naam BV] van een manege met 44 paarden waarvan er maar één of twee door gehandicapten bereden konden worden. Dit zou tot stand zijn gekomen met geld van SGL. [medeverdachte] zou met geld van SGL op grote schaal onroerend goed hebben gekocht en kostbare kunstvoorwerpen die voorheen bij SGL hingen, in zijn huis hebben hangen.
e. Na overleg tussen FIOD en Belastingdienst op 22 januari 2009 heeft, vanwege het op dat moment ontbreken van concrete verdenkingen, de Belastingdienst besloten een boekenonderzoek te doen bij SGL.
f. De FIOD heeft op 8 maart 2010 bij de Belastingdienst geïnformeerd naar de bevindingen van het onderzoek. Daarbij bleek dat er geen voortgang in het boekenonderzoek zat, waarbij de Belastingdienst de indruk had dat het onderzoek door SGL onnodig werd vertraagd en opgehouden.
g. Op 8 juni 2010 kwam er een anonieme brief, naar achteraf blijkt afkomstig van [getuige 2] , binnen bij de Belastingdienst over [naam BV] , die voor de Belastingdienst reden was om bij [naam BV] een boekenonderzoek in te stellen.
h. Via [naam voorzitter] werd medio juni 2010 bekend dat [getuige 2] de schrijver was van de anonieme brief. De FIOD besluit vervolgens op 27 augustus 2010 in overleg met het Openbaar Ministerie, mede omdat het boekenonderzoek werd tegengewerkt, om [getuige 2] en [getuige 3] (de verkoper van de manege aan [naam stichting 1] ) te horen. Dit is op 2 en 23 september 2010 gebeurd. [getuige 2] doet tijdens zijn verhoor aangifte van valsheid in geschrifte en verduistering tegen [medeverdachte] .
i. In november 2010 vond er een bijeenkomst plaats tussen OM, FIOD en Belastingdienst, waarbij door de (contactambtenaar van de) Belastingdienst informatie werd uitgewisseld met de FIOD.
j. Het voorgaande leidde tot een verdenking in maart 2011. De zaak is daarop aangemeld in het Tripartite Overleg. Deze overleggen vonden plaats op 7 april 2011 en 9 juni 2011. In het overleg van 9 juni 2011 werd besloten tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek, waarna in oktober 2011 het onderzoeksteam Mustang werd gevormd.
Uit het OPV en de toelichting daarop van de officier van justitie op de zitting blijkt dat het traject tot de vorming van het onderzoeksteam vanuit de FIOD (zie hier sub j) wordt begeleid door de zogenaamde afdeling Account van de FIOD. Deze afdeling onderzoekt meldingen en aanwijzingen en werkt ze eventueel uit tot verdenkingen. Dat onderzoek vindt plaats door onderzoek in openbare registers en op internet (zie hier sub b). Een van hun informatiebronnen is ook de Belastingdienst (zie hier sub c). Als er nog geen verdenking is, kan de Belastingdienst besluiten om een controle onderzoek te verrichten (zie hier sub e). De FIOD kan verzoeken om de bevindingen van dat onderzoek te ontvangen (zie hier sub f). De FIOD kan ook zelf personen horen (zie hier sub h). Los daarvan kan de Belastingdienst ook zelf aan de hand van meldingen (zie hier sub g) besluiten om een boekenonderzoek uit te voeren (zie hier sub g).
De toelichting door de officier van justitie dat de leden van het onderzoeksteam niet betrokken zijn geweest bij de vorming van de verdenking, wordt ondersteund door de verklaringen van de FIOD ambtenaren [naam FIOD ambtenaar 1] en [naam FIOD ambtenaar 2] dat zij pas vanaf oktober 2011 kennis krijgen van en betrokken raken bij dit onderzoek. Zij ontvangen dan het overzicht en de bevindingen van het Account-onderzoek en zetten hun eigen onderzoek daarop voort. Een van de vele onderzoekshandelingen die zij hebben gedaan, is het horen van [getuige 1] , die het boekenonderzoek bij [naam BV] heeft verricht. [getuige 1] beschrijft als getuige de aanleiding tot het boekenonderzoek bij [naam BV] (G03-01, blz. 2). Een van de vijf redenen voor dat onderzoek is de ‘klikbrief’ over misstanden bij [naam BV] (zie sub g).
De rechtbank is van oordeel dat de in het OPV beschreven gang van zaken helder en transparant is. Van aansturing door de FIOD van het door de Belastingdienst verrichte onderzoek blijkt niet uit het procesdossier.
Ad ii. en ad iii. De stelling van verdachte dat het onderzoek van de Belastingdienst door de FIOD is gestuurd en alleen maar tot doel had om hem te belasten, wordt door verdachte voornamelijk onderbouwd met de redenering dat als het onderzoek ‘eerlijk’ zou zijn uitgevoerd, gebleken zou zijn dat de beschuldigingen die er nu liggen, ongegrond zijn. Dat die beschuldigingen ongegrond zijn, blijkt volgens verdachte uit het gegeven dat zijn bijtelling IB inzake [naam BV] in rechte verminderd is van 1,5 miljoen euro naar 17 duizend euro.
Dat het onderzoek bij [naam BV] slechts met het doel zou zijn ingesteld om informatie te krijgen over [medeverdachte] en dat van dat onderzoek de vooringenomenheid afstraalt, wordt door de rechtbank niet herkend. Ook de stelling dat het conceptrapport van de Belastingdienst en de door [getuige 1] afgelegde verklaringen in het strafrechtelijke onderzoek alleen meningen bevatten, wordt door de rechtbank niet herkend. Verschillende kwesties die in het rapport van de Belastingdienst over [naam BV] worden beschreven, houden tijdens het FIOD onderzoek stand en waren voor de officier van justitie voldoende concreet om ten laste te leggen. Het betreft ernstige verdenkingen. Of, en in hoeverre die verdenkingen gegrond zijn, is onderwerp van onderhavige strafprocedure. In dat onderzoek zijn de bewijsmiddelen zoals deze zich in het procesdossier bevinden, leidend. Of, en in hoeverre aanslagen IB worden opgelegd en standhouden die verband houden met onderwerpen die ook ten laste zijn gelegd, is voor de rechtbank in deze strafzaak niet maatgevend, alleen al om de reden dat niet op basis van dezelfde stukken wordt geoordeeld. De rechtbank heeft verder ook geen kennis van de genoemde aanslagen IB en de procedures inzake de inkomstenbelasting van verdachte. Kortom, van ongeoorloofde sturing door de FIOD of een “geheim” onderzoek naar [medeverdachte] is niet gebleken en de (uitkomsten van de) procedures rondom de inkomstenbelasting van [medeverdachte] in privé hebben geen bewijswaarde in de strafrechtprocedure tegen hem.
Ad iv. In paragraaf 2.2 van het definitief rapport van onderzoek van de Belastingdienst bij [naam stichting 1] en [naam BV] van 15 maart 2013 (bijlage D-231) is het verloop van het onderzoek beschreven. Daaruit blijkt dat de Belastingdienst tijdens het onderzoek alleen gesproken heeft met de accountants en [verdachte] . [verdachte] gaf desgevraagd herhaaldelijk aan dat zij [naam BV] vertegenwoordigde en dat verdachte door haar geïnformeerd werd. Ten tijde van het eerste verhoor van [getuige 1] door de FIOD op 10 november 2011 was het boekenonderzoek nog niet afgerond. [getuige 1] verklaart tijdens dit verhoor dat de uitvoering van het onderzoek gekenmerkt wordt door grote vertraging in het aanleveren van gevraagde gegevens, annuleren van afspraken en opeenvolgende vakanties van personen die bij het onderzoek betrokken zijn. Het conceptrapport dateert van na het verhoor van [getuige 1] . Dit conceptrapport is blijkens de definitieve versie door verdachte becommentarieerd. Uit het in het rapport beschreven verloop van het onderzoek (2.2) blijkt verder dat verdachte op verschillende momenten in de gelegenheid is gesteld om (nader) te reageren. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor de stelling van verdachte dat hij nooit de kans heeft gehad op het rapport van de Belastingdienst te reageren. Ter zitting heeft verdachte nog aangegeven dat hij zich bij de bespreking van zijn commentaar op het conceptrapport heeft laten vertegenwoordigen door adviseurs [naam adviseur 1] en [naam adviseur 2] , omdat [naam adviseur 2] hem gezegd zou hebben dat de Belastingdienst liever niet had dat hij bij dit gesprek aanwezig was. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de Belastingdienst een dergelijke mededeling zou hebben gedaan.
Ad v. Op de zitting heeft de verdediging toegelicht dat het openbaar ministerie in persberichten gesproken heeft over ‘miljoenenfraude’ en dat dit getuigen bang gemaakt heeft om nog in het voordeel van verdachte te getuigen. De rechtbank merkt allereerst op dat of en in hoeverre sprake is van strafbare gedragingen door verdachte onderwerp is van dit strafrechtelijk onderzoek. Voorts merkt de rechtbank op dat bij de waardering van getuigenbewijs altijd scherp gelet moet worden of en in hoeverre getuigen belang kunnen hebben om een eventueel eigen aandeel in vermeend onjuist handelen van een verdachte te ontkennen of te bagatelliseren.
Ad vi. De rechtbank merkt op dat het in het algemeen niet verkeerd is om getuigen te confronteren met bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van andere getuigen. Doorgaans gebeurt dit pas nadat de getuige zijn eigen verklaring heeft gegeven. Uit het dossier blijkt dat dit regelmatig op deze wijze is gebeurd. Verdachte heeft vooral moeite met het confronteren van getuigen met bevindingen uit het belastingonderzoek en/of de als getuige afgelegde verklaringen daarover door [getuige 1] , omdat hij de uitkomsten van dat onderzoek en de verklaringen van die getuige onjuist acht. De rechtbank acht echter de visie van verdachte op de juistheid van een bewijsmiddel niet dragend voor de toelaatbaarheid om een getuige met dat bewijsmiddel te confronteren. Of een getuige door (te vroege) confrontatie beïnvloed is in zijn verklaring en dit de betrouwbaarheid van diens getuigenverklaring aantast, kan onderwerp zijn van debat bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Ad vii. Uit de overwegingen tot nog toe blijkt dat de rechtbank de bezwaren van verdachte over de aanvang van het onderzoek en de wijze waarop het is uitgevoerd, ongegrond vindt. Kleine onjuistheden en onvolkomenheden in onderzoek kunnen in verband met de te behandelen ten laste gelegde feiten worden gecorrigeerd of gesanctioneerd. De uitgangsgedachte van verdachte is echter dat het hele onderzoek tegen hem is opgezet en uitgevoerd met het enkele doel om hem te beschadigen en te belasten. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de juistheid van die uitgangsgedachte. Heel veel door de verdediging gestelde vragen aan getuigen hadden tot doel om die uitgangsgedachte te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris om goede redenen die vragen heeft beperkt of belet.
Ad viii. De rechtbank zal bij de bespreking van de onderzoekswensen nader ingaan op de verzochte nadere stukken. Daaruit zal blijken dat de rechtbank van oordeel is dat toevoeging van extra stukken slechts beperkt nodig is.
Er zijn geen aanwijzingen dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren (ernstig) inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken kan niet leiden tot niet- ontvankelijkheid, maar hooguit tot strafvermindering.’
De rechtbank heeft de zaak op 10 november 2017 verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van twee getuigen en de officier is opdracht gegeven om de stukken van de Raad van Toezicht (RvT) van SGL over de periode 2005 tot en met 2010 die het onderzoeksteam ter beschikking heeft gehad aan het dossier toe te voegen.
Medio december 2017 heeft de officier van justitie RvT-stukken over de periode 2005 tot en met 2010 aan het dossier toegevoegd. De rechter-commissaris heeft de zaak geretourneerd naar de meervoudige kamer, omdat de verdediging zich in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] op het standpunt stelde dat deze stukken incompleet waren en zij voorafgaand aan de verhoren diende te beschikken over alle van belang zijnde stukken. Daarop is besloten een nadere zitting te houden op 12 april 2018. Daar is aan de orde geweest of de officier van justitie met de overgelegde stukken heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat de officier niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. De verdediging heeft gemotiveerd gesteld dat de overgelegde RvT-stukken niet compleet zijn. Op deze zitting heeft de verdediging de rechtbank verder verzocht terug te komen op de op 10 november 2017 genomen beslissingen en de verzoeken van de verdediging alsnog integraal toe te wijzen. Dit laatste verzoek heeft de rechtbank afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren waren gebracht die daar aanleiding toe gaven. Om helder te krijgen wat het onderzoeksteam aan RvT-stukken ter beschikking heeft gehad en wat er mogelijk ontbreekt, is besloten op dit punt (naast de nog te horen getuigen) ook de secretaris van SGL te horen. De getuigenverhoren hebben plaatsgevonden op 23 en 24 mei 2018.
De verdediging heeft voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling het pre-weegdocument van 1 maart 2011 ingebracht. De rechtbank heeft tussentijds geoordeeld dat zij geen verschillen van betekenis ziet tussen het pre-weegdocument en hetgeen over de aanleiding van het onderzoek is opgenomen in het OPV en daarom geen aanleiding ziet terug te komen op de genomen beslissing over de niet-ontvankelijkheid.
Beoordeling van het bij pleidooi gedane verzoek
Bij pleidooi is opnieuw betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de overschrijding van de redelijke termijn en tekortkomingen in het FIOD-onderzoek.
Aanleiding van het onderzoek en de rol van de FIOD en de Belastingdienst
In de beslissing van 10 november 2017 is uitgebreid ingegaan op de aanleiding van het onderzoek zoals dat uit de stukken blijkt. Het door de verdediging later in de procedure ingebrachte pre-weegdocument bevat geen nieuwe informatie die afdoet aan de destijds op grond van deze informatie door de rechtbank getrokken conclusies. Ook hetgeen de verdediging hierover verder naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding tot nader onderzoek en/of bijstelling van het oordeel van de rechtbank. Er zijn geen aanwijzingen dat de FIOD het onderzoek van de Belastingdienst heeft aangestuurd. Beide onderzoeken hebben deels parallel gelopen, maar de rechtbank is nergens uit gebleken dat de rechten van [verdachte] als verdachte in haar strafprocedure zijn geschonden. Evenmin heeft de rechtbank kunnen constateren dat de onderzoeksresultaten van het strafrechtelijk onderzoek zijn verkregen op een manier die de waarborgen op een eerlijk strafproces heeft geschonden.
Het onderzoek door de FIOD
In de beslissing van 10 november 2017 is ingegaan op wat [verdachte] heeft gesteld over de confrontatie van getuigen met de verklaring van [getuige 1] en de wijze waarop het OM deze zaak in de media heeft neergezet in 2012. Daarbij is overwogen dat eventuele beïnvloeding van getuigen door te vroege confrontatie met andere bewijsmiddelen of de invloed van berichten in de media op verklaringen van getuigen onderwerp kan zijn van inhoudelijk debat. De rechtbank constateert dat de verdediging bij pleidooi dit debat niet is aangegaan en geen enkel concreet voorbeeld heeft gegeven waarin sprake zou zijn geweest van een dergelijke beïnvloeding. De rechtbank acht het verwijt daarom ongegrond.
Stukken van de Raad van Toezicht van SGL over de jaren 2005-2010
De officier van justitie heeft zeven ordners overgelegd met opschriften SGL RvT jaren 2005 tot en met 2010. De ordners zijn verder voorzien van FIOD stickers met bijlagennummer 44992 en codes J-022, J-023, J-018, J-019, J-024, J-021 en J-020. De FIOD heeft aangegeven dat dit een kopie is van een eerder door de FIOD aan de Belastingdienst verstrekte kopie van door de FIOD bij SGL inbeslaggenomen RvT-stukken. De stukken die de FIOD inbeslaggenomen heeft bij SGL en die niet als document in het dossier zijn gevoegd, zijn na afronding van het onderzoek van de FIOD geretourneerd aan SGL [2] , zodat deze niet meer konden worden overgelegd [3] . De heer [getuige 4] is op het punt van de door SGL aan het onderzoeksteam verstrekte stukken van de Raad van Toezicht nader gehoord. De heer [getuige 4] heeft een foto getoond van het hardcopy dossier zoals dat bij SGL staat. Daarop staan soortgelijke ordners als ingebracht door de officier van justitie met soortgelijke FIOD stickers. Hij heeft verklaard dat de FIOD-stickers nog op het dossier zitten en dat in het dossier dat SGL terugkreeg van de FIOD een aantal originele stukken ontbrak. Dit sluit aan op het door de FIOD gerelateerde. Het verhoor heeft geen feiten en omstandigheden aan het licht gebracht op grond waarvan verondersteld moet worden dat de FIOD nog andere stukken ter beschikking heeft gehad en gebruikt voor haar onderzoek. Een andere vraag is of deze ordners alle RvT-stukken over 2005 – 2010 bevatten. Deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Uit het verhoor en de door de heer [getuige 4] overgelegde overzichten en uitdraaien van gescande pdf’s van vastgestelde notulen van de RvT blijkt dat er bij SGL digitaal nog stukken aanwezig zijn die niet in de ordners zitten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat met de stukken die [getuige 4] ten tijde van het verhoor heeft overgelegd, de notulen van de vergaderingen van de RvT van SGL over de jaren 2005 – 2010 vrijwel compleet zijn. Alleen de notulen van de vergadering van 15 maart 2005 en van de vergaderingen van 12 februari, 24 maart en 15 oktober 2009 ontbreken. Nu er in het dossier geen aanwijzingen zijn dat in een van deze vergaderingen voor de strafzaak relevante informatie is besproken in de Raad van Toezicht, ziet de rechtbank geen aanleiding de zaak (verder) aan te houden voor nader onderzoek op dit punt. De verdediging heeft daar ook niet om gevraagd in de zaak van [verdachte] . Van ernstige tekortkomingen in het FIOD-onderzoek is in ieder geval geen sprake.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Er zijn na 10 november 2017 geen nieuwe feiten en omstandigheden gebleken die nopen terug te komen op de duidelijke beslissing hierover van 10 november 2017.
Er zijn geen aanwijzingen dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van [verdachte] aan haar recht op een eerlijke behandeling van haar zaak is tekortgedaan.
Overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken kan niet leiden tot niet‑ontvankelijkheid, maar hooguit tot strafvermindering. Op de vraag of sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en zo ja, welke consequenties daaraan verbonden moeten worden wordt ingegaan in paragraaf 7.
4
De beoordeling van het bewijs [4]
De officieren van justitie hebben zich, zoals vervat in het schriftelijke requisitoir, op het standpunt gesteld dat alle feiten moeten worden bewezenverklaard. De raadsman heeft, overeenkomstig de overgelegde pleitnotities, integrale vrijspraak bepleit. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van feit 3: oplichting Raad van Toezicht (feitonderdeel 26)
In feit 3 van de tenlastelegging is aan [verdachte] – kort gezegd - tenlastegelegd dat zij samen met [medeverdachte] de Raad van Toezicht heeft opgelicht door deze Raad te bewegen tot afgifte van in totaal € 179.301,-, door aan deze Raad begrotingen SGL over de jaren 2008, 2009 en 2010 voor te leggen met daarin een op valse gronden veel hoger budget voor [naam BV] dan gerechtvaardigd was en door van dat budget geen onderbouwing en risicotaxatie te verstrekken noch jaarlijks informatie te verstrekken over de daadwerkelijk behaalde resultaten.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] aanstonds van dit feit moet worden vrijgesproken. De reden daarvoor is dat slechts van oplichting van de Raad van Toezicht sprake kan zijn als [verdachte] en [medeverdachte] de Raad van Toezicht zouden hebben bewogen tot afgifte van geld aan [naam BV] (hierna: [naam BV] ). De Raad van Toezicht heeft echter nooit geld aan [naam BV] verstrekt. Ze is ook niet het orgaan van SGL dat daartoe bevoegd is. Het enige dat de Raad van Toezicht in dit verband heeft gedaan, is het goedkeuren van de begrotingen. De officier van justitie heeft tijdens de zitting gepoogd dit manco te repareren door aan te geven dat zonder die goedkeuringen de desbetreffende budgetten niet aan [naam BV] verstrekt hadden kunnen worden. De rechtbank acht dit echter geen steekhoudend argument om daarom de Raad van Toezicht maar als de ‘afgever’ van het geld te beschouwen.
Wat de officier van justitie waarschijnlijk heeft bedoeld, en waar ook zijn requisitoir op geënt lijkt, is dat SGL is opgelicht. Die verdenking tot oplichting, zo wordt uitvoerig uiteengezet in het FIOD-onderzoek, lijkt opgebouwd uit (a) het opzetten door [medeverdachte] van een structuur waarop de Raad van Toezicht en de accountant geen zicht hebben, (b) het via [verdachte] daarin verkrijgen van de (feitelijke) zeggenschap, (c) het met een valse samenwerkingsovereenkomst toekennen aan [naam BV] van een veel hoger budget dan zakelijk verdedigbaar was en (d) het misleiden van de Raad van Toezicht tot goedkeuring van dit budget door gebrekkige informatie te geven en/of essentiële informatie te onthouden. Hoewel het niet aan de rechtbank is om aan te geven hoe de tenlastelegging eruit had kunnen zien als alternatief voor de bestaande, dient deze uiteenzetting om aan te geven dat misleiding van de Raad van Toezicht in een eventuele oplichting wel een belangwekkende rol had kunnen spelen, maar dat die Raad daarmee nog steeds niet de opgelichte partij wordt.
Een argument dat ondersteunt dat het veel logischer is om SGL als eventueel opgelichte partij te beschouwen dan de Raad van Toezicht, is dat de in feitonderdeel 27 te bespreken vals opgemaakte samenwerkingsovereenkomst niet bedoeld was om te gebruiken tegenover de Raad van Toezicht, maar als (valse) basis om SGL te bewegen tot afgifte van de in die overeenkomst genoemde voorschotten en bedragen.
Een ander onderdeel uit dit feit van de tenlastelegging dat moeilijk te rijmen is met de feitelijke gang van zaken, is dat de Raad van Toezicht zou zijn bewogen tot afgifte van € 179.301,- aan [naam BV] . Uit de opbouw van dit bedrag en de verwijzingen naar documenten in het FIOD-dossier blijkt dat deze bedragen in wezen dezelfde zijn als de bedragen die in feit 4 als verduistering ten laste zijn gelegd. Het (niet steeds eenvoudig te herleiden) verschil wordt veroorzaakt doordat de periode in feit 3 beperkter in tijd is dan in feit 4 (waardoor het bedrag in feit 4 hoger is). Evident is dat als de Raad van Toezicht iets afgegeven heeft, het de toestemming is geweest tot afgifte van het gehele budget. Als aangenomen zou worden dat de ten laste gelegde oplichting alleen gericht was op de afgifte van deze specifieke bedragen, zou dat impliceren dat [verdachte] en/of medeverdachte [medeverdachte] op het moment van de gestelde oplichting al beoogde(n) om zich juist die bedragen via [naam BV] toe te eigenen. Voor dat oogmerk ontbreekt bewijs. Het is ook moeilijk voor te stellen dat [verdachte] en [medeverdachte] op het moment van het verkrijgen van de bedragen precies zouden weten welke bedragen zij daarna voor privédoeleinden wilden besteden.
Als met de officier van justitie dat oogmerk wel aangenomen zou worden, is vervolgens niet vanzelfsprekend dat bedragen die eerst via oplichting onrechtmatig door [naam BV] zijn verkregen, vervolgens nog eens verduisterd kunnen worden.
De voorgaande gebreken in feit 3 van de tenlastelegging leiden tot vrijspraak voor dit feit. De rechtbank ziet hierom geen noodzaak om de elementen van dit deel van de tenlastelegging nader te onderzoeken. Anders gezegd: de rechtbank ziet geen aanleiding om aan de hand van de bewijsmiddelen te onderzoeken of de Raad van Toezicht is misleid, zoals is ten laste gelegd, nu dat niet tot een bewezenverklaring van oplichting van die Raad van Toezicht kan leiden.
4.2
Juridisch kader verduistering in dienstbetrekking
De rechtbank zal hieronder, omwille van de leesbaarheid en zonder vooruit te willen lopen op een bewezenverklaring van de strafbare feiten, uiteenzetten hoe zij de verschillende gevallen van verduistering die [verdachte] worden verweten, heeft beoordeeld.
Ingevolge artikel 321 jo. 322 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake van verduistering in dienstbetrekking wanneer iemand opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, zich wederrechtelijk toe-eigent.
De vraag die bij verduistering vaak van belang is, is op welk moment gezegd kan worden dat van toe-eigening sprake is. In de jurisprudentie is daarvoor het criterium ontwikkeld dat daarvan sprake is zodra het besluit om de zaak naar eigen goeddunken ten nutte te maken, zich in daden heeft omgezet door er als heer en meester over te beschikken. In gevallen waarin een goed daadwerkelijk buiten de zeggenschap van de werkgever-eigenaar wordt gebracht, is dat moment vaak duidelijk te traceren. In deze zaak zou gezegd kunnen worden dat als [verdachte] besluit om kunstvoorwerpen van SGL in haar eigen woning op te hangen, de verduistering een feit is zodra zij die voorwerpen in haar woning heeft ondergebracht.
Ingewikkelder is het als [verdachte] samen met [medeverdachte] als bestuurder van SGL een dienst of goed laat betalen die niet geleverd wordt of voor een lagere prijs en zij dat geld vervolgens aanwenden om een privéuitgave mee te doen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij één van de paarden ( [naam paard 1] ), waarbij SGL een rekening betaalt voor kosten, maar de verdenking is dat [medeverdachte] en [verdachte] hiermee voor zichzelf een paard kochten. De verduistering is in dat geval ‘voltooid’ als de betaling aan de zogenaamde leverancier is voltooid en het geld uit de macht is van SGL. [verdachte] zou zich in die situatie het geld als het ware via een derde (longa manu) hebben toegeëigend (zij zal van dat feit worden vrijgesproken). Het paard dat zij voor dat geld van die derde verkrijgt, is dan weliswaar met dat verduisterde geld gekocht, maar is niet het verduisterde object.
Nog verder verwijderd van de ‘klassieke’ verduistering is de situatie dat het verduisterde goed formeel eigendom blijft van bijvoorbeeld SGL, maar [verdachte] en [medeverdachte] er als heer en meester over beschikken of heersen. Dit doet zich in deze zaak voor bij paard [naam paard 6] , maar ook bij de verbouwingskosten. Hoewel de rechtbank deze situaties bij de behandeling van de desbetreffende feitonderdelen zal bespreken, geeft zij hier ter verduidelijking toch een voorbeeld. Onderdeel van de verduistering is het verwijt dat [verdachte] samen met [medeverdachte] een woning van SGL met geld van SGL inricht met de kennelijke bedoeling om als gebruiker van die woning van die inrichting te profiteren. De vraag is dan of gezegd worden dat het geld dat aan die inrichting is uitgegeven, is verduisterd. De rechtbank is van oordeel dat ook in een dergelijk geval kan worden aangenomen dat een verdachte als heer en meester over dat geld is gaan beschikken, mits:
a. de desbetreffende uitgave redelijkerwijs niet te relateren is aan het doel waartoe medeverdachte [medeverdachte] in zijn functie bevoegdelijk over dat geld mocht beschikken, en
b. het eigen belang bij de aanwending van dat geld duidelijk blijkt.
Anders gezegd: het goed wordt verduisterd als het aan zijn bestemming wordt onttrokken, ten eigen nutte wordt aangewend en zo dus een ander doel krijgt.
4.3
SGL en [naam BV]
4.3.1
De doelstellingen van SGL en [naam BV]
Blijkens haar statuten is het doel van de Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) het ondersteunen van gehandicapten en chronisch zieken bij het bereiken en handhaven van door henzelf gewenste, maatschappelijk gerechtvaardigde leef- en bestaanswijzen. Onder gehandicapten en chronisch zieken worden hierbij verstaan personen die duurzame beperkingen in de zelfredzaamheid ondervinden door lichamelijke, cognitief-intellectuele en/of psychische gevolgen van ziekte, letsel of aangeboren gebrek.
De stichting tracht haar doel te bereiken door:
a. het beheren, administreren, begeleiden, ondersteunen en voor zover nodig het stichten en exploiteren van instellingen, al dan niet met een eigen rechtspersoonlijkheid;
b. het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de stichting alsmede van de instellingen en rechtspersonen waaraan de stichting in het kader van de onder a. omschreven doelstelling diensten verleend dan wel waarover de stichting het beheer voert;
c. het bevorderen van een samenhangend zorgbeleid, zowel plaatselijk als regionaal, onder meer door het samenwerken met andere instellingen op het gebied van intra- en extramurale zorg en aanverwante sectoren;
d. alle andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn of daarmee in de ruimste zin verband houden. [5]
SGL verstrekt als zorgaanbieder zorg in de ruimste zin van het woord aan cliënten met een lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking, waaronder cliënten met een niet aangeboren hersenletsel, zogeheten “NAH-cliënten”.
SGL ontvangt op basis van productieafspraken, die zij met zorgkantoren waaronder CZ Zorgkantoor als grootste zorgkantoor (circa 80%) maakt, jaarlijks vele miljoenen euro’s aan publieke (AWBZ) gelden om deze zorg te financieren (in 2010 circa 40 miljoen euro). De AWBZ-gelden worden verstrekt met een bepaald doel namelijk dat deze gelden gebruikt worden voor het leveren van zorg. [6]
Blijkens de statuten heeft [naam BV] ten doel:
a. bedrijfsmatige activiteiten, waarbij op commerciële basis diensten worden
aangeboden gericht op de ondersteuning van gehandicapten en chronisch zieken
dan wel andere doelgroepen die bij de hiervoor ontwikkelde aanpak baat
kunnen hebben;
b. de exploitatie van gronden en andere onroerende zaken welke mede kunnen
worden ingezet bij de bedrijfsmatige activiteiten gericht op de ondersteuning
van gehandicapten en chronische zieken dan wel andere doelgroepen die bij de
hiervoor ontwikkelde aanpak baat kunnen hebben;
c. de exploitatie van agrarische- en dierbedrijven welke mede kunnen worden
ingezet bij de bedrijfsmatige activiteiten gericht op de ondersteuning van
gehandicapten en chronisch zieken dan wel andere doelgroepen die bij de
hiervoor ontwikkelde aanpak baat kunnen hebben;
d. het ontwikkelen van concepten die, direct of indirect, op korte of lange termijn,
kunnen bijdragen aan nieuwe bedrijfsmatige activiteiten gericht op de
ondersteuning van gehandicapten en chronische zieken dan wel andere
doelgroepen die bij de hiervoor ontwikkelde aanpak baat kunnen hebben;
e. het oprichten van en/of het deelnemen in en/of het samenwerken met en/of het
besturen van en/of het financieren van andere ondernemingen of organisaties met gelijk of aanverwant doel;
f. het oprichten van en/of het deelnemen in en/of het samenwerken met en/of het
besturen van en/of het financieren van andere ondernemingen of organisaties
met algemeen doel;
g. het verstrekken en aangaan van geldleningen, het beheren van en het
beschikken over registergoederen en het stellen van zekerheden, ook voor
schulden van anderen;
h. het verrichten van alle andere activiteiten die verband houden met hetgeen in dit
artikel is opgenomen of daarvoor bevorderlijk kunnen zijn. [7]
[naam BV] is op 12 augustus 2005 opgericht door de [naam stichting 1] ( [naam stichting 1] ). [naam stichting 1] is op 21 juli 2005 opgericht door de heer [naam oprichter] . [naam stichting 1] was enig aandeelhouder en bestuurder van [naam BV] . SGL, [naam stichting 1] en [naam BV] waren met elkaar verweven via de [naam stichting 2] , een optieovereenkomst, statutaire bepalingen en deelname van bestuurders in elkaars besturen. [8]
[naam BV] bood – ten tijde hier van belang – dagbesteding aan in een zorgwinkel, een zorgboerderij en een manege.
4.3.2
De samenwerking tussen SGL en [naam BV]
SGL is ingaande 1 april 2007 een deel van de door haar geleverde zorg gaan uitbesteden aan [naam BV] . Deze onderaanneming is overeengekomen bij verschillende samenwerkingsovereenkomsten. [9] In de overeenkomsten wordt overwogen dat SGL zorg levert voor volwassenen met een lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking en daartoe voorzieningen zelf inzet dan wel van derden huurt, dat [naam BV] voorzieningen wenst te ontwikkelen en in te zetten, geschikt voor volwassenen met een lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperkingen, dat SGL in beginsel bereid is deze voorzieningen voor een langere periode te huren en dat partijen deze overeenkomst aangaan om de samenwerking vorm en inhoud te geven.
In de overeenkomsten is afgesproken dat [naam BV] zorg- en dienstverlening in het kader van dagbesteding en ondersteunende en activerende begeleiding zal aanbieden voor cliënten van SGL in de vorm van een zorgboerderij op de locatie ‘ [naam zorgboerderij] ’ in [plaats 2] , ‘ [naam manege] ’ in [woonplaats 2] en een winkel, de ‘ [naam winkel] ’ in Kerkrade.
De zorgboerderij en de winkel maakten voorheen onderdeel uit van SGL. De manege is op
10 april 2007 aangekocht door [naam stichting 1] .
De zorgconcepten die binnen [naam BV] ontwikkeld zouden worden golden als vernieuwend. De structuur waarbinnen een en ander uiteindelijk is opgezet ( [naam BV] en [naam stichting 1] ), is binnen SGL geïnitieerd door [medeverdachte] .
Aanvankelijk werd tussen SGL en [naam BV] overeengekomen dat voor door [naam BV] geleverde zorg facturatie zou plaatsvinden op maandbasis achteraf. Met ingang van 2 april 2008 zijn partijen een budgetverhoging overeengekomen en maandelijkse bevoorschotting op basis van een capaciteitsafspraak waarbij partijen overeenkomen dat [naam BV] jaarlijks een overzicht van de gerealiseerde productie aan SGL zou doen toekomen. [10]
4.3.3
Rol van [medeverdachte] en [verdachte] binnen SGL en [naam BV]
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2001 tot 1 november 2010 enig gevolmachtigd lid van de Raad van Bestuur van SGL was met zelfstandige bevoegdheid om SGL te vertegenwoordigen. In de tenlastegelegde periode, vanaf 2005 tot zijn aftreden op 1 november 2010 was hij enig bestuurder. [11] Op 11 februari 2008 is [medeverdachte] uit hoofde van zijn functie als bestuurder van SGL ook toegetreden tot het bestuur van [naam stichting 1] .
[verdachte] is in 2005 in dienst getreden bij SGL als secretaresse van [medeverdachte] . In die tijd hebben [medeverdachte] en [verdachte] een relatie gekregen. Vanaf 9 april 2007 is [verdachte] in dienst getreden bij [naam BV] als manager backoffice. [12] De heer [naam oprichter] , destijds nog enig bestuurder van [naam stichting 1] , heeft [verdachte] met ingang van 1 augustus 2007 een onbeperkte volmacht verstrekt [naam BV] te vertegenwoordigen. [13] Met ingang van 1 juli 2009 was [verdachte] bedrijfsdirecteur bij [naam BV] . [14]
De rechtbank leidt uit de in dit onderzoek afgelegde getuigenverklaringen af dat [medeverdachte] nagenoeg absolute zeggenschap had om binnen SGL en [naam BV] te bepalen waaraan geldmiddelen werden uitgegeven. Zo is gebleken dat [medeverdachte] zich binnen SGL niet aan de procuratieregeling hield. [15] [medeverdachte] heeft zelf verklaard dat hij “geregeld door alle procedures is gefietst”. [16] Verschillende werknemers verklaren dat als [medeverdachte] vroeg om een betaling te doen of een handtekening te zetten, je hem niet tegensprak omdat je anders niet zeker was van je baan. [17] Een voorbeeld waaruit blijkt dat [medeverdachte] geen kritiek verdroeg op wat hij deed en wilde, is af te leiden uit de verklaring van [getuige 5] . [18] Deze verklaart dat nadat zijn collega [naam collega] aan de hand van een door hem opgestelde notitie zich kritisch had uitgelaten over de financiering van [naam BV] , [medeverdachte] (volgens die collega) die notitie door de kamer had gegooid en had geroepen wat ze zich wel verbeeldde (hoewel ze controller en accountant was) en dat daarna haar rol in het management was uitgespeeld.
Uit de verklaringen van [getuige 6] [19] en [getuige 7] [20] blijkt dat [medeverdachte] het paardendossier bij SGL helemaal alleen beheerde. Ook [getuige 8] [21] en [getuige 3] [22] verklaren enkel met [medeverdachte] zaken gedaan te hebben.
[verdachte] heeft verklaard dat als er binnen [naam BV] grote beslissingen moesten worden genomen zij dit eerst overlegde met [medeverdachte] . [medeverdachte] overlegt met [naam oprichter] en koppelt dat aan haar terug [23] . Uit getuigenverklaringen komt ook naar voren dat [verdachte] formeel de directrice was, maar dat alle echte besluiten door [medeverdachte] genomen werden [24] .
Uit het dossier blijkt dat op papier sprake was van aparte instellingen (SGL, [naam BV] en [naam stichting 1] ) maar dat in de praktische uitvoering ook op lagere niveaus de zaken nogal eens door elkaar liepen. Zo verrichtten ook medewerkers van SGL wel werkzaamheden voor [naam BV] .
4.4
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van de kosten stalling, lessen, concoursbegeleiding manege [getuige 8] en terugstorting SGL (feitonderdeel 1):
De verdenking is dat [verdachte] samen met [medeverdachte] als bestuurder van SGL kosten die in privé door haar, [medeverdachte] en diens dochter [naam dochter] bij [getuige 8] aan lesgeld, stalling van paarden en coucoursbegeleiding van [naam dochter] werden gemaakt, door SGL liet betalen. De basis waarop deze betalingen van SGL aan [getuige 8] steunen, is een overeenkomst van 10 februari 2005 tussen [getuige 8] en SGL [25] . Uit de administratie van [getuige 8] [26] blijkt dat ook paardrijlessen van en concoursbegeleiding voor met name [naam dochter] alsmede stallingskosten van paarden van [medeverdachte] (al dan niet te gebruiken door [naam dochter] ) onder deze overeenkomst aan SGL in rekening zijn gebracht. Uit de lesregistratie van [getuige 8] kan in enkele gevallen afgeleid worden dat ook [verdachte] bij [getuige 8] lessen heeft gevolgd die door SGL zijn betaald [27] .
In dit strafdossier is aangenomen dat [medeverdachte] en [verdachte] vanaf augustus 2006 een serieuze relatie hadden. In die maand is namelijk op de bankrekening van [medeverdachte] een bijschrijving van [verdachte] aangetroffen met als omschrijving dat huishoudgeld werd overgemaakt. [28] Als ervan uitgegaan mag worden dat vanaf dat moment ( [verdachte] was immers ook de secretaresse van [medeverdachte] bij SGL) [verdachte] beter op de hoogte raakte van de wijze waarop [medeverdachte] zich geld en goederen van SGL toe-eigende, valt dat moment in dit geval nagenoeg samen met het moment waarop [medeverdachte] haar ‘meenam’ naar manege [getuige 8] voor het (dikwijls samen met hem) volgen van paardrijlessen.
Buiten het feit dat zou kunnen worden vastgesteld dat haar lessen door SGL zijn betaald, zijn er voor het overige geen aanwijzingen voor haar aandeel in de verduistering. Wat uit de bewijsmiddelen blijkt is dat [medeverdachte] op het moment dat hij met [verdachte] een relatie had en zij paardrijlessen ging volgen, [medeverdachte] al anderhalf jaar alle stallingskosten voor zijn paarden en lessen/concoursbegeleiding voor hemzelf en [naam dochter] door SGL liet betalen. Niet onaannemelijk is dat [verdachte] aannam dat [medeverdachte] haar de lessen aanbood. Van enige wetenschap aan haar zijde dat [medeverdachte] via verduistering die lessen door SGL liet betalen is niet gebleken. Om deze reden zal [verdachte] van dit (sub)feitonderdeel worden vrijgesproken.
Een ander stuk in dit feitonderdeel betreft de verduistering van een terugbetaling op 23 mei 2006 van € 3.140,56 van [getuige 8] aan SGL. De aanname is dat die betaling door [getuige 8] op verzoek van [medeverdachte] is gedaan op de privérekening van [medeverdachte] [29] . [verdachte] zal ook van dit (sub)feitonderdeel worden vrijgesproken, omdat niet is gebleken dat zij enige betrokkenheid bij of wetenschap van deze terugbetaling had.
4.5
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van [naam paard 2] (feitonderdeel 2)
De verdenking komt erop neer dat het paard [naam paard 2] het privépaard van medeverdachte [medeverdachte] was, maar dat de aankoop van dit paard is betaald door SGL. [verdachte] zou hierbij een rol hebben gespeeld als medepleger. Om deze aankoop te verhullen zou er een factuur met bijbehorende specificatie valselijk zijn opgemaakt. Deze factuur en specificatie zouden zo zijn gemanipuleerd dat de kosten voor de aankoop van [naam paard 2] zijn uitgesmeerd over de overige paarden waardoor sommige van deze paarden, onterecht, tot een te hoog bedrag zijn opgenomen in de administratie van SGL. [verdachte] zou deze factuur en specificatie samen met [medeverdachte] hebben opgemaakt dan wel daaraan medeplichtig zijn.
Uit digitaal onderzoek is gebleken dat de factuur en de specificatie die mogelijk valselijk zouden zijn opgemaakt om de aankoop van het paard [naam paard 2] te verhullen, zijn aangetroffen op de server van SGL en dat uit de bestandseigenschappen is gebleken dat de laatste wijzigingen zijn opgeslagen door de gebruikersaccountant
“ [naam account] ”. [30]
[verdachte] heeft op de zitting verklaard dat zij die factuur niet heeft gemaakt. Zij acht het wel mogelijk dat zij die factuur voor het printen of kopiëren heeft geopend. In aanmerking genomen dat [verdachte] werkzaam was bij SGL als secretaresse is dit niet onaannemelijk. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen dat [verdachte] zelf de desbetreffende factuur (valselijk) heeft opgemaakt of dat zij wetenschap heeft gehad dat het om een valse factuur ging. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt voorts dat het dossier verder geen aanwijzingen bevat dat [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij de aankoop van het paard [naam paard 2] . De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.6
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van [naam paard 1] (feitonderdeel 3)
De verdenking komt erop neer dat het paard [naam paard 1] het privépaard van [naam dochter] , dochter van medeverdachte [medeverdachte] was, maar dat de aankoop van dit paard is betaald door SGL. [verdachte] zou hierbij een medeplegende rol hebben gespeeld. Hetzelfde geldt voor de ontvangst van de verzekeringsuitkering voor [naam paard 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij de aankoop van het paard [naam paard 1] en bij de ontvangst van de verzekeringsuitkering voor dit paard. De rechtbank zal [verdachte] daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
4.7
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van [naam paard 3] en [naam paard 4] (feitonderdeel 4 en 6):
De verdenking komt erop neer dat [medeverdachte] als bestuurder van SGL ervoor heeft gezorgd dat het erop leek dat [naam paard 5] (inclusief stallingskosten e.d.) voor € 10.500 is gekocht terwijl dit paard in werkelijkheid maar € 5.000,- kostte. De € 5.500,- die voor [naam paard 5] te veel is betaald en een bedrag van € 2.200,- dat [medeverdachte] naar [getuige 3] had laten overmaken in verband met de verzorging van de paarden, zou [medeverdachte] hebben verduisterd om daarmee [naam paard 3] en [naam paard 4] voor zichzelf te kunnen kopen. Om de aankoop van de paarden [naam paard 3] en [naam paard 4] te verhullen, zouden op naam van verkoper [getuige 3] (die daarvan niks wist) twee valse facturen zijn opgemaakt. De ene factuur heeft betrekking op de aankoop van [naam paard 5] voor een bedrag van € 10.500,00 en de andere factuur heeft betrekking op “4x stalling en zadelmak maken september-december 2006 extra in verband met verzorging na operatie” voor een bedrag van € 2.200,00.
Het aandeel van [verdachte] bij de verduistering van de aankoopprijs voor [naam paard 3] en [naam paard 4] zou eruit bestaan dat zij die facturen heeft opgemaakt. Op de server van SGL zijn namelijk twee bestanden aangetroffen waarop deze facturen stonden. Uit de bestandseigenschappen is gebleken dat de laatste wijzigingen zijn opgeslagen door de gebruikersaccountant “ [naam account] ”. [31]
[verdachte] heeft op de zitting verklaard dat zij die facturen niet heeft gemaakt. Zij acht het wel mogelijk dat zij die facturen voor het printen of kopiëren heeft geopend. In aanmerking genomen dat verdachte [verdachte] werkzaam was bij SGL als secretaresse is dit niet onaannemelijk. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank niet vast te stellen dat verdachte [verdachte] zelf de desbetreffende facturen (valselijk) heeft opgemaakt of dat zij wetenschap heeft gehad dat het om valse facturen ging. De rechtbank zal de verdachte [verdachte] daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt voorts dat het dossier verder geen aanwijzingen bevat dat [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij de aankoop van de paarden [naam paard 3] en [naam paard 4] . De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.8
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van [naam paard 5] (feitonderdeel 5)
De verdenking is dat [verdachte] samen met [medeverdachte] het paard [naam paard 5] verduisterd heeft nadat het op 10 april 2007 door SGL aan [naam BV] is overgedragen. Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat [naam paard 5] al in augustus 2006 door SGL is gekocht. Diverse getuigen verklaren dat dit paard het paard van [naam dochter] was.
De rechtbank overweegt dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij de aankoop of verduistering van het paard [naam paard 5] . De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.9
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3] (feitonderdeel 7):
De verdenking komt er op neer dat de veulens [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3] omstreeks 21 september 2006 door SGL gekocht en door [medeverdachte] verduisterd zijn. De rol van [verdachte] bij deze verduistering zou zijn dat zij op 29 juni 2009 een brief namens [naam BV] aan [naam 1] te Harderwijk schrijft waarbij de originele eigendomsbewijzen worden opgestuurd en waarin zij verzoekt de paarden [naam veulen 3] , [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 4] van de [naam 2] over te schrijven op naam van [medeverdachte] , [adres 1] , [woonplaats 1] . [32] Deze brief is digitaal aangetroffen op een computer op [adres 1] in [woonplaats 1] .
De rechtbank is van oordeel dat deze handeling die geruime tijd na de verduistering van de veulens is verricht, onvoldoende is om te mogen aannemen dat [verdachte] deze verduistering heeft medegepleegd. De rechtbank zal [verdachte] daarom van dit onderdeel vrijspreken.
4.1
[naam paard 6] (feitonderdeel 8):
[verdachte] wordt ervan verdacht dat zij in de periode van 10 april 2007 tot en met 31 december 2011 bij [naam BV] samen met [medeverdachte] € 36.000,00 heeft verduisterd voor de aankoop van [naam paard 6] , dan wel dit paard heeft verduisterd.
Bewijsmiddelen
Uit de auditfiles van [naam BV] blijkt dat op 23 juli 2007 op de grootboekrekening “007500 Paarden” de navolgende mutaties zijn opgenomen:
007500Paarden € 36.000,00
Aan 140400 Crediteuren € 36.000,00
140400 Crediteuren € 36.000,00
Aan 100110 Rabobank 10.61.97.851 € 36.000,00.
Als omschrijving bij deze mutaties staat vermeld
“ [naam paard 6] 02.09516”. [33]
In het dossier bevindt zich een overzicht van grootboekrekening 007500 van [naam BV] waarop alle paarden staan vermeld die op enig moment zijn verkregen. Op dit overzicht staat onder het kopje “aankoop [naam BV] ” de naam “ [naam paard 6] 02.09516” vermeld met daarachter een bedrag van € 36.000,00. [34]
Getuige [getuige 9]heeft verklaard dat hij ergens half januari 2007 op de [naam manege] is begonnen als instructeur. In april heeft hij een arbeidscontract ondertekend. Hij zou de paardenverzorging op zich nemen en ook het personeel aansturen voor de verzorging van de paarden. Verder moest hij de meisjes die paardreden lesgeven. Dat waren [naam 3] , [naam 4] , [naam dochter] en [getuige 12] . Tot de dag van zijn ontslag heeft hij het idee gehad dat de manege omgebouwd zou worden tot een zorgmanege. Tot op het moment van zijn ontslag heeft hij daar niets van gezien. Het leek meer een privé speeltuin. [medeverdachte] reed paard en zelfs [verdachte] . Hij is op [adres 2] komen wonen, want volgens [medeverdachte] moest er altijd iemand op de manege zijn. [getuige 9] denkt dat hij er tot 17 oktober 2007 heeft gewoond. Hij heeft er in heel de periode dat hij daar werkte en woonde niets van gezien dat ze er een manege voor gehandicapten van wilden maken. Overdag gaf hij les aan [naam 3] en [naam 4] en zorgde hij ervoor dat de paarden goed verzorgd werden en ’s avonds moest hij dan terugkomen om de dochter van [medeverdachte] en haar vriendin [getuige 12] les te geven zodat zij op concours konden rijden. Hij vroeg zich geregeld af wat dit met Stichting Gehandicaptenzorg te maken had.
[getuige 9] heeft verder verklaard dat [verdachte] de vriendin van [medeverdachte] was en dat zij directrice was van de manege, een zorgboerderij [naam zorgboerderij] en één of andere knutseltoestand in Kerkrade. De gehandicapten die bij [naam zorgboerderij] kwamen konden absoluut niet omgaan met de paarden bij [naam BV] . Hooguit 1 of 2 als je ze goed africhtte. De meeste van de paarden waren niet geschikt om zelfs een gehandicapte bij in de buurt te laten. [getuige 9] heeft regelmatig gezegd dat de paarden bij [naam BV] niet geschikt waren voor gehandicapten. Maar volgens hem was dat ook nooit de bedoeling geweest van [medeverdachte] want op dat soort paarden kon zijn dochter geen wedstrijden rijden. [medeverdachte] bepaalde de gang van zaken bij [naam BV] . Dat geldt voor alles. Het beleid en de dagelijkse gang van zaken.
[getuige 9] verklaart dat hij de opdracht van [medeverdachte] heeft gekregen om een paard te zoeken waar [naam dochter] wedstrijden mee kon rijden. Zij rijdt daar nu nog mee. Hij heeft het paard uiteindelijk gevonden in Someren. Hij is daar met een stalruiter in eerste instantie geweest en later met [medeverdachte] , zijn dochter, [naam 4] en de familie van [medeverdachte] . Een half jaar geleden heeft ze nog met dat paard wedstrijden gereden. Dat staat ook in de uitslagen. [naam BV] heeft dat paard betaald. Volgens [getuige 9] heette het paard [naam paard 6] en heeft het zo'n € 40.000,- gekost. In die zes jaar dat het paard [naam paard 6] bij [naam BV] is, heeft er nooit iemand anders op gereden. [35]
Getuige [getuige 10]heeft verklaard dat hij van 2005 tot 2009 ongeveer bij [naam BV] heeft gewerkt. Hij was daar medewerker op stal en later algemeen bedrijfsleider.
[getuige 10] heeft verklaard dat die manege niet is aangekocht of gemaakt voor gehandicaptenzorg. Het geld dat geïnvesteerd werd in de manege is nauwelijks gebruikt om de manege geschikt te maken voor cliënten. [getuige 10] heeft verklaard dat dit niet tegen hem is gezegd maar dat was te merken als je kijkt waar de uitgaven naar toegingen. Het geld ging naar fokkerij, benodigdheden voor de dressuurpaarden, aanschaf en training van de paarden en vervoer naar de wedstrijden. Als de dochter van [medeverdachte] de hobby tennissen had gehad dan was er een tennisbaan gekomen. Uiteindelijk bepaalde [medeverdachte] de gang van zaken. [getuige 10] dacht toen dat [naam paard 5] en [naam paard 6] van [naam dochter] waren. [naam paard 7] , [naam paard 8] , [naam paard 4] , [naam paard 2] , [naam veulen 1] , [naam paard 9] , [naam paard 10] , [naam paard 11] en [naam veulen 6] van [medeverdachte] . Zo zei hij dat. Hij zei dan dat hij die paarden had gekocht. Hij zei wel eens “dat is die van mij”. [naam dochter] trainde de paarden op [naam paard 5] en [naam paard 6] . [getuige 10] denkt dat de paarden zijn aangeschaft voor de dochter en niet voor de zorg voor cliënten. Hij denkt dat omdat de paarden niet geschikt zijn voor gehandicapten. Zelfs niet voor de paralympics. De paarden werden bereden door [naam dochter] en zij kwam daarmee uit op wedstrijden. Als iemand anders op deze paarden wilde rijden was dat not done. Dat waren de paarden van [naam dochter] . [36]
Getuige [getuige 11]heeft verklaard dat zij in 2005 is geselecteerd voor het Nederlands Paralympisch dressuurteam. Zij heeft toen op diverse nationale en internationale wedstrijden gereden met haar eigen paarden. Haar sponsorcontract met SGL is getekend op de Jumping Indoor Maastricht in 2009. Op de vraag of zij de paarden [naam paard 6] en [naam paard 5] kent, antwoordt [getuige 11] dat [naam paard 5] haar helemaal niets zegt. [naam paard 6] kent zij wel. [naam paard 6] heeft zij wel eens op een wedstrijd gezien onder [naam dochter] . Het was een paard waarvan zij erg onder de indruk was en zij graag had bereden. Het is maar de vraag of zij hem zou hebben kunnen bereiden maar met [naam paard 6] zou zij ontzettend blij zijn geweest. [naam paard 6] is haar niet door [medeverdachte] aangeboden. [medeverdachte] maar ook [naam dochter] hebben haar verteld dat [naam paard 6] het paard van [naam dochter] was. [37]
Getuige [getuige 12]heeft verklaard dat [medeverdachte] aangaf dat hij een aantal paarden wilde laten opleiden door een aantal ruiters, toevallig waren dit allemaal amazones, met de bedoeling dat deze paarden uiteindelijk bereden zouden worden door gehandicapte ruiters op topniveau. Dat is ergens in 2005 geweest. Het doel was uiteindelijk dat dergelijke ruiters op de Paralympics zouden gaan acteren. Zij heeft met deze andere amazones toen een sponsorcontract gekregen.
Op de vraag of [naam dochter] ook een sponsorcontract had, antwoordt [getuige 12] van niet. Zij had ook het idee dat de lessen die [naam dochter] bij [getuige 8] heeft gevolgd gewoon privé lessen waren. Voor haar was de situatie van [naam dochter] en die van de rest van de amazones ook echt anders. Zij kregen aan de hand van een sponsorcontract een paard toegewezen waarbij heel nauwkeurig werd gekeken of er een klik was tussen paard en amazone. [naam dochter] kreeg gewoon les op haar paard dat al van haar was. Volgens [getuige 12] kreeg ze eerst les op [naam paard 13] . Daarna op het paard [naam paard 14] dat ook wel [naam paard 14] werd genoemd. Volgens [getuige 12] waren deze paarden gewoon van [naam dochter] . Ook de paarden [naam paard 5] en [naam paard 6] , die laatste werd ook wel [naam paard 6] genoemd, zijn door [naam dochter] uitgezocht en volgens [getuige 12] heeft [medeverdachte] die paarden ook voor haar gekocht. [getuige 12] weet niet beter dat dit privépaarden van [naam dochter] zijn geweest. [38]
Getuige [naam dochter]heeft verklaard dat haar hobby paardrijden is. Paardrijden met een doel, namelijk deelnemen aan dressuurwedstrijden. Zij heeft verklaard dat zij vast rijdt op twee paarden: [naam paard 5] en [naam paard 6] . Deze paarden zijn van [naam BV] . [39]
[verdachte]heeft verklaard dat zij op 10 april 2007 bij [naam BV] is begonnen als manager backoffice en is gestart met het opzetten van de administratie. Ze heeft voor [naam BV] de salarisadministratie verzorgd, de inkoop- en de verkoopadministraties en de betalingen daarvan. Verder heeft ze de jaarrekeningen klaargemaakt van [naam BV] . [40]
Tijdens de doorzoekingen in het pand [adres 1] in [woonplaats 1] (woonhuis [medeverdachte] en kantoorpand [naam BV] ) en het pand [adres 3] te [woonplaats 2] (woonhuis van [naam dochter] ) is een aantal schriftelijke bescheiden aangetroffen. Met name in de woning van [naam dochter] is een grote hoeveelheid inschrijvings- en startcoupons van de KNHS op naam van [naam dochter] aangetroffen. Dit betreffen deelnames van [naam dochter] met onder meer het paard “ [naam paard 6] ” op diverse dressuurwedstrijden. Een deel van deze bewijzen over de jaren 2008 tot en met 2011 zitten als bijlage D-746 in het dossier. [41]
Bewijsoverweging:
Uit de besproken bewijsmiddelen blijkt in het algemeen dat de [naam manege] weinig weg had van een zorgmanege. [getuige 9] spreekt van een privéspeeltuin en [getuige 13] zegt dat als de dochter van [medeverdachte] had getennist, dan zou er een tennisbaan gekomen zijn. Meerdere getuigen zeggen dat de warmbloedpaarden niet door gehandicapten te bereiden waren. De enige ‘gehandicapte’ die er wellicht voor in aanmerking kwam, de getuige [getuige 11] , verklaart dat ze graag op [naam paard 6] had willen rijden, maar de kans niet kreeg.
Uit de diverse verklaringen blijkt vervolgens duidelijk dat het paard [naam paard 6] alleen werd aangeschaft om als trainings- en wedstrijdpaard van [naam dochter] te dienen. [getuige 9] verklaart dat hij met dat doel een paard moest zoeken en ook dat na aankoop nooit iemand anders op dat paard gereden heeft. [getuige 10] , [getuige 11] en [getuige 12] verklaren dat ze dachten dat [naam paard 6] het paard van [naam dochter] was. Er mocht niemand anders op [naam paard 6] rijden, dat was “not done”, aldus [getuige 10] . [getuige 11] verklaart zelfs dat [medeverdachte] en [naam dochter] haar ook vertelden dat dit paard van [naam dochter] was. Daarmee staat voldoende vast dat [medeverdachte] zich (als vader van [naam dochter] ) als heer en meester over dit paard heeft gedragen.
Ook hier is de vraag wat er verduisterd is: is dat de aankoopprijs van [naam paard 6] of is dat [naam paard 6] zelf? Hoewel duidelijk blijkt dat al vanaf het moment van aankoop de bedoeling was om een paard exclusief voor [naam dochter] te kopen en de aankoop van dat paard geheel buiten de doelstelling van [naam BV] viel, is het paard wel door [naam BV] betaald en officieel aan haar geleverd. De rechtbank vindt het daarom meer in overeenstemming met de civiele werkelijkheid om ervan uit te gaan dat de verduistering feitelijk plaats heeft gevonden na de levering.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] deze verduistering samen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd. [verdachte] was manager backoffice bij [naam BV] . Zij wist met welk doel [naam paard 6] werd aangekocht en heeft aan die aankoop meegewerkt. [verdachte] heeft zich in die tijd en ook niet daarna op enige wijze gedistantieerd van de wijze waarop [medeverdachte] en [naam dochter] zich als heer en meester over het paard [naam paard 6] gingen gedragen.
4.11
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van de verkoop [naam paard 2] , [naam paard 4] en [naam paard 3] door verdachte aan [naam BV] (feitonderdeel 9)
De verdenking komt erop neer dat door de paarden [naam paard 2] , [naam paard 4] en [naam paard 3] aan [naam BV] te verkopen, verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering.
Van verduistering is alleen sprake als bewezen kan worden geacht dat de paarden privé bleven en de overdracht een dekmantel vormde om de verkrijging/onttrekking van het zogenaamde verkoopbedrag te maskeren. In feitonderdeel 10 is onder de verduistering van stalling- en veeartskosten door de officier van justitie aangenomen dat na de overdracht van [naam paard 2] , [naam paard 4] en [naam paard 3] , deze ook daadwerkelijk eigendom van [naam BV] zijn geworden. Immers, die stalling- en veeartskosten worden niet als door [medeverdachte] en [verdachte] voor privé (paarden) verduisterd aangemerkt. Ook voor het overige is er onvoldoende bewijs dat [medeverdachte] na de overdracht van deze paarden zich als heer en meester over deze paarden is blijven gedragen en/of dat deze paarden geen enkele bijdrage konden leveren aan de doelstelling van [naam BV] . Daarmee is niet bewezen dat het in de tenlastelegging begrepen bedrag van € 23.000,- verduisterd is en zal [verdachte] van dit feitonderdeel worden vrijgesproken.
4.12
Kosten verzekering, dierenarts, stalling (feitonderdeel 10)
[verdachte] wordt ervan verdacht dat zij in de periode van 10 april 2007 tot en met 31 december 2011 bij [naam BV] samen met [medeverdachte] € 86.655,38 heeft verduisterd door de kosten van verzekering, dierenarts en stalling van paarden die aan verdachten in privé toebehoorden ten laste te brengen van [naam BV] . Deze kosten hebben betrekking op de paarden [naam paard 14] , [naam paard 13] , [naam paard 1] , [naam paard 2] , [naam paard 4] , [naam paard 3] , [naam veulen 1] , [naam veulen 2] , [naam paard 5] , [naam paard 6] , [naam paard 15] , [naam veulen 4] , [naam veulen 3] en [naam paard 17] .
Het bedrag van € 86.655,38 is opgebouwd uit € 22.164,12 aan verzekeringspremies, € 2.334,39 voor het zadelmak maken van [naam veulen 1] , € 29.102,87 voor door [naam BV] betaalde dierenartskosten aan privépaarden van verdachte en € 33.054,00 voor het zonder enige betaling stallen van privépaarden op de zorgmanege van [naam BV] . [42]
Bewijsmiddelen
[naam paard 14] / [naam paard 14]
In het dossier bevindt zich een overzicht van grootboekrekening 007500 van [naam BV] waarop de paarden staan vermeld die van SGL zijn overgenomen en in 2008 zijn geactiveerd. Op dit overzicht staat [naam paard 14] niet vermeld. [43]
Getuigen [getuige 12] [44] en [getuige 10] [45] hebben verklaard dat [naam paard 14] oftewel [naam paard 14] het paard van [medeverdachte] was waarop [naam dochter] al reed toen ze nog bij [getuige 8] lessen volgde. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [naam paard 14] in privé heeft gekocht of van iemand heeft overgenomen. [46]
In het dossier bevindt zich een brief afkomstig van [naam 5] BV d.d. 21 mei 2007 gericht aan [naam BV] , [adres 4] , [vestigingsplaats] . In deze brief wordt de ontvangst van de verklaring inzake de terugkoop van het paard [naam paard 14] van verzekeringsnemer [medeverdachte] bevestigd en wordt de verzekering beëindigd per 19‑04‑2007. [47]
[naam paard 13]
In het dossier bevindt zich een overzicht van grootboekrekening 007500 van [naam BV] waarop de paarden staan vermeld die van SGL zijn overgenomen en in 2008 zijn geactiveerd. Op dit overzicht staat [naam paard 13] niet vermeld. [48]
Getuigen [getuige 12] [49] en [getuige 10] [50] hebben verklaard dat [naam paard 13] het paard van [medeverdachte] was waarop [naam dochter] al reed toen ze nog bij [getuige 8] lessen volgde. Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat [medeverdachte] [naam paard 13] heeft aangeschaft voor [naam dochter] en dat [naam paard 13] via de privérekening van [medeverdachte] is betaald. [51]
[medeverdachte]heeft verklaard dat hij [naam paard 13] in privé heeft gekocht of van iemand heeft overgenomen. [52]
[naam paard 1]
Getuigen [getuige 8] [53] , [getuige 12] [54] en [getuige 10] [55] hebben verklaard dat [naam paard 1] het paard van [naam dochter] was.
[naam paard 2]
Getuige [getuige 3]heeft verklaard dat hij het paard [naam paard 2] voor € 13.000,- heeft gekocht van [naam 8] en vervolgens voor € 15.000 verkocht aan [medeverdachte] . [56]
[getuige 14], zoon van [getuige 3] , die aanwezig was bij het vierde verhoor van [getuige 3] op 5 november 2013, heeft verklaard dat [medeverdachte] zelf alles heeft geregeld met betrekking tot het paard [naam paard 2] . [medeverdachte] gaf bij hen aan dat hij ergens buiten hen om een paard had gekocht en [medeverdachte] gaf hen de opdracht om € 13.000 te betalen aan [naam 8] . [medeverdachte] heeft tegen hen gezegd dat zij het paard bij SGL in rekening konden brengen. [57]
[medeverdachte]heeft verklaard dat het paard [naam paard 2] van hemzelf is geweest. Hij heeft een blauwe maandag het idee gehad om ook op een paard te gaan zitten. Hij heeft ook les gehad. Hij wilde op dat vlak ook iets van expertise opbouwen. Hij heeft dit paard uiteindelijk verkocht aan [naam BV] . [58]
Getuigen
[getuige 8] [59] ,
[getuige 9] [60] ,
[getuige 10] [61] en
[getuige 15] [62] hebben verklaard dat [naam paard 2] het paard van [medeverdachte] was.
[naam paard 3] en [naam paard 4]
Tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] te [woonplaats 1] is onder meer een kopie van een stamboekbewijs aangetroffen betreffende [naam paard 3] , afgegeven op 20 september 2006. Op dit stamboekbewijs staat als eigenaar vermeld: de heer [medeverdachte] . [63]
Ook is een kopie van een stamboekbewijs aangetroffen betreffende [naam paard 4] , afgegeven op 20 september 2006. Op dit stamboekbewijs staat eveneens als eigenaar vermeld: de heer [medeverdachte] . [64]
Tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] te [woonplaats 1] zijn verder polisbladen in beslag genomen van EFO Paardenverzekering betreffende de paarden [naam paard 3] en [naam paard 4] . Op de polisbladen staat vermeld dat de ingangsdatum van de verzekering van beide paarden 1 september 2006 betreft, dat het beide Friese paarden zijn en dat verzekernemer verdachte [medeverdachte] is. [65]
[medeverdachte]heeft verklaard dat hij de paarden [naam paard 3] en [naam paard 4] van ene [naam 6] heeft gekocht. [66]
De paarden [naam paard 2] , [naam paard 3] en [naam paard 4] zijn door [medeverdachte] op 14 augustus 2007 voor
€ 23.000,00 verkocht aan [naam BV] [67]
[naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3] :
In de administratie van [getuige 3] zijn vijf koopovereenkomsten aangetroffen waaruit blijkt dat [getuige 3] op 21 september 2006 vijf veulens heeft gekocht. Het gaat om de veulens met catalogusnummers 53, 17, 27, 28 en 35. [68] Aan de koopovereenkomst van nummer 53 is in de administratie van [getuige 3] een briefje gehecht met daarop geschreven
“tegoed van SGL (volgt opsomming van de bedragen met daaronder) € 22.260,-”. [69] Kopieën van deze koopovereenkomsten zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte] , [adres 1] te [woonplaats 1] . [70]
Volgens het veilingboekje [71] en aantekening op de kopieën van de overeenkomsten aangetroffen in [adres 1] betreft het hier de volgende veulens:
Catalogusnummer 53 [naam veulen 1] [72]
Catalogusnummer 17 [naam veulen 2] [73]
Catalogusnummer 27 [naam veulen 5] [74]
Catalogusnummer 28 [naam veulen 6] [75]
Catalogusnummer 35 [naam veulen 3] [76] .
Deze veulens zijn aangekocht voor bedragen inclusief veilingkosten van respectievelijk
€ 3.975,-, € 5.035,-, € 3.445,-, € 3.975,- en € 5.830,-.
In de woning van [medeverdachte] in [adres 1] te [woonplaats 1] zijn de pagina’s van het veilingboekje die betrekking hebben op [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3] aangetroffen. [77]
Uit een bankafschrift van [getuige 3] van 4 oktober 2006 blijkt dat door [getuige 3] op 25 september 2006 vijf betalingen zijn verricht aan de Stg. [naam stichting 3] . Deze bedragen komen overeen met de bedragen van de genoemde koopovereenkomsten. Op de bankafschriften staat bij de betreffende afschrijvingen met pen genoteerd
“SGL”. [78]
Bij SGL is een memo aangetroffen d.d. 22 september 2006 afkomstig van [medeverdachte] en gericht aan [getuige 6] , betreffende
“overname veulens/boerderijproject”. De tekst van deze memo luidt als volgt:
“ [getuige 6] , gaarne overmaken naar dhr. [getuige 3] , [adres 5] te [woonplaats 2] een bedrag
van € 22.260,00 o.v.v. "overname veulens". Het betreft 4 veulens t.b.v. ons boerderijproject; specificatie met levensnummers en namen volgt, de [onleesbaar woord] moeten nog gechipt worden. Met dank, [medeverdachte] .” [79]
Uit eerdergenoemd bankafschrift van [getuige 3] blijkt dat op 22 september 2006 een bedrag van € 22.260,00 is overgemaakt naar [getuige 3] van de rekening [rekeningnummer 1] op naam van SGL met omschrijving
“overname veulens”. [80]
In het dossier bevindt zich een overzicht van grootboekrekening 007500 van [naam BV] waarop de paarden staan vermeld die van SGL zijn overgenomen en in 2008 zijn geactiveerd. Op dit overzicht staan [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3]
nietvermeld. [81]
In de woning van [medeverdachte] , [adres 1] te [woonplaats 1] , zijn vijf facturen aangetroffen afkomstig van [naam BV] en gericht aan [medeverdachte] . Deze facturen zijn respectievelijk gedateerd 18 september 2007, 25 september 2007 (2x), 30 oktober 2007 en 31 december 2007. Het gefactureerde bedrag bedraagt telkens in totaal € 384,00 inclusief BTW, ten behoeve van
“stallingsgelden stal [naam paard 5] ”en
“verzorging en voer wei [naam paard 11] , [naam veulen 2] en [naam veulen 1] ”. [82]
Uit zes bankafschriften van de ING rekening van [medeverdachte] met rekeningnummer [rekeningnummer 2] blijkt dat op 15 augustus, 14 september, 15 oktober, 15 november en 14 december 2007 telkens bedragen van € 300,00 en € 84,00 zijn overgemaakt op rekening [rekeningnummer 3] , zijnde het bankrekeningnummer van [naam BV] . [83]
Bij SGL is een e-mailbericht aangetroffen afkomstig van [medeverdachte] en gericht aan [naam locatiemanager] [naam zorgboerderij] [naam BV] d.d. 19 september 2007, voorzien van het onderwerp
“RE: Voorstel Productieverhoging 2007 [naam BV] ”.
De tekst van dit e-mailbericht luidt onder meer als volgt:
“[…] Nadien hebben we geformuleerd dat iedere medewerker een paard van zichzelf mag stallen dat hij zelf rijdt. Dat geldt voor iedereen die op de manege werkt (niet voor anderen). Ondergetekende betaalt derhalve voor de stalling van zijn vee op de manege maandelijks een bedrag (zelfs via een machtiging) van € 384, -- . Daarmee is dan ook de integriteitsdiscussie naar/over [naam dochter] geslecht. In dat kader heeft [verdachte] het paard [naam paard 15] aangeschaft. Dat om ook te voorkomen dat ook over haar, discussie ontstaat. Als ze paardrijdt, is dat immers op haar eigen paard.[…]” [84]
In het dossier bevindt zich een brief van [verdachte] namens [naam BV] , gericht aan [naam 1] te Harderwijk d.d. 29 juni 2009 waarbij de originele eigendomsbewijzen worden opgestuurd en het verzoek wordt gedaan om de paarden [naam veulen 3] , [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 4] van de [naam 2] over te schrijven op naam van [medeverdachte] , [adres 1] , [woonplaats 1] . [85] Deze brief is aangetroffen in de op de locatie [adres 1] te [woonplaats 1] veiliggestelde digitale data.
Tijdens de doorzoeking van het pand [adres 1] te [woonplaats 1] zijn drie stamboekbewijzen aangetroffen betreffende de paarden [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3] , afgegeven op 6 juli 2009, op naam gesteld van [medeverdachte] . [86]
Over [naam veulen 3] bevindt zich in het dossier een schriftelijk bescheid, zijnde een brief d.d. 29 juni 2009 afkomstig van [verdachte] en gericht aan [naam 1] , waarin wordt verzocht om de stamboekpapieren van o.a. [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3] op naam van [medeverdachte] [adres 1] [woonplaats 1] over te schrijven. [87]
Getuige [getuige 3]heeft verklaard dat [medeverdachte] hem wel eens de opdracht heeft gegeven om paarden voor hem te kopen bij veilingen. [medeverdachte] kocht deze weer van hem. Dat was voor hetzelfde bedrag als waarvoor [getuige 3] het paard bij de veiling kocht. [88]
[getuige 3] heeft verder verklaard dat hij [naam veulen 2] ( [naam veulen 2] ), [naam veulen 1] ( [naam veulen 1] ), [naam veulen 3] ( [naam veulen 3] ), [naam veulen 5] en [naam veulen 6] op veilingen heeft aangeschaft voor [medeverdachte] . Op de vraag of de paarden door SGL gekocht zijn of door [medeverdachte] privé verklaart [getuige 3] dat dat nooit uitgesproken is. Zij gingen er vanuit dat de paarden gekocht werden voor SGL. Op de vraag of het logisch was om dit soort warmbloedpaarden aan te schaffen voor gehandicapten verklaart [getuige 3] dat dat niet zo is. Het zijn eerder paarden die gehandicapten maken, dan dat je er gehandicapten op laat rijden. Verzorgen van een paard zou nog kunnen maar er zijn zoveel andere paarden, zoals koudbloedpaarden, die veel geschikter zijn om zorg mee te verlenen. Die veulens die zij gekocht hebben voor [medeverdachte] zijn nooit gefokt om zorg voor gehandicapten mee te doen. Die paarden zijn gefokt voor de sport. [89]
[naam paard 5]
is op 14 augustus 2006 door SGL aangekocht van [getuige 3] . [90]
Uit de voorraadlijst van [naam BV] blijkt dat [naam paard 5] door SGL op 1 januari 2008 voor de zogenaamde aankoopprijs ad € 10.500,- is overgedragen aan [naam BV] . [91] Hoewel in de voorraadlijst de datum 1 januari 2008 is genoteerd als overdrachtsdatum, zijn alle paarden van SGL feitelijk per 10 april 2007 overgegaan, omdat dit de datum is waarop [naam BV] actief werd en de manege van [getuige 3] werd aangekocht.
De rechtbank gaat er van uit dat de aankoopprijs van [naam paard 5] door SGL in augustus 2006 tot een bedrag van € 10.500,- verhoogd was teneinde (een gedeelte van) de aankoopprijs van [naam paard 3] en [naam paard 4] te kunnen verduisteren. [naam paard 5] is vervolgens per 31 december 2007 voor die prijs overgedragen aan [naam BV] . [92] Op de inventarislijst van [naam BV] is dit paard vermeld als op 1 januari 2008 van SGL overgenomen. [93]
[naam dochter]verklaart over [naam paard 5] dat zij vast reeds op twee paarden, te weten [naam paard 5] en [naam paard 6] . Die paarden waren van [naam BV] , maar waren niet geschikt voor cliënten. [94] Uit een stallingsfactuur van dressuurstal De Beukenvallei te Leende van 17 maart 2013 blijkt dat trainingskosten voor [naam paard 5] in rekening worden gebracht aan [naam dochter] . [95]
[getuige 16]verklaart als getuige dat [naam dochter] (op de [naam manege] ) uitsluitend haar eigen paarden [naam paard 5] en [naam paard 6] bereed en dat zij er altijd van uitgegaan is dat dit haar paarden waren. [96]
[getuige 12]verklaart als getuige dat [naam paard 5] en [naam paard 6] door [naam dochter] zijn uitgezocht en dat volgens haar [medeverdachte] die paarden voor haar heeft gekocht. Zij weet niet beter dan dat dit privépaarden van [naam dochter] zijn geweest. [97]
Voor de maanden augustus tot en met december 2007 heeft [naam BV] vijf facturen verstrekt aan [medeverdachte] voor onder andere stallingskosten voor [naam paard 5] . [98] Het totale factuurbedrag is steeds € 384,-. [medeverdachte] schrijft in een mail aan [naam locatiemanager] [naam zorgboerderij] op 19 september dat hij ‘
voor de stalling van zijn vee’ maandelijks een bedrag van € 384,- betaalt. [99]
[naam paard 6]
Hierboven (onder feitonderdeel 8) is bewezen verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte] verduisterd hebben en zich als heer en meester over dat paard gedragen hebben.
[naam paard 15]
In het dossier bevindt zich een overzicht van de paarden van [naam BV] . [100] Op dit overzicht staat het paard [naam paard 15] niet vermeld, terwijl dit paard zich tijdens de schouw wel op de manege bevond. [101]
Bij SGL is een e-mailbericht aangetroffen afkomstig van [medeverdachte] en gericht aan [naam locatiemanager] [naam zorgboerderij] [naam BV] van 19 september 2007, voorzien van het onderwerp
“RE: Voorstel Productieverhoging 2007 [naam BV] ”.
De tekst van dit e-mailbericht luidt onder meer als volgt:
“[…] Daarmee is dan ook de integriteitsdiscussie naar/over [naam dochter] geslecht. In dat kader heeft [verdachte] het paard [naam paard 15] aangeschaft. Dat om ook te voorkomen dat ook over haar, discussie ontstaat. Als ze paardrijdt, is dat immers op haar eigen paard.[…]” [102]
Getuige [getuige 1]heeft verklaard dat [verdachte] verklaarde dat het paard [naam paard 15] een paard van haar zelf was. [103]
[naam veulen 4]
In het dossier bevindt zich een een brief van 29 juni 2009 van [verdachte] aan [naam 1] , waarin wordt verzocht om de stamboekpapieren van o.a. [naam veulen 4] van de [naam 2] op naam van [medeverdachte] , [adres 1] [woonplaats 1] over te schrijven. [104] van de [naam 2] wordt ook wel [naam veulen 4] genoemd. [105]
[naam paard 17] en [naam paard 18]
[naam veulen 3] is de moeder van [naam paard 17] (geboren op 20 mei 2010) en [naam paard 18] (geboren op 5 mei 2011). In het dossier bevinden zich dekbewijzen van [naam veulen 3] waarop deze geboortes zijn vermeld en waarop [medeverdachte] als geregistreerde met zijn privé e-mailadres dan wel als geadresseerde met zijn adres [adres 1] [woonplaats 1] is genoemd. [106]
In het overzicht van de paarden van [naam BV] staan de paarden [naam paard 17] en [naam paard 18] niet vermeld. [107]
Verzekeringspremies [naam paard 6] en [naam paard 13]
In het dossier bevindt zich een overzicht waarboven staat “Mutaties rekening nummer 430051 Verzekering paarden [naam BV] jaren 2007 tot en met 2010”. Daaruit blijkt dat voor [naam paard 6] op 18 september 2007 € 4.306,70, op 14 augustus 2008 € 4.318,41, op 13 augustus 2009 € 4.318,41, op 5 augustus 2010 € 4.318,41 en op 18 augustus 2011 € 4.406,78 is betaald. Daaruit blijkt verder dat op 14 september 2009 een bedrag van € 495,41 voor [naam paard 13] is betaald. [108] In totaal betreft dit een bedrag aan verzekeringspremies van € 22.164,12.
Zadelmak maken [naam veulen 1]
In de grootboekrekening van [naam BV] “0700303 Paarden Buitenhuis” blijkt dat voor het zadelmak maken van [naam veulen 1] op 31 december 2009 € 1.750,79 en op 21 januari 2010 € 583,60 is betaald. [109]
Dierenartskosten
Bij [naam BV] is de grootboekrekening “430054 Dierenarts” aangetroffen. [110] De FIOD heeft daaruit per jaar die kosten gefilterd die betrekking hebben op de hierboven besproken paarden. [111] De totalen per jaar zijn opgeteld voor de jaren 2007 tot en met 2011 € 29.102,87. [112]
Stallingskosten paarden
De FIOD heeft overzichten [113] gemaakt van de stallingskosten van de paarden [naam paard 14] , [naam paard 13] , [naam paard 1] , [naam paard 2] , [naam paard 4] , [naam paard 3] , [naam veulen 1] , [naam veulen 2] , [naam paard 5] , [naam paard 6] , [naam paard 15] , [naam veulen 4] , [naam veulen 3] en [naam paard 17] vanaf het moment van de samenwerkingsovereenkomst tussen SGL en [naam BV] -mand, 10 april 2007 tot en met 2011. Voor de berekening van de kosten is de FIOD uitgegaan van het bedrag aan stalling dat [medeverdachte] in 2007 enkele maanden heeft betaald voor het paard [naam paard 5] , te weten € 84,00 per maand. [114]
De FIOD heeft voor [naam paard 14] alleen stallingskosten berekend over de jaren 2007 en 2008, omdat de laatste keer dat voor dit paard dierenartskosten zijn gemaakt (blijkend uit grootboekrekening 430054) 2 januari 2009 was en onbekend is wanneer het paard de manege heeft verlaten. [115]
De FIOD heeft voor [naam paard 13] de stallingskosten berekend vanaf 10 april 2007 tot aan de laatste vermelding in de grootboekrekening dierenarts van [naam BV] op 5 maart 2008. [116]
Voor [naam paard 1] zijn de stallingskosten berekend vanaf 10 april 2007 tot en met 14 augustus 2007. [117] Op 28 augustus 2007 heeft voor [naam paard 1] de verzekeringsuitkering plaatsgevonden. [118]
De stallingskosten voor [naam paard 2] , [naam paard 3] en [naam paard 4] zijn berekend vanaf 10 april 2007 tot en met 14 augustus 2007, de datum dat de paarden door [medeverdachte] zijn verkocht aan [naam BV] . [119]
Voor [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam paard 5] zijn de maanden dat door [medeverdachte] stallingskosten zijn voldaan buiten beschouwing gelaten. Voor [naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam paard 5] zijn de stallingskosten berekend vanaf 10 april 2007 tot en met 31 juli 2007 en vanaf 1 januari 2008 tot en met 31 december 2011. De FIOD heeft de stallingskosten voor [naam paard 6] berekend vanaf augustus 2007, de maand volgende op de maand waarin [naam paard 6] is aangekocht tot en met 31 december 2011. [120]
De eerste vermelding van [naam paard 15] op grootboekrekening ‘430054 Dierenarts’ is 3 augustus 2007. De FIOD heeft de stallingskosten voor [naam paard 15] daarom berekend van 15 augustus 2007 tot en met 31 december 2011. [121]
De stallingskosten komen voor 2007 op € 4.452,00, voor 2008 op € 6.216,00, voor 2009 op € 6.048,00, voor 2010 op € 7.644,00 en voor 2011 op € 8.694,00, in totaal € 33.054,00.
[verdachte]heeft verklaard dat zij op 10 april 2007 bij [naam BV] is begonnen als manager backoffice en is gestart met het opzetten van de administratie. Toen ze begon was er geen locatiemanager. In 2007 is wel een locatiemanager genaamd [naam locatiemanager] in dienst gekomen. Daarna is er nog een andere locatiemanager geweest die leiding had over de verschillende locaties en dat was [getuige 2] . Toen hij wegging heeft zij die functie overgenomen. Ze heeft toen de titel directeur gekregen, omdat ze niet meer alleen de administratie deed. Dat is ergens in 2009 geweest. Het was snel nadat [getuige 2] was vertrokken. Desgevraagd verklaart [verdachte] dat zij de baas is van [naam BV] in haar functie als directrice. Ze heeft voor [naam BV] de salarisadministratie verzorgd, de inkoop- en de verkoopadministraties en de betalingen daarvan. Verder heeft ze de jaarrekeningen klaargemaakt van [naam BV] . [122]
Bewijsoverweging:
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat de paarden [naam paard 14] , [naam paard 13] , [naam paard 1] , [naam paard 2] , [naam paard 4] , [naam paard 3] , [naam veulen 1] , [naam veulen 2] , [naam paard 5] , [naam paard 6] , [naam paard 15] , [naam veulen 4] , [naam veulen 3] en [naam paard 17] in de perioden dat de hiervoor vermelde kosten zijn gemaakt privépaarden van [medeverdachte] en/of [verdachte] waren. Van deze veertien paarden waren er nog negen aanwezig op [naam manege] tijdens de schouw op 4 juli 2012. [123] Voorts blijkt uit diverse boekhoudkundige stukken dat de kosten van verzekering voor [naam paard 6] , het zadelmak van [naam veulen 1] en ogenschijnlijk alle dierenartskosten voor de privépaarden allemaal door [naam BV] betaald zijn. Van de stallingskosten heeft de officier van justitie desgevraagd aangegeven dat dit besparingen zijn, zodat zij niet kunnen worden verduisterd. De rechtbank oordeelt hierover anders. De verzorging van paarden kost geld (onder andere voer, stro, schoonmaakkosten van de hokken). Deze kosten zijn door [naam BV] voldaan. Het gaat dus feitelijk niet om “besparingen”, maar om kosten die voor de paarden van [medeverdachte] en [verdachte] zijn gemaakt en waarvoor zij [naam BV] hebben laten betalen. De hoogte van deze kosten blijkt niet uit het dossier. Het bedrag waarmee de FIOD de kosten heeft bepaald (€ 84,- per maand) acht de rechtbank een schatting aan de lage kant. Het bedrag van deze kosten kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook ten minste op het door de FIOD berekende bedrag worden vastgesteld en bewezenverklaard.
[verdachte] heeft voormelde privékosten laten betalen door [naam BV] . Zij deed bij [naam BV] onder andere de administratie. Als partner van [medeverdachte] en directrice van [naam BV] heeft zij geweten dat de paarden privé waren en als zodanig op de manege gestald stonden. Zij heeft ook gevraagd om een wijziging van de tenaamstellingen van paarden. [verdachte] liet [naam BV] ook de kosten voor haar eigen paard [naam paard 15] betalen.
Door kosten die moesten worden gemaakt voor eigen paarden te laten betalen door [naam BV] hebben [verdachte] en [medeverdachte] deze gelden verduisterd. Hiermee kon immers geen zorg meer geleverd worden door [naam BV] . De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] bij [naam BV] samen met [medeverdachte] door kosten voor privépaarden te laten betalen door [naam BV] een bedrag van € 86.655,38 heeft verduisterd onder de verzwarende omstandigheid dat [verdachte] deze gelden uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had.
4.13
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van audiovisuele apparatuur (feitonderdeel 11)
De verdenking komt erop neer dat in juni 2006 [verdachte] en [medeverdachte] voor € 14.034,00 aan audiovisuele apparatuur hebben gekocht, die betaald werd door SGL, terwijl deze apparatuur privé werd gebruikt.
Uit het dossier blijkt dat door [medeverdachte] op 3 juni 2006 audiovisuele apparatuur is besteld, welke apparatuur is geleverd op zijn privéadres destijds, te weten [adres 6] , [woonplaats 3] . Tijdens de doorzoeking op 4 juli 2012 is deze apparatuur aangetroffen in het pand [adres 1] te [woonplaats 1] , het gezamenlijk woonadres van [medeverdachte] en [verdachte] .
Voor zover sprake is van verduistering, is dit gebeurd op het moment dat de apparatuur werd geleverd op het adres in [woonplaats 3] . [verdachte] woonde op dat moment niet op dat adres en heeft daar ook nooit gewoond. Omdat het dossier verder geen aanknopingspunten bevat waaruit blijkt dat [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij de aankoop en verduistering van deze apparatuur, zal de rechtbank [verdachte] van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.14
Fitnessapparatuur (feitonderdeel 12)
[verdachte] wordt ervan verdacht dat zij in de periode van 1 februari 2005 tot 1 november 2010 bij SGL samen met [medeverdachte] € 2.989,21 heeft verduisterd met de aankoop van een loopband ‘Run Forma LT’ bij [naam 9] BV dan wel de desbetreffende loopband heeft verduisterd.
Bewijsmiddelen
Bij digitaal onderzoek aan de gegevensdragers die zijn aangetroffen op de locatie [adres 1] in [woonplaats 1] [124] is een e-mailbericht aangetroffen, verzonden op 24 september 2008 door [getuige 17] , inkoper van SGL, naar [medeverdachte] met als onderwerp
“FW: offerte loopband”en de tekst:
“Hoi [medeverdachte] , bijgaand vind je 2 offertes. 1 voor een professioneel apparaat (model excite jog) en 1 voor een zeer goed apparaat tbv thuisgebruik (model de Run Forma (8uur p.w.)).” [125]
Bij [naam 9] BV is e‑mailverkeer aangetroffen tussen [getuige 17] , inkoper van SGL, en [naam 10] en [naam 11] van [naam 9] BV, dat heeft plaatsgevonden tussen 24 september 2008 en 3 oktober 2008. Op 3 oktober 2008 heeft [getuige 8] [naam 11] gemaild: “
Beste [naam 11] , we willen kiezen voor de Home products Cardio Run Forma LT. Gelieve mij een nieuwe aanbieding te sturen met korting.
Bij het afleveradres zal het apparaat ofwel naar de 1e verdieping of naar de kelder gebracht
moeten worden, dus altijd trappen op of omlaag. Alvast bedankt. Met vriendelijke groeten,
[getuige 17] , Inkoper SGL”. [126]
Dit e-mailbericht is ook in de administratie van SGL aangetroffen, waarbij op de rechterbovenzijde met pen de navolgende tekst is geschreven:
“Dit n.a.v. mondeling antwoord [medeverdachte] d.d. 2/10/08. Bestel de goedkoopste versie”. [127]
Bij [naam 9] BV is een door [getuige 8] en [medeverdachte] ondertekende inkooporder van SGL aangetroffen van 13 oktober 2008. Het betreft een inkooporder voor
“1 stuk home products – cardio, Run forma LT (loopband), artikelnummer D7453LNALOOGONLS”ter waarde van € 2.317,56. Afgesproken wordt dat de levering op de 1ste etage of de kelder van SGL [woonplaats 1] , [adres 1] , [woonplaats 1] dient plaats te vinden, voor de prijs van € 194,38 netto. Daarnaast wordt afgesproken dat de dag voor levering mevrouw [verdachte] moet worden verwittigd. [128]
Bij [naam 9] BV is een vrachtbrief van [naam 9] BV aangetroffen van 14 november 2008 waarop is vermeld dat het apparaat geleverd moet worden op de 1e etage op het adres [adres 1] in [woonplaats 1] . Op de vrachtbrief is aangetekend dat het apparaat is uitgepakt en geïnstalleerd en dat de groene knopinstructie is gegeven. Er is getekend voor ontvangst door [verdachte] . De loopband weegt blijkens de vrachtbrief 178 kilo. [129]
In de administratie van SGL is een factuur aangetroffen van [naam 9] BV van 20 november 2008, gericht aan SGL, over de levering van een “Run Forma LT” op het adres [adres 1] , [woonplaats 1] voor een bedrag van in totaal € 2.989,12 inclusief BTW. [130]
Uit de administratie van [naam 9] BV blijkt dat op 20 december 2008 door SGL een bedrag van € 2.989,12 is betaald voor de levering en installatie van de Run Forma loopband. [131]
Uit de auditfiles van SGL 2008 blijkt dat voor de aankoop van een Run Forma bij de firma [naam 9] op 20 november 2008 een mutatie heeft plaatsgevonden onder “Inrichting collectieve ruimten” van € 2.989,21 “aan crediteuren” en op 17 december 2008 eenzelfde bedrag van “crediteuren” aan “Rek. nr. betalingen onderweg”. [132]
Getuige [getuige 17]heeft over deze aanschaf verklaard dat deze levering hem is opgevallen, omdat het geleverde naar een woonlocatie moest. [medeverdachte] heeft hem mondeling gevraagd om een aantal offertes op te vragen. Zij hebben een voorkeursleverancier voor deze goederen en dat is [naam 9] BV. Deze leverancier levert ook goederen voor de revalidatiepraktijk. Dat is vaak zeer geavanceerde, zeer prijzige apparatuur. [getuige 17] kan zich niet herinneren dat [medeverdachte] heeft medegedeeld waarom hij deze offertes moest aanvragen. Als hij naar de loopband kijkt die is besteld, dan is dat niet een model dat gebruikelijk zou zijn aangeschaft voor de revalidatiepraktijk. [133]
Getuige [getuige 18]heeft over deze aanschaf verklaard dat er binnen SGL nooit opdracht is gegeven om deze loopband te verplaatsen naar een locatie van SGL of [naam BV] . [134]
[medeverdachte]heeft verklaard dat de loopband is betaald door SGL betaald en dat hij niets in privé heeft verrekend. [135]
[medeverdachte] en [verdachte]hebben beiden ter zitting verklaard dat zij vanaf eind 2007 samen woonachtig zijn geweest op het adres [adres 1] te [woonplaats 1] .
Bewijsoverweging:
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] inkoper [getuige 17] een voor thuisgebruik goede loopband heeft laten bestellen bij [naam 9] en dat [medeverdachte] deze loopband heeft laten bezorgen op zijn privéadres. Tegenover [getuige 17] heeft hij het blijkens de opmaak van verschillende documenten doen voorkomen dat het hier een woonlocatie van SGL betrof. Dat [verdachte] van een en ander op de hoogte was, blijkt uit het feit dat met haar contact moest worden opgenomen voor de aflevering en uit het feit dat zij de loopband in ontvangst heeft genomen. Uit de vrachtbrief blijkt dat de loopband in de woning is geïnstalleerd en dat bij aflevering uitleg is gegeven over de werking van de loopband.
Dat de loopband zou zijn aangeschaft om te worden gebruikt op de manege bij de daar door [naam BV] aangeboden dagbesteding, is niet aannemelijk geworden. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] dat de loopband eerst zou zijn uitgeprobeerd in de eigen woning in [adres 1] en vervolgens naar de manege zou zijn overgebracht. Voor deze gang van zaken is geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier, anders dan de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] . De loopband is niet geschikt voor professioneel gebruik en niet valt in te zien waarom in dat geval de loopband op het privéadres van [medeverdachte] en [verdachte] is geleverd.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] op naam en voor rekening van SGL een loopband hebben gekocht die zij zich vervolgens hebben toegeëigend door deze bij hen thuis te laten afleveren en plaatsen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [medeverdachte] een loopband ter waarde van € 2.989,21 heeft verduisterd onder de verzwarende omstandigheid dat [medeverdachte] deze loopband uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had.
4.15
Kunst
[verdachte] wordt verweten dat zij in de periode van 1 februari 2005 tot en met 1 november 2010 samen met [medeverdachte] kunst heeft verduisterd met een totale waarde van € 70.639,-. Het betreft kunst die door SGL is gekocht en die is aangetroffen in de woning van [medeverdachte] en [verdachte] en in [naam manege] .
Bewijsmiddelen
Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte] vaak namens SGL kunst aanschafte. Een deel van deze kunst werd gekocht bij Galerie [naam galerie] te Neeroeteren-Maaseik en soms deed hij dat samen met [verdachte] .
Getuige [getuige 19]heeft verklaard dat [medeverdachte] vanaf eind 2005 in zijn zaak kwam. Gewoonlijk kwam hij rond de jaarwisseling en dan nog eens halverwege het jaar. Het gebeurde dat [medeverdachte] alleen kwam, soms samen met [verdachte] . Van [medeverdachte] moest [getuige 19] dan de factuur maken op naam van SGL. [getuige 19] heeft daar praktisch nooit andere mensen van ontmoet. De enige andere waar hij contact mee heeft gehad, is de heer [getuige 5] . Alles wat [medeverdachte] en [verdachte] ooit hebben meegenomen, aldus [getuige 19] , is gefactureerd en steeds aan SGL. [medeverdachte] en [verdachte] hebben nooit privé aankopen gedaan. [136] [getuige 19] noteerde in zijn administratie het leveringsadres. Hieruit blijkt dat er regelmatig kunst werd afgeleverd bij het woonhuis van [medeverdachte] en [verdachte] in [woonplaats 1] . [137]
In december 2011 deed SGL een inventarisatie van de door haar gekochte kunstvoorwerpen. Het verloop van deze inventarisatie blijkt uit het KPMG-rapport. Het boekhoudkundig onderzoek werd uitgevoerd door medewerkers van SGL in samenwerking met [naam 12] (hierna: [naam 12] ). [138] Uit dit onderzoek bleek dat er in de periode van 20 december 2002 tot 20 september 2010 145 kunststukken door SGL werden aangeschaft met een totale waarde van € 569.610,83.
KPMG trof daarnaast nog voor een bedrag van € 23.178,00 aan kunst in de boekhouding van SGL aan. [139]
Getuige [getuige 20]van [naam 12] heeft verklaard dat zij op 24 oktober 2011 de woning van [medeverdachte] in [woonplaats 1] bezochten. Ze werden door [medeverdachte] binnengelaten en naar de bibliotheek/werkkamer in de kelder geleid en zijn verder niet in het pand geweest. [medeverdachte] vertelde aan de mensen van [naam 12] dat er in de rest van het pand geen kunst van SGL aanwezig was. Toen ze er aankwamen, aldus [getuige 20] , wierpen ze een blik in de tuin en zagen ze dat er aantal kunstobjecten stond die mogelijk aan SGL toebehoorden. [140]
Door het ontbreken van een administratie was onbekend waar de kunstwerken zich bevonden. [naam 12] stelde daarom in februari/maart 2012 een lijst op van 41 locaties van SGL waar de kunst zou kunnen zijn. Daarvan werden 25 locaties bezocht. [141] Sommige locaties, waaronder [naam manege] , werden niet bezocht, omdat daar volgens [medeverdachte] geen kunst aanwezig was. [142] De aangetroffen kunst werd gefotografeerd en geregistreerd en op dat moment werd voor een bedrag van € 260.554,- aan kunst niet gevonden.
Op 4 juli 2012 zijn de locaties [adres 1] in [woonplaats 1] en [adres 2] in [woonplaats 2] door de FIOD doorzocht. [143]
In [adres 1] in [woonplaats 1] zijn de volgende kunstvoorwerpen aangetroffen [144] :
Deze voorwerpen stonden in de privévertrekken van [medeverdachte] en [verdachte] en zijn betaald door SGL.
Verder zijn in [adres 1] in [woonplaats 1] de volgende kunstvoorwerpen aangetroffen [145] :
Getuige [getuige 20]van [naam 12] heeft verklaard, nadat haar foto’s zijn getoond die zijn genomen tijdens de doorzoeking, dat zij op de foto’s nog een voorwerp herkende dat eigendom van SGL was. [146]
Het betreft het volgende kunstvoorwerp [147] :
In [adres 2] in [woonplaats 2] zijn de volgende kunstvoorwerpen aangetroffen [148] :
Uit de aantekeningen van [getuige 19] blijkt dat de objecten met codes O-02, O-11, O-23, O‑24, O-65 en O-73 door [getuige 19] in [woonplaats 1] zijn afgeleverd. [getuige 19] heeft voor het eerst op 16 november 2017 een in [woonplaats 1] aangetroffen kunstwerk afgeleverd in [adres 1] [woonplaats 1] . [149]
[medeverdachte]heeft verklaard dat er buiten het schaakspel nooit iets met SGL is verrekend voor aangekochte kunst. [150] Ter zitting heeft [medeverdachte] daaraan toegevoegd dat er nooit een registratie is geweest of een overeenkomst van bruikleen voor de kunstvoorwerpen van SGL die bij hem en in de manege van [naam BV] zijn aangetroffen.
Bewijsoverweging:
In totaal bedraagt de in de woning van [verdachte] en [medeverdachte] en op de manege aangetroffen en door SGL betaalde kunst: € 14.500 + € 6.284,00 + € 3.200,00 + € 56.655,34 = € 80.639,34. Van dit bedrag heeft de officier van justitie een bedrag van € 10.000,- niet ten laste gelegd voor een schaakspel dat [medeverdachte] op rekening van SGL kocht, maar dat hij in januari 2011 aan SGL terugbetaalde. Dit schaakspel komt overigens niet voor op de lijsten met kunstvoorwerpen die in [woonplaats 1] dan wel [woonplaats 2] zijn aangetroffen (en maakt dus geen deel uit van het bedrag van € 80.639,34). In de tenlastelegging leidt dit tot een totaalbedrag aan verduisterde kunst van € 70.639,34.
De rechtbank constateert dat uit de inventarisatielijst van [naam 12] blijkt dat de voorwerpen O-79 (€ 12.499,94), O-80 (€ 3.200,-), O-81 (€ 3.200,-) en het voorwerp 35 (Unica graal 414: € 3.200,-) op 31 december 2004 zijn gekocht. Deze datum valt buiten de tenlastegelegde pleegperiode van 1 februari 2005 tot en met 1 november 2010. Van deze voorwerpen kan om die reden niet worden bewezen dat ze zijn verduisterd in de pleegperiode. Daarom moet [verdachte] van verduistering van deze kunst (met een waarde van € 22.099,94) worden vrijgesproken.
De voorwerpen O-05 (€ 1.500,-), O-14 (€ 1.749,-) en O-68 (€ 2.150,-) komen niet voor op de inventarisatielijst van SGL en er bevinden zich geen facturen van deze voorwerpen in het dossier. Van deze kunstvoorwerpen kan dus niet worden vastgesteld dat ze eigendom zijn geweest van SGL en dat ze van SGL zijn verduisterd. De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van verduistering van deze kunstvoorwerpen vrijspreken, waarmee de waarde van de verduisterde kunst nog eens met € 5.399,- wordt verminderd.
Het totaalbedrag van de in [woonplaats 1] en [woonplaats 2] aangetroffen en door SGL in de ten laste gelegde periode betaalde kunst bedraagt dus:
€ 53.140,40 (80.639,34 minus € 22.099,94 minus € 5.399,-).
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat [medeverdachte] doorgaans degene was die kunstaankopen door SGL initieerde. Regelmatig kocht hij als bestuurder van SGL persoonlijk kostbare kunstvoorwerpen die door SGL werden betaald. In de periode 2002-2010 gaat het om een bedrag van meer dan € 500.000,-. Een deel van deze kunstvoorwerpen liet hij (soms direct na aankoop) plaatsen in de privévertrekken van zijn woning in [woonplaats 1] en op de manege van [naam BV] in [woonplaats 2] . Deze plaatsing in de woning van [medeverdachte] en [verdachte] of in de manege van [naam BV] werd niet gemeld aan SGL; er werd ook geen administratie bij SGL van bijgehouden. Door deze gang van zaken werden de kunstvoorwerpen van SGL buiten het zicht en buiten de zeggenschap van SGL gebracht. Hieruit blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] zich over deze kunststukken van SGL als heer en meester zijn gaan gedragen. In sommige gevallen was het al bij aankoop de bedoeling van verdachten zich deze toe te eigenen: [medeverdachte] en/of [verdachte] lieten ze na aankoop namelijk rechtstreeks afleveren aan hun woonhuis. De stelling van [verdachte] dat geen sprake was van verduistering, omdat in de woonkamer ook wel eens werd vergaderd, schuift de rechtbank terzijde. Nog los van het feit dat van een structureel zakelijk gebruik van de woonkamer niet is gebleken, staat vast dat de kunstvoorwerpen in de woning in [woonplaats 1] verspreid waren over de ruimtes die behoorden tot de woonvertrekken van [medeverdachte] en [verdachte] . Er mag dan ook vanuit worden gegaan dat deze daar dienden voor hun persoonlijk woongenot. Alles wijst erop dat [verdachte] en [medeverdachte] zichzelf de kunstvoorwerpen toe‑eigenden door ze in hun woning te plaatsen zonder dat SGL daar weet van of zicht op had.
De SGL-kunst op de manege (een locatie van [naam BV] ) was daar volgens [medeverdachte] en [verdachte] aanwezig, omdat het plan bestond om op [adres 2] een winkel te beginnen met kunstvoorwerpen, deels gemaakt door cliënten van [naam BV] . Deze verklaring treft geen doel. De stelling dat er voornemens waren daar een winkel te starten vindt geen steun in de dossierstukken en geeft bovendien geen antwoord op de vraag waarom dit rechtvaardigt dat kunst van SGL, waarnaar al langere tijd werd gezocht en met een waarde van tienduizenden euro’s, daar aanwezig was.
Vóór 1 december 2007 woonden [verdachte] en [medeverdachte] nog niet samen in [woonplaats 1] . Uit de dossierstukken is niet gebleken van betrokkenheid van [verdachte] bij de verduistering van kunst die voorafgaand aan die datum is gekocht. In zoverre zal de rechtbank [verdachte] hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de kunstvoorwerpen die met ingang van 16 november 2007 (de datum waarop [getuige 19] voor het eerst een kunstwerk aflevert in [woonplaats 1] ) zijn gekocht en die zijn aangetroffen in de woning in [woonplaats 1] , door [medeverdachte] samen met [verdachte] zijn verduisterd. [verdachte] is immers regelmatig meegegaan met [medeverdachte] om bij [getuige 19] kunst te kopen. Uit het dossier blijkt voorts dat [medeverdachte] en [verdachte] ook omstreeks die datum samen op het adres in [woonplaats 1] gingen wonen. Het betreft de voorwerpen O-02 (€ 2,300,-), O‑11 (€ 1.500,-), O-23 (€ 2.550,) en O‑24 (€350,) (totaal: € 6,700,). Ditzelfde geldt voor de kunstvoorwerpen die [medeverdachte] en [verdachte] bij [getuige 19] hebben aangeschaft op of na 1 december 2007 én bij hen thuis in [woonplaats 1] zijn afgeleverd én tijdens de huiszoeking in de [naam manege] zijn aangetroffen. Het betreft de kunststukken: O-65 (€ 5.650,-),O-71 (€ 2.100,-), O-73 (€ 1.800,) en O-74 (€ 7.250,40) (totaal: € 16.800,40). De totale waarde van de voor [verdachte] bewezen verklaarde verduisterde objecten bedraagt € 23.500,40.
4.16
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van horloges (feitonderdeel 14)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [verdachte] enige betrokkenheid heeft gehad bij de verduistering van horloges die zijn gekocht op naam van SGL. De rechtbank zal daarom [verdachte] van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.17
Werknemer (feitonderdeel 15)
[verdachte] wordt ervan verdacht dat zij in de periode van 10 april 2007 tot en met 31 december 2011 samen met [medeverdachte] € 33.620,00 heeft verduisterd bij [naam BV] met indienstneming van [getuige 21] .
Bewijsmiddelen
In het dossier bevinden zich een arbeidsovereenkomst [151] en loonstaten [152] die betrekking hebben op het dienstverband dat is aangegaan tussen [naam BV] en [getuige 21] .
Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat [getuige 21] met ingang van 22 oktober 2007 in dienst trad bij [naam BV] als instructeur. Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 21 oktober 2008 voor acht uur per week, met een salaris van € 65,79 per uur. Deze arbeidsovereenkomst is door medeverdachte [verdachte] namens [naam BV] en door [getuige 21] ondertekend.
Uit de loonstaten blijkt dat [getuige 21] in 2007 netto afgerond € 3.837,- heeft verdiend en in 2008 netto afgerond € 18.957,-, zijnde in totaal € 22.794,-. Bruto is dit een bedrag van afgerond € 33.620,-. Dit bedrag komt overeen met het bedrag in de tenlastelegging.
Getuige [getuige 21]heeft verklaard dat hij is benaderd door [naam dochter] , de dochter van [medeverdachte] , of [getuige 12] , een vriendin van [naam dochter] . Er is door één van de meiden gevraagd om aan hen les te geven. Hij heeft 9 uur per week les gegeven. Hij heeft eerst een proefles gegeven aan [getuige 12] en [naam dochter] . Dat klikte en hij is vervolgens aangenomen door [medeverdachte] . Dat was op de manege. [medeverdachte] heeft aangegeven dat zijn hoofdtaak was het lesgeven aan [naam dochter] en [getuige 12] . [verdachte] heeft het contract ondertekend omdat zij bedrijfsleidster was en deze zaken afhandelde. [getuige 21] heeft verder verklaard dat op het moment dat hij daar kwam werken er nog geen gehandicapte ruiters waren die de ruitersport zouden gaan beoefenen. In de gehele periode dat hij bij [naam BV] heeft gewerkt heeft hij ook geen gehandicapte ruiters gezien die de ruitersport daar hebben beoefend. [getuige 21] had de verwachting dat de doelstelling van het bedrijf was om gehandicapten op een hoog niveau te laten paardrijden, omdat een aantal paarden rijklaar moesten worden gemaakt. Dat er uiteindelijk geen gehandicapten van dat niveau bij [naam BV] zijn terechtgekomen, vond hij jammer want daar had hij natuurlijk wel op gerekend. [medeverdachte] was de persoon
die bij [naam BV] alles aanstuurde, het beleid voerde en met ideeën kwam en [verdachte]
was meer belast met de uitvoering daarvan. [153]
Getuige [naam dochter]heeft op 4 juli 2012 verklaard dat [getuige 21] haar paardrijles heeft gegeven. Dat is ongeveer vijf jaar geleden geweest. [getuige 21] heeft ook les gegeven aan [getuige 12] . De lessen zijn betaald door haar vader. [getuige 21] heeft geen les gegeven aan cliënten. [154]
Getuige [getuige 2]heeft verklaard dat [naam dochter] en [getuige 12] ruiter les kregen van [getuige 21] . [getuige 21] was een subtopruiter van Nederland. Hij gaf privéles aan [naam dochter] en [getuige 12] . Hij heeft nooit lesgegeven aan cliënten. [155]
Getuige [getuige 12], die een sponsorcontract had bij SGL en tot eind 2008 bij [naam BV] heeft gereden, heeft verklaard dat bij [naam BV] in het begin ongeveer 5 à 6 cliënten per dag de manege bezochten om de paarden te verzorgen. Naderhand is dat teruggelopen. Het paardrijden op niveau is nooit van de grond gekomen. Er zijn geen gehandicapte ·ruiters van niveau bij [naam BV] gaan rijden. De paarden die op initiatief van [medeverdachte] door sponsorruiters naar een hoger niveau zijn gebracht, zijn uiteindelijk niet bereden door gehandicapte ruiters. Ze heeft geen inspanningen gezien bij [naam BV] om gehandicapte ruiters van topniveau "binnen" de manege te krijgen. Geen advertenties of iets dergelijke waarbij dergelijke topruiters werden gevraagd. Wat ze weet, is dat er een site was waarop een en ander stond vermeld en dat er af en toe open zondagen waren, waarbij mensen konden komen kijken welke activiteiten konden plaatsvinden op de manege. Zij heeft verder verklaard dat [getuige 21] ruiter van naam is in Nederland en van zo iemand wil eigenlijk iedereen wel les hebben. Zij heeft [getuige 21] niet benaderd om te komen werken bij [naam BV] als instructeur. Voor zover zij zich kan herinneren, heeft [medeverdachte] [getuige 21] gevraagd om te komen werken als instructeur. [getuige 21] heeft alleen [naam dochter] en haar ( [getuige 12] ) lesgegeven. Het was de bedoeling om [naam dochter] en haar naar een hoger niveau te brengen. Waarom [naam dochter] en zij naar een hoger niveau moesten worden gebracht, is nooit echt uitgesproken. Het was wel duidelijk dat als het paard waarop zij reed door een gehandicapte ruiter op niveau bereden zou kunnen worden dat zou dit gebeuren. Maar zoals zij al vertelde, is dat in haar periode niet gebeurd en heeft zij die inspanningen om dergelijke ruiters binnen te halen bij [naam BV] ook niet gezien. Op de vraag of op een gegeven moment [getuige 21] , die toch een aanzienlijke naam heeft binnen de paardensport, is gebruikt om gehandicapte ruiters op niveau aan te trekken, antwoordt [getuige 12] dat zij dat zeker nooit zo heeft gezien. Hij was er om hen te begeleiden en om op [naam BV] te rijden. [getuige 12] heeft verder verklaard dat [medeverdachte] het voor het zeggen had bij [naam BV] , dat bleek uit alles want hij bepaalde alles. Hij had als bestuurder ook een bepaalde dominantie en die had [verdachte] , die in de ogen van [getuige 12] alleen op papier directeur was, niet. [156]
Getuige [getuige 16]heeft verklaard dat in de manege topruiters, zoals [naam 13] , [getuige 21] en [naam 14] uit [adres 1] , les hebben gegeven aan [naam dochter] . Die topruiters deden niets anders in de manege. [157]
Getuige [getuige 11], amazone met een lichamelijke beperking [158] die een sponsorcontract heeft gehad met SGL, heeft verklaard dat zij een paard en lesgeld heeft gehad van SGL en eenmalig een kledingpakket met logo van SGL. Het is nooit de bedoeling geweest dat daar de naam [naam BV] op kwam te staan. Ze weet niet waarom. Het was de bedoeling dat ze een voorbeeldfunctie zou gaan vervullen en laten zien aan mensen met een beperking dat je kunt schitteren op je eigen niveau. Ze wilde niet alleen reclame maken voor SGL tijdens wedstrijden, maar ook aan mensen met een beperking laten zien wat je kunt bereiken in de sport. Daar waren ze best enthousiast over. Reclame heeft zij op wedstrijden wel kunnen doen, omdat ze het logo droeg en ook een trainingsset had met het logo van SGL, maar het aspect om aan mensen met een beperking te laten zien wat je in de sport kunt bereiken, is er niet van gekomen. Ze heeft ooit een demonstratie gegeven op de manege in
[woonplaats 2] maar dat was helemaal niet voor mensen met een beperking. Ze heeft daar
gereden voor personeel van SGL die daar zijn komen kijken met aanhang en kinderen. Op de vraag of [medeverdachte] ooit tegen haar heeft gezegd dat er warmbloedpaarden op de manege aanwezig waren die door amazones, zoals [naam dochter] , naar een hoog dressuurniveau werden gebracht zodat ze uiteindelijk door gehandicapte ruiters of amazones op topniveau konden worden uitgebracht, heeft zij verklaard dat [medeverdachte] of iemand anders haar dat nooit heeft verteld. Ze kan niet plaatsen waarom haar één van die andere paarden niet is aangeboden. Er is nooit tegen haar gezegd "kom eens kijken op de manege om eens te kijken naar de paarden om te zien of één van deze paarden een optie is". [159]
Blijkens de doelstelling van [naam BV] zijn de activiteiten van [naam BV] gericht op de ondersteuning van gehandicapten en chronisch zieken dan wel andere doelgroepen die bij de hiervoor ontwikkelde aanpak baat kunnen hebben [160] .
Bewijsoverweging:
Uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat dat [getuige 21] door [medeverdachte] en [verdachte] in oktober 2007 is aangesteld bij [naam BV] met als taak het geven van paardrijlessen aan [naam dochter] , de dochter van [medeverdachte] , en [getuige 12] . Tijdens zijn dienstverband heeft hij vrijwel niets anders gedaan dan les geven aan [naam dochter] en haar vriendin [getuige 12] .
SGL ontplooide sponsoractiviteiten voor de promotie van de mogelijkheden van gehandicapten. [getuige 12] had in dat kader van [medeverdachte] een sponsorcontract met SGL gekregen om paarden in te rijden voor gehandicapte ruiters van niveau. Wat daar ook van zij, uit de bewijsmiddelen blijkt dat binnen [naam BV] nooit serieus werk is gemaakt van het aantrekken van ruiters en amazones van goed niveau met een lichamelijke beperking. Niet in de periode waarin [getuige 21] les heeft gegeven op de manege, maar ook niet daarna. Zelfs aan [getuige 11] (een topruiter met een lichamelijke beperking) is geen aanbod gedaan om op de manege een rol van betekenis te spelen in dit kader, terwijl dit voor de hand had gelegen en [getuige 11] dat ook heel graag had gedaan. [getuige 11] is niet eens de mogelijkheid geboden op de manege te rijden. De stelling van [medeverdachte] dat het op de manege (mede) de bedoeling was om gehandicapten de mogelijkheid te bieden op hoog niveau paard te rijden, vindt dan ook geen ondersteuning in de feiten. [naam dochter] had bovendien geen sponsorcontract en de sponsoring ging uit van SGL, niet van [naam BV] .
Wanneer deze omstandigheden worden bezien in het licht van de doelstelling van [naam BV] , moet worden geconcludeerd dat niet valt niet in te zien waarom [naam BV] [getuige 21] heeft gecontracteerd. Dit is enkel te verklaren vanuit het doel [naam dochter] , als dochter van [medeverdachte] , lessen te laten volgen bij een ruiter van naam. Op deze manier hebben [verdachte] en [medeverdachte] geld van [naam BV] besteed aan een doel dat niets met de bedrijfsvoering van [naam BV] te maken had en privé is geweest.
[verdachte] kon uit hoofde van haar dienstbetrekking bij [naam BV] met bijbehorende volmacht om op te treden namens bestuurder [naam stichting 1] , beschikken over de geldmiddelen van [naam BV] . [medeverdachte] had blijkens de stukken in feite de leiding binnen [naam BV] . Door [getuige 21] in dienst te nemen bij [naam BV] om les te geven aan de dochter van [medeverdachte] en haar vriendin [getuige 12] hebben [verdachte] en [medeverdachte] de loonkosten verduisterd die [naam BV] heeft moeten betalen voor dit dienstverband.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met [medeverdachte] met de indienstneming van [getuige 21] € 33,620,00 heeft verduisterd onder de verzwarende omstandigheid dat zij deze gelden uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had.
4.18
[adres 7] [plaats 1] (feitonderdeel 16)
[medeverdachte] wordt ervan verdacht dat hij in de periode van 1 februari 2005 tot 1 november 2010 bij SGL samen met [verdachte] € 1.107.924,00 heeft verduisterd met de verbouwing en inrichting van het pand aan de [adres 7] in [plaats 1] .
Bewijsmiddelen
Dit pand is in 2005 door SGL (vertegenwoordigd door [medeverdachte] ) gekocht van de heer [naam verkoper] voor € 520.000,00 inclusief overname van roerende zaken voor € 15.000,00. Uit de afrekening van de notaris van 17 augustus 2005 blijkt dat SGL voor deze aankoop in totaal een bedrag van € 552.396,45 moest betalen. [161]
De Raad van Toezicht van SGL heeft op 13 juli 2005 toestemming gegeven voor de aankoop van het pand. [162]
Blijkens notulen van de Raad van Toezicht van 20 september 2005 is in die vergadering bij agendapunt 3 ‘mededelingen’ een overzicht van de gebeurtenissen in de zomermaanden gegeven, waarbij is vermeld dat in [plaats 1] een woonhuis is aangekocht dat zal worden gebruikt als kantoorpand in combinatie met niet-permanente bewoning. [163]
Het pand is verbouwd onder directie van [naam architecten] , die meerdere bouwprojecten van SGL begeleidden. In het dossier bevinden zich verslagen van overleggen die hebben plaatsgevonden tussen [medeverdachte] , [getuige 18] , hoofd technische dienst van SGL, en [getuige 22] van [naam architecten] over de projecten van SGL, waaronder het pand [adres 7] [plaats 1] . De verslagen hebben betrekking op overleggen van 7 juli 2006 [164] , 19 september 2006 [165] , 1 november 2006 [166] en 14 februari 2007 [167] .
In de vergadering van 7 juli 2006 is besloten dat [naam 16] uit Tegelen opdracht krijgt de verbouwing uit te voeren en dat [medeverdachte] nog zal nadenken over wel of niet een 2e fase voor tuinhuis en tuinontwerp.
Ten tijde van de vergadering van 19 september 2006 is [naam 16] inmiddels gestart. De oplevering is voorzien voor Kerstmis. In deze vergadering is besloten dat de 2e fase voorlopig niet wordt aangevraagd. [getuige 22] zal het tuinontwerp hierop aanpassen. Verder staat vermeld ‘
Afspraak te plannen door [verdachte] om inrichting te bespreken i.v.m. plaatsen stopcontacten etc. [medeverdachte] / [getuige 22] / [getuige 18]
In het verslag van 1 november 2006 staat vermeld dat de oplevering voor Kerstmis door [naam 16] niet haalbaar zal zijn. De interieurtekeningen worden besproken. [getuige 22] zal offertes aanvragen bij de interieurbouwer van de huidige inrichting en bij [naam 17] . Tevens wordt afgesproken dat sauna, koeling en geluidsinstallatie in de bouw meegenomen worden.
In het verslag van 14 februari 2017 is vermeld dat de oplevering is gepland op 28 februari 2007. Het bijgewerkte stichtingskostenoverzicht van 14 februari wordt besproken. De offerte voor uitvoering van het terras aan de achterzijde en bordes bij de voordeur wordt akkoord bevonden in de vergadering. Aangegeven is dat deze met de meeste spoed door aannemer wordt uitgevoerd. De offerte van hovenier [naam hovenier 1] is nog niet binnen.
In de administratie van SGL is een overzicht aangetroffen van de kosten van “project [plaats 1] ” (bijlage D-400). [168] Uit het overzicht blijkt dat het merendeel van de kosten is gefactureerd in 2007. De bij SGL aangetroffen facturen [169] die zien op het project zijn gevoegd in het dossier (bijlagen D-404 tot en met D-423).
Uit het overzicht bijlage D-400 blijkt dat aan kosten verbouwing in totaal € 993.756,25 in de administratie is verantwoord. Onder inventaris is een bedrag van € 17.966,60 opgenomen, waaronder de nota van [naam 18] (zie hierna). Onder onderhoudskosten is in totaal € 92.858,77 verantwoord, waaronder een bedrag van € 54.063,33 voor onderhoud van de tuin en diverse aankopen ‘divers klein materiaal’. Deze laatste omschrijving omvat blijkens het overzicht rekeningen van bijvoorbeeld Ikea, [naam 19] , [naam 20] en de Makro (zie ook hierna). Verder is een bedrag van € 1.333.85 vermeld voor een Miele wasmachine en droger. Tot slot zijn diverse kosten gemaakt, waaronder schoonmaakkosten derden in 2007 (€ 6.377,21), en afschrijvingskosten.
De aangetroffen facturen zijn bij SGL veelal geaccordeerd door [getuige 18] en daarnaast door [medeverdachte] als het bedrag van de factuur meer dan € 5.000,- was. Een aantal facturen is uitsluitend door [medeverdachte] geaccordeerd, waaronder een factuur van Herlebouw van € 42.878,08. Deze factuur is via [naam architecten] gegaan.
De begeleiding van de verbouwing door [getuige 22] van [naam architecten] heeft in totaal € 58.938,64 gekost. Uit de onderliggende nota’s [170] blijkt dat vanaf november 2006 divers aanvullend tekenwerk heeft plaatsgevonden. Ook zijn in totaal 59 uur gedeclareerd voor interieuradvisering en tuinontwerp door de heer [naam 21] .
De werkzaamheden van aannemer [naam 16] hebben inclusief meerwerk € 453.802,51 gekost voor de verbouwing van de woning en € 117.219,76 voor het buitenterras [171] .
[naam 17] Interieurbouw heeft voor in totaal € 54.963,72 incl. BTW geleverd in de villa, waaronder een keuken, keukenapparatuur, tafels, een servieskast, een garderobekast, nachtkastjes en een dressoir. [172]
De firma [naam 22] heeft voor in totaal € 29.151,43 vier krukken voor de keuken, een leren bank van € 8.666,- en twee fauteuils van € 1.294,- voor de zithoek, 10 eetkamerstoelen van € 971,- voor de eethoek en een bureaustoel van € 2.008,-, twee eetkamerstoelen van € 971,- en een relaxfauteuil met voetenbank van € 2.390,- voor het kantoor/study geleverd. Deze nota van 27 april 2007 staat op naam van SGL, waarbij onder ‘uw referentie’ [verdachte] staat vermeld.
[naam hovenier 1] Hoveniersbedrijf heeft tussen 15 mei 2007 en 30 september 2007 SGL tien facturen gestuurd voor in totaal een bedrag van € 188.535,86 voor de aanleg van de tuin, waaronder grondwerk, bestratingen, de aanleg van een zwemvijver met vlonder en beplanting. [173]
Blijkens het overzicht is voor € 18.385,- aan tuinmeubilair geleverd door [naam 23] . De onderliggende nota zit niet bij de stukken.
[naam 24] Bedrijfskeukens heeft blijkens nota’s van 24 mei 2007 voor € 4.107,88 een wijnbewaarkast en een wijnklimaatkast en voor € 378,42 een koffiezetapparaat geleverd in de villa. Deze nota’s zijn alleen door [medeverdachte] geaccordeerd. [174]
De firma [naam 18] heeft in mei 2007 voor in totaal € 12.799,60 zes boxspringbedden en matrassen en toebehoren (waaronder lakens en kussens) geleverd in [plaats 1] . De nota is van 20 juli 2007 en verzonden aan SGL tav [medeverdachte] . Deze nota is alleen door [medeverdachte] geaccordeerd. [175]
Blijkens een bon van [naam 25] is daar op zaterdag 7 april 2007 voor € 2.987,- aan verlichting gekocht door SGL. De bon is alleen door [medeverdachte] geaccordeerd, waarbij is aangegeven dat het om lampen in [plaats 1] gaat. [176]
In het dossier zit verder een factuur van de Makro, waar op vrijdag 11 mei 2007 om 21:08 uur voor een bedrag van in totaal € 1.370,64 aan keukengerei is gekocht. Ook deze nota is alleen door [medeverdachte] geaccordeerd. [177]
In het KPMG-rapport wordt een e-mailbericht van 12 juli 2007 vermeld van het directiesecretariaat aan [medeverdachte] , waarin wordt meegedeeld dat de heer [getuige 24] heeft gebeld. Namens hemzelf en de buurt heeft hij een aantal opmerkingen. De doelstelling van SGL is vergaderen, maar de vergunning van het pand is wonen, aldus [getuige 24] . Het is een kapitaal pand en er word veel geld uitgegeven dat wordt betaald met geld uit de publieke sector. ’s Avonds branden alle lichten in het pand. Hij wil absoluut teruggebeld worden over het pand in [plaats 1] , anders gaat hij andere maatregelen nemen. [178]
In het KPMG-rapport is opgenomen dat in het taxatierapport van het pand van 15 augustus 2007 de volgende beschrijving van de woning is opgenomen:
"
Nadere omschrijving van het object: Het betreft een zeer luxe uitgevoerd vrijstaand woonhuis in 2007 geheel gemoderniseerd en uitgebouwd met berging in tuin.
Indeling: Begane Grond: Hal, toilet, schuifdeur naar woonkeuken met luxe inbouwapparatuur, schuifpui naar terras, grote woonkamer ca. 56 m2 (naar achteren uitgebouwd) met separate studeerkamer (ca. 24 m2), split-level naar hoger gelegen gedeelte, vanuit hal 2 slaapkamers naar hoger gelegen gedeelte, vanuit hal 2 slaapkamers toegankelijk (één met inbouwkast) beide met airco, badkamer met douche, ligbad, toilet, twee wastafels. Vanuit hal is souterrain bereikbaar: kelderhal, waskelder, bergruimte, sauna, badkamer met douche toilet en wastafel, c. v. -kast/berging, slaapkamer.
De aard of kwaliteit wijkt aanmerkelijk af van de objecten in de directe omgeving: Ja, door zeer luxe afwerkingsniveau wijkt de woning af.
Wordt het object thans volledig bewoond door de eigenaar: Nee, pand was bedoeld voor
incidenteel gebruik door huidige eigenaar.
Bijzonderheden ten aanzien van het gebruik van de woning: De woning is kwalitatief zeer
hoogwaardig afgewerkt.
Nadere mededelingen
Het zeer exclusieve afwerkingsniveau komt tot uitdrukking door o.a. het c.v.-systeem dat is
uitgerust met een koelsysteem, screens toegepast overal, airco, alle ruimten voorbereid voor
draadloos internet (ook op terras) en c.a.i. -en telefoonaansluitingen, alarminstallatie,
muziekinstallatie in de hele woning, vloerverwarming (ook als koelsysteem te gebruiken), luxe open haard op gas, afwerking van keuken, zwemvijver met zelfregulerend systeem voor filtering e.d. tuinaanleg en zonnewering. [179]
Uit de koopovereenkomst blijkt dat SGL de villa op 30 augustus 2007 heeft verkocht aan de heer [getuige 24] voor € 910.000,-, inclusief € 81.000,- aan roerende zaken. [180]
Getuige [getuige 18], hoofd technische dienst bij SGL, heeft verklaard dat [medeverdachte] hen voorhield dat de locatie in [plaats 1] bedoeld was om te vergaderen met de Raad van Toezicht en voor het houden van teamvergaderingen. Zo werd het door [medeverdachte] gepresenteerd. [181] Of die vergaderingen hebben plaatsgevonden, weet hij niet. Hij is wel betrokken geweest bij de verbouwing van het pand in [plaats 1] , hij was de coördinator tussen de architect [getuige 22] en [medeverdachte] . Hij kan zich niet voorstellen dat dit huis is gebruikt voor of door cliënten. [182] [getuige 18] heeft voorts verklaard dat [naam 27] van de Raad van Toezicht van SGL het pand in [plaats 1] , [adres 1] en het appartement in [woonplaats 2] liefdesnestjes van [medeverdachte] noemde.
[getuige 18]heeft bij de rechter-commissaris, als antwoord op de vraag of er bouwteams waren, verklaard dat de directievoering gebeurde door de architect of een projectbureau. Hij zat vaak bij de bouwteams vanuit SGL. [medeverdachte] zat er in de voorfase en aan het begin van het project bij als zij gingen bouwen. Daarna niet meer. Er werden geen besluiten genomen als [medeverdachte] er niet bij was. [getuige 18] heeft verklaard dat hij een procuratieregeling had tot 5000 euro, maar ook als het onder de 5000 euro was, was steeds overleg nodig, dan was toch de goedkeuring van [medeverdachte] nodig. [getuige 22] en [getuige 18] hadden een periodiek overleg met [medeverdachte] . Daarvan deed [getuige 22] verslag. De begroting van de bouwprojecten werd opgesteld door de architect. De bewaking van het budget was een taak van de architect. Hij koppelde dat terug aan [medeverdachte] . [getuige 18] controleerde ook mee met de begrotingen en de offertes. Hij was ook erbij betrokken als er meer of minder werk was. Naar aanleiding van de vraag of [medeverdachte] altijd bij de bouwvergadering was, verklaart [getuige 18] : als er beslissingen over specifieke zaken werden genomen wel. [183]
Getuige [getuige 22]van [naam architecten] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] al kende voor hij bestuurder werd bij SGL. Een uitermate actief figuur, een echte pionier. Vanaf het moment dat hij gescheiden was in 2006/2007 veranderde [medeverdachte] in zijn ogen helemaal en gebeurde er een aantal dingen die volgens hem niet in het belang van SGL waren. Het begon bij het project in [plaats 1] net aangekocht voor de echtscheiding van [medeverdachte] . Het zou een vestiging voor SGL in Noord-Limburg worden, maar dat kon niet als kantoor want het was een woonhuis. De verbouwing en inrichting van dat pand hadden niets meer te maken met het oorspronkelijke doel. Er was overigens wel een kleine kantoorruimte aanwezig. Bij zijn opdracht door [medeverdachte] had [getuige 22] het ontwerp, de inrichting, het tuinontwerp, de regie en bouwbegeleiding in handen. Met de inrichting viel het in het begin wel mee, waarna [verdachte] in beeld kwam, die zich uitdrukkelijk met de inrichting ging bemoeien. Zo ging zij met een collega van [getuige 22] exclusief meubilair kopen. Dit was extreem. Er kwam commotie rondom dit huis met stukken in de krant en dat heeft uiteindelijk geleid tot de verkoop van dat huis. [getuige 24] , de uiteindelijke koper, heeft het pand voor een heel redelijke prijs gekocht. SGL heeft op dat project tonnen verloren. Vrij kort na [plaats 1] kwam het kasteelappartement in [woonplaats 2] en daarna werd [adres 1] in [woonplaats 1] gekocht, een knots van een woonhuis en daar begon het circus opnieuw zoals bij [plaats 1] en [woonplaats 2] . Je kon in alle drie de projecten wonen. [184]
[getuige 22] heeft verder verklaard dat zij voor projecten, waaronder het project in [plaats 1] , als huisarchitect werden benaderd door [getuige 18] of [medeverdachte] en dat zij regelmatig overleg hadden. Zij stelden een offerte samen en die werd vervolgens besproken met [medeverdachte] en [getuige 18] . Na goedkeuring ging het desbetreffende project van start. Als het ging om pure goedkeuring dan nam [medeverdachte] de beslissingen en had [getuige 18] niets te zeggen. [medeverdachte] bepaalde uiteindelijk wat er diende te gebeuren. Er zijn geen besprekingen geweest waar [getuige 18] niet bij betrokken was, maar [medeverdachte] nam de beslissingen. [185]
[getuige 22] heeft verklaard dat er bij alle SGL projecten altijd dezelfde deelnemers waren namelijk: [medeverdachte] , [getuige 18] en hijzelf. Deze vergaderingen vonden altijd bij SGL in Sittard plaats. [medeverdachte] was de baas en bepaalde alles. Als voorbeeld was [plaats 1] extreem van hetgeen daar heeft plaatsgevonden. Het oorspronkelijk idee was kantoor met woonmogelijkheid. Dit was het eerste wat [medeverdachte] [getuige 22] vertelde. Inrichting als kantoor en dan zou [medeverdachte] vanaf donderdag tot en met het weekend in [plaats 1] verblijven, dus dan werd het pand gebruikt als woning. Het extreme gedoe groeide met name over de inrichting van de villa en de inrichting van de tuin. In de tuin kwam er een natuursteen terras, een zwemvijver en duur tuinmeubilair. Het meubilair in de woning werd uitgezocht door [verdachte] , die op dat moment ook nog secretaresse van [medeverdachte] was. Zij hadden op dat moment, dus in 2006, ook een privérelatie. Bij het bekijken van meubilair bij diverse leveranciers is wel eens een collega van [getuige 22] met [verdachte] mee geweest. Geld speelde nimmer een rol. Het kon niet op. De keukens voor die projecten werden door [getuige 22] ontworpen, waarbij rekening gehouden werd met de wensen van voornamelijk [medeverdachte] . In [adres 1] , de uiteindelijke woning waar beiden gingen wonen, werd ook rekening gehouden met de wensen van [verdachte] . Omdat die projecten werden beschouwd als SGL projecten liften ze mee in de vaart der volkeren. Het viel niet zo op als die projecten afzonderlijk hadden gespeeld. Met opvallen bedoelt [getuige 22] de extreme uitgaven voor deze projecten. Op de vraag waarom niet met budgetten werd gewerkt, antwoordt [getuige 22] dat in dit soort gevallen gewoon werd begonnen. De aangevraagde offertes werden besproken en al dan niet werd in zee gegaan met de desbetreffende leverancier. Er was geen maximumbedrag. Het waren geen taakstellende budgetten waar men zich aan diende te houden. [186]
Getuige [getuige 23], van beroep werkvoorbereider bij [naam 17] Interieurbouw, heeft verklaard dat zijn contacten met [medeverdachte] voornamelijk liepen via [getuige 22] van [naam architecten] en [getuige 18] van SGL. [naam 17] Interieurbouw is betrokken geweest bij een viertal projecten met een privéachtergrond namelijk in [plaats 1] , [adres 7] ; [adres 4] , [woonplaats 2] ; [adres 1] , [woonplaats 1] en een levering in 2009 aan de zorgboerderij. Als SGL iets nodig had dan namen zij altijd contact op met [getuige 23] . Deze contacten vanuit SGL liepen via [getuige 18] of iemand anders van de Technische Dienst van SGL. [getuige 23] ging dan naar de plaats waar zij iets gemaakt wilden hebben en hij deed de opname. Vervolgens werd een offerte door [naam 17] uitgebracht, de werkzaamheden vonden plaats en dan kreeg SGL van [naam 17] de factuur. Deze facturen werden keurig op tijd betaald door SGL. De facturen (factuur 0704008, 5-4-2007, groot € 28.250,60, factuur 0704030, 19-4-2007, groot € 12. 179,65, factuur 0705062, 29-5-2007, groot € 14.533,47) waren gericht aan SGL. [getuige 23] heeft in hun boekhouding gezien dat deze facturen betaald werden. Het project in [plaats 1] betrof een villa en zij hebben daar het volgende gedaan: gestart met de keuken vervolgens een badkamer; tafels, kasten aanpassen en als laatste een aanvullende factuur met garderobe, dressoir in de woonkamer, slaapkamerkastjes. Wat zij aan [medeverdachte] geleverd hebben, was boven de middelmaat. [187]
Getuige [getuige 24]heeft verklaard dat hij [medeverdachte] heeft aangesproken en heeft gevraagd wat de bedoeling was van het huis. De verbouwing was inmiddels klaar. De villa was volledig ingericht met luxueuze woonmeubelen en [getuige 24] zag bij de rondleiding die [medeverdachte] hem gaf dat het bed beslapen was. [medeverdachte] had deze villa gekocht, zo zei hij, om met zijn staf te vergaderen. [getuige 24] kreeg tijdens de rondleiding zeker niet de indruk dat het hier ging om een woonlocatie voor gehandicapte patiënten of dat het hier zou handelen om een vergaderlocatie. De villa was gewoon ingericht als woonhuis met zeer luxueuze woonmeubels. [188]
In het dossier bevindt zich een brief van
[getuige 25], [adres 8] te [plaats 1] , gedateerd 10 juli 2012, ingekomen bij FIOD kantoor Haarlem.
In deze brief schrijft [getuige 25] onder meer het volgende:
“In 2005 heeft dhr. [medeverdachte] in naam van Stichting gehandicapten zorg Limburg de woning op [adres 7] gekocht. De enige bewoners die wij zien op nr [adres 7] zijn dhr. [medeverdachte] met zijn inmiddels nieuwe vriendin [verdachte] ; alleen of samen met vrienden genietend van het zwembad. Activiteiten van SGL hebben er nooit plaats gevonden. Er is wekelijks onderhoud in de tuin gepleegd door hoveniersbedrijf [naam hovenier 1] en wekelijks kwam een poetsbedrijf.” [189]
Getuige [getuige 7]heeft verklaard dat door [medeverdachte] geen kosten zijn verrekend voor de villa in [plaats 1] . [190]
Blijkens haar statuten is het doel van SGL het ondersteunen van gehandicapten en chronisch zieken bij het bereiken en handhaven van door henzelf gewenste, maatschappelijk gerechtvaardigde leef- en bestaanswijzen. [191]
Bewijsoverweging:
Uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] in 2005 namens SGL het woonhuis aan de [adres 7] te [plaats 1] heeft aangekocht voor € 520.000,-. De woning is in 2006 tot vlak voor de verkoop in augustus 2007 ingrijpend verbouwd voor meer dan een miljoen euro. Die verbouwing werd geheel naar de wensen van [medeverdachte] zeer luxueus uitgevoerd, waarbij voor herinrichting van de tuin compleet met zwemvijver circa € 188.000,- werd uitgegeven, voor inrichtingskosten van onder andere de keuken circa € 53.000,- en voor woonmeubilair circa € 30.000,-.
Er zijn geen beleidsstukken, notulen van vergaderingen of andere stukken aangetroffen bij SGL waarin aankoop en/of verbouwing van het pand worden gemotiveerd tegen de achtergrond van de doelstelling van de stichting. Uit getuigenverklaringen komt naar voren dat [medeverdachte] binnen SGL heeft aangegeven dat het pand een kantoorfunctie zou krijgen voor bestuur, management en Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht is blijkens de notulen in de vergadering van 20 september 2005 door [medeverdachte] meegedeeld dat in [plaats 1] een woonhuis is aangekocht dat zal worden gebruikt als kantoorpand in combinatie met niet-permanente bewoning. [192] Later is vanuit SGL naar buiten toe gecommuniceerd dat ook personeel en cliënten incidenteel in het pand zouden overnachten, zo blijkt uit een krantenartikel van 10 juni 2006. [193] Dat de villa gebruikt zou gaan worden als kantoor en voor verblijf door cliënten leidde tot protesten van bewoners en de gemeenteraad van [plaats 1] . Volgens hen strookte dit gebruik niet met de woonbestemming van het pand. Ter zitting heeft [medeverdachte] verklaard dat het om een beleggingsobject ging dat gebruikt kon worden als onderpand bij het aangaan van leningen. SGL breidde in die tijd uit naar Noord-Limburg en het pand stond op een gunstige plek als vergaderlocatie in die regio. [medeverdachte] heeft er ook wel eens overnacht, bij zijn weten nooit met [verdachte] . Toen de protesten in [plaats 1] toenamen, is de villa noodgedwongen en met veel verlies verkocht. Een verhuur als woning, hoewel de bestemming van het pand dit toestond, is nooit beproefd, aldus [medeverdachte] .
De verbouwing en inrichting van het pand en inrichting van de tuin kan in beide scenario’s (vergaderen of incidentele overnachting door cliënten) niet worden begrepen. In de woning is geen enkele voorziening voor gehandicapten aangebracht. Daarnaast duidt de uiteindelijke indeling en inrichting van het pand niet op gebruik als vergaderlocatie. Geen enkel personeelslid van SGL of lid van de Raad van Toezicht heeft verklaard ooit in [plaats 1] te hebben vergaderd of overnacht. De verbouwing van het pand en aanleg van tuin passen gezien de luxueuze uitvoering evenmin bij de aankoop van een woning als beleggingsobject. De aanschaf van de inboedel is in dit kader al helemaal niet te plaatsen. Ook is niet goed denkbaar dat een dergelijke strategische keuze zonder gedegen (financiële) onderbouwing kan worden gemaakt. SGL heeft uiteindelijk ruim zes en een halve ton verlies gemaakt op het project [plaats 1] . Bovendien, als het woonhuis als beleggingsobject was gekocht en een gebruik als kantoor of incidenteel overnachtingadres niet mogelijk bleek, had het in de rede gelegen een andere exploitatie zoals verhuur als woonhuis te onderzoeken. Dat is niet gebeurd. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte] over waarom de villa is verbouwd en ingericht op de wijze waarop dat is gebeurd dan ook volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank vindt daarentegen dat de bewijsmiddelen geheel passen in de verdenking dat [medeverdachte] de verbouwing en inrichting uiteindelijk heeft laten uitvoeren met het oog op bewoning door hemzelf en [verdachte] . Haast alle uitgaven en de verklaringen daarover ademen het gebruik van de villa als woning. Naast de extreme kosten aan tuin, zwemvijver, woninginrichting en keukenapparatuur blijkt het ook uit kleinere uitgaven: hoofdkussens, een wijnklimaatkast, een dunschiller, koekenpannen en een knoflookpers. Uit de verklaring van [getuige 24] en de brief van [getuige 25] kan worden afgeleid dat [medeverdachte] na de verbouwing daadwerkelijk, zij het incidenteel, de woning heeft bewoond. De intentie om deze woning op kosten van SGL voor henzelf te bestemmen, wordt bevestigd doordat [naam stichting 1] (lees: [medeverdachte] ), nadat SGL om politieke redenen genoodzaakt is om de woning in [plaats 1] af te stoten, een woonhuis in [woonplaats 1] aankoopt, waar [medeverdachte] – wederom na luxueuze verbouwing en inrichting op kosten van anderen – kort erna samen met [verdachte] gaat wonen (zie de bespreking hierna).
De verbouwings- en inrichtingskosten heeft [medeverdachte] door SGL laten betalen, terwijl de kosten voor hemzelf zijn gemaakt. Op die manier heeft [medeverdachte] zich gelden van SGL wederrechtelijk toegeëigend. [medeverdachte] kon uit hoofde van zijn functie als bestuurder van SGL beschikken over gelden van SGL. Onder zijn leiding werden bij SGL facturen en betaalopdrachten altijd uitgevoerd als hij ze had geaccordeerd.
De officier van justitie heeft ten laste gelegd dat in totaal een bedrag van € 1.107.924,00 is verduisterd. De onderbouwing van dit bedrag in het dossier is de rechtbank niet helemaal duidelijk.
De rechtbank is ook van oordeel dat niet van alle verbouwingskosten op grond van het dossier kan worden geoordeeld dat deze als privé gemaakt zijn aan te merken. Op grond van de stukken kan niet worden bewezen dat [medeverdachte] van meet af aan de intentie heeft gehad de villa (enkel) zelf te gaan gebruiken. [getuige 22] heeft bijvoorbeeld verklaard dat het een vestiging voor SGL in Noord-Limburg zou worden, maar dat een kantoorfunctie niet mogelijk was en dat de uiteindelijke verbouwing niets meer te maken had met het oorspronkelijke doel. Blijkens het krantenartikel dat in het dossier is gevoegd, woedde de discussie met de buurt en de gemeente medio 2006 nog. Gelet op de aanvraag van de bouwvergunning was ook in het oorspronkelijke plan een verbouwing gepland. Hoe die plannen er precies uitzagen en op welke onderdelen daar bij de uiteindelijke uitvoering van afgeweken is, kan niet uit de stukken worden gehaald.
Er is dus een moment geweest waarop er een omslag heeft plaatsgevonden en de verbouwing niets meer te maken had met het oorspronkelijke doel, maar nog slechts kan worden begrepen vanuit het doel van privébewoning. Op grond van wat wel bekend is, kan dat punt naar het oordeel van de rechtbank in elk geval worden bepaald op het meerwerk van de aannemer, de inrichting van de tuin en de luxueuze aankleding van de woning.
De rechtbank acht daarom van de kosten van de oorspronkelijke offerte van aannemer [naam 16] niet bewezen dat deze privé zijn gemaakt. Dit betreft een bedrag van (€ 262.762,- ex 19% BTW=) € 312.686,78 incl. BTW. De kosten van [naam architecten] zijn om dezelfde reden ook maar deels toe te rekenen aan de uiteindelijke verbouwing en inrichting. De rechtbank acht de werkzaamheden die gefactureerd zijn vanaf moment dat extra tekenwerk is uitgevoerd en het interieuradvies aan te merken als privé. Dit zijn de facturen van ná 30 november 2006. Deze belopen een bedrag van in totaal € 23.893,14.
Aan de hand van het overzicht van de kosten van bijlage D‑400 en voormelde overwegingen acht de rechtbank bewezen dat het bedrag dat is verduisterd met de kosten van verbouwing en inrichting van het pand op (€ 993.756,25 (balans, post verbouwing) - € 312,686,78 - € 35.045,50 + € 17.966,60 (balans, post inrichting) + € 34.352,76 (exploitatie, post onderhoud tuin jaren 2006 en 2007) + € 11.807,70 (exploitatie, post onderhoud, posten div. klein materieel, statische berekening verbouwing en wasmachine en droger) + € 6.377,21 (exploitatie, post schoonmaakkosten derden 2007) + € 7.027,82 (exploitatie, post energiekosten 2006 en 2007) + € 408,59 (exploitatie, post telefoonkosten 2007) + € 686,59 (exploitatie, post voeding/schoonmaak/huishoudelijke artikelen) =) kan worden gesteld op € 724.651,24. Daarbij zijn in aanmerking genomen de onderhoudskosten over de periode dat bewezen is dat [medeverdachte] het pand enkel voor zichzelf heeft aangewend.
Dient tot slot de rol van [verdachte] te worden bezien en de vraag of zij dit feit heeft medegepleegd. De rechtbank ziet hiervoor alleen aanleiding voor wat de inrichting van de woning betreft. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat [verdachte] zich intensief met de verbouwing van [plaats 1] heeft bemoeid. Wat over haar in het bouwverslag van 19 september 2006 staat, is voor tweeërlei uitleg vatbaar omdat [verdachte] in die tijd secretaresse was van [medeverdachte] . Hoewel zij als vriendin van [medeverdachte] wel eens in de villa geslapen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat de woning mede op haar aanwijzingen ten behoeve van bewoning door haar is verbouwd.
Dit ligt naar het oordeel van de rechtbank anders bij de inrichting van de woning. Uit de dossierstukken komt naar voren dat [medeverdachte] en [verdachte] op enig moment na hun ontmoeting medio 2005 een liefdesrelatie kregen. In augustus 2006 maakt [verdachte] huishoudgeld over naar [medeverdachte] . Kennelijk was er op dat moment sprake van een serieuze relatie en van een (op zijn minst ten dele) gezamenlijke huishouding. Op het moment dat vanaf eind 2006 tot en met voorjaar 2007 aanzienlijke uitgaven worden gedaan voor de inrichting van de villa, mag worden aangenomen dat niet alleen [medeverdachte] , maar ook [verdachte] het voornemen had om de villa privé te gaan gebruiken. Blijkens de verklaring van [getuige 22] is [verdachte] zich uitdrukkelijk met de inrichting van het pand gaan bemoeien waarna de kosten aanzienlijk stegen. [verdachte] zocht het meubilair voor de woning uit. Bij de factuur van [naam 22] staat ook haar naam als referentie. Het gegeven dat [verdachte] in april 2007 als secretaresse bij SGL met een onbegrijpelijke ontslagvergoeding (getekend door haar en [medeverdachte] ) naar [naam BV] vertrok, duidt erop dat [verdachte] toen al een hecht team met [medeverdachte] vormde waar het om zelfverrijking ten koste van SGL gaat. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] wist dat de aankopen die zij namens SGL voor de woning in [plaats 1] deed, niks van doen hadden met de doelstelling van SGL en alleen het belang van [medeverdachte] en haar diende. Uit verklaringen van [getuige 18] en [getuige 25] blijkt bovendien dat [verdachte] in de villa heeft geslapen. Daarom acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte] de verduistering samen en in vereniging met [verdachte] heeft gepleegd voor zover het gaat om de inrichting van de woning.
Naar het oordeel kunnen van de kosten opgenomen in overzicht D-400 aan de hand van de omschrijving en/of onderliggende facturen en moment dat de kosten zijn gemaakt (2007) de volgende kosten worden aangemerkt als inrichtingskosten: [naam 28] verlichting € 14.222,70; [naam 29] BV, interieur € 276,09; [naam 25] , verlichting € 2.897,00; [naam 30] interieur & slaapcomfort, gordijnen/rails € 18.747,68; [naam 22] , inrichting keuken/zithoek/eethoek € 32.644,89; [naam 24] bedrijfskeukens BV keukenapparatuur € 4.486,30; [naam 23] tuinmeubilair € 18.385,00; [naam 18] , bedden en toebehoren € 12.799,50; en de bijdragen onder onderhoud geboekt van Ikea (€ 129,30), [naam 19] (€ 2.236,80), [naam 20] (€ 3.600,-), [naam 31] (312,31), Miele (€ 1.333,85) en Makro (€ 1.370,64), in totaal € 113.442,06.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] met de inrichting van het pand in [plaats 1] samen met [medeverdachte] een bedrag van € 113.442,06 heeft verduisterd onder de verzwarende omstandigheid dat [medeverdachte] deze gelden uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had.
4.19
Vrijspraakoverwegingen ten aanzien van Opfergeltstraat [woonplaats 2] (feitonderdeel 17)
De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt. Uit het dossier is gebleken dat dit pand grondig is verbouwd op kosten van SGL. Echter niet is gebleken dat dit pand, inclusief de verbouwing, voor privédoeleinden van verdachten [medeverdachte] en/of [verdachte] is gebruikt. Nu daarmee niet is voldaan aan de voor verduistering in dienstbetrekking vereiste wederrechtelijke toe-eigening, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.2
[adres 1] [woonplaats 1] (feitonderdelen 18, 19 en 20)
[verdachte] wordt verweten dat zij samen met [medeverdachte] een bedrag van € 153.744,- heeft verduisterd van SGL en een bedrag van € 34.456,- heeft verduisterd van [naam BV] voor de verbouwing en inrichting van de villa aan de [adres 1] in [woonplaats 1] .
Uit het requisitoir van de officier van justitie is gebleken dat het ten laste gelegde bedrag van € 153.744,- is opgebouwd uit enerzijds een bedrag van € 60.000,00 voor de overname van de inventaris van verkoper [naam 32] en anderzijds de facturen van [naam 33] voor de tuinaanleg. Dit laatste betreft facturen van 13 december 2007 van € 37.012,83 [194] en 6 november 2007 van € 56.732,06 [195] , in totaal een bedrag van (afgerond) € 93.744,-. Deze kosten zouden ten laste zijn gekomen van SGL na doorbelasting door [naam BV] . [196]
Uit het requisitoir van de officier van justitie is verder gebleken dat het bedrag van € 34.456,- is gebaseerd op de factuur van [naam 17] Interieurbouw van 29 februari 2008 die door [naam BV] is betaald. [197]
Deze laatste factuur betreft overigens enkel het restant (incl. BTW) van een totaalbedrag aan geleverde goederen van € 58.955,- (ex BTW) dat na een termijnfactuur van januari 2008 van € 30.000,- (ex BTW) nog betaald moest worden.
BewijsmiddelenAankoop en bewoning van het pand
[naam stichting 1] kocht in 2007 het registergoed [adres 1] in [woonplaats 1] . In het dossier bevindt zich een akte van levering d.d. 9 augustus 2007, waaruit blijkt dat het pand werd geleverd voor een bedrag van € 900.000,00, inclusief een bedrag van € 20.000,00 voor de overname van roerende goederen. [198]
[naam stichting 1] verhuurde [adres 1] vervolgens aan [naam BV] . [199] [medeverdachte] en medeverdachte [verdachte] gingen in het pand wonen. De kantoorruimte in het souterrain van de woning werd gebruikt als kantoorruimte en werd door [naam BV] gedeeltelijk onderverhuurd aan SGL. [200]
Uit de dossierstukken en de verklaringen van [medeverdachte] ter terechtzitting blijkt dat het pand werd gekocht als investering in onroerend goed. Er is nooit een huurder voor het pand gezocht of onderzoek gedaan naar de wijze waarop het pand kon worden geëxploiteerd. [medeverdachte] heeft op vragen van de rechtbank verklaard dat niet lang na de aankoop van het pand het idee ontstond dat hij en [verdachte] hier zouden gaan wonen.
[medeverdachte] stond vanaf 30 november 2017 tot 22 oktober 2013 als bewoner van [adres 1] in [woonplaats 1] ingeschreven. [verdachte] heeft nooit op dit adres ingeschreven gestaan. [201] Uit de dossierstukken, waaronder de verklaringen van verdachten ter zitting, komt echter naar voren dat zij eind 2017/begin 2018 verhuisden naar de villa in [woonplaats 1] en daar samen gingen wonen.
Voor [verdachte] werd in een bijlage bij haar arbeidsovereenkomst met [naam stichting 1] op 1 december 2007 vastgelegd dat zij gebruik zou maken van een dienstwoning gelegen te [adres 1] , [woonplaats 1] voor een gebruikersvergoeding van € 500,00 per maand en € 200,00 per maand aan gas, water en licht. [202] Er zijn geen notities aangetroffen waarom deze clausule is opgenomen. [verdachte] betaalde dus vanaf december 2007 € 500,00 per maand voor het bewonen van de villa.
[medeverdachte] betaalde geen huur of anderszins een vergoeding voor de bewoning van het pand. In het dossier bevindt zich een e-mailbericht van [medeverdachte] aan [naam oprichter] van 18 april 2012, waarin [medeverdachte] schrijft: “
Zoals bekend ben ik in januari 2008 in de dienstwoning gaan wonen. Ik heb al in de conceptrapportage aangegeven dat het nog te vergoeden deel (we
mogen het geen huur noemen in een dienstwoning), betaald zou worden op het moment dat de taxaties beschikbaar zouden zijn. Bij [verdachte] wordt op haar salaris een bedrag van € 500,-- + € 200,-- ingehouden. Ik denk dat daar gezien de taxaties een bedrag van € 1.000,-- per maand bij zal moeten. Mogelijk wat lager, maar dat zien we dan wel en dat kan dan verrekend worden. Ik heb derhalve vandaag een bedrag van 4 jaren (2008, 2009, 2010, 2011), is vier maal 12 maanden, maal € 1.000,-- = € 48.000,-- overgemaakt.” [203]
In zijn reactie op het KPMG-rapport zegt [medeverdachte] hierover nog dat
“ [medeverdachte] maandelijks 1.000 euro betaalt aan vergoeding voor wonen een en ander conform afspraak na taxatie door de fiscus”. [204]
Bij bestudering van de in beslag genomen administraties is echter gebleken dat door [medeverdachte] nooit een bedrag aan [naam BV] of aan welke rechtspersoon dan ook is overgemaakt voor het bewonen van de villa [adres 1] in [woonplaats 1] . [205]
Verbouwingskosten
KPMG is tijdens haar onderzoek tot de volgende opstelling gekomen van de verdeling op 31 december 2010 van door hen geïdentificeerde verbouwings- en inrichtingskosten van de villa in [woonplaats 1] over de administraties van SGL, [naam stichting 1] en [naam BV] [206] :
Administratie SGL € 153.810,00
Administratie [naam stichting 1] € 296.928,00 [207]
Administratie [naam BV] € 34.600,00
Uit het rapport blijkt dat verschillende overboekingen van kosten tussen de administraties heeft plaatsgevonden. Zo is een deel van de kosten die SGL voor haar rekening heeft genomen uiteindelijk via de rekening-courant tussen SGL en [naam BV] uit de administratie van SGL geboekt en bij [naam BV] en [naam stichting 1] verantwoord [208] .
Van de verbouwings- en inrichtingskosten werden op verschillende plekken schriftelijke bescheiden aangetroffen. Bij de Belastingdienst is een aantal facturen aangetroffen, die zijn opgenomen in het dossier als documenten D‑066 7/41, D-066 16/41 tot en met 30/41 [209] .Tijdens de doorzoeking in de woning [adres 1] in [woonplaats 1] is een aantal facturen en offertes gevonden die betrekking hebben op de verbouwing, welke zijn opgenomen in het dossier als documenten D-481 tot en met D-493 [210] en D-496 tot en met D-531 [211] Bij de doorzoeking bij SVL, [adres 9] te [plaats 2] , is een aantal facturen en offertes aangetroffen die betrekking hebben op de verbouwing van [adres 1] te [woonplaats 1] , welke zijn opgenomen in het dossier als documenten D-532 tot en met D-547. [212] Bij Deloitte Accountants zijn facturen en offertes over de verbouwing van [adres 1] te [woonplaats 1] gevonden, welke zijn opgenomen in het dossier als documenten D-548 tot en met D-557. [213] Bij SGL tot slot is een aantal schriftelijke bescheiden aangetroffen, namelijk facturen en een betaalopdracht van SGL die betrekking hebben op de verbouwing van [adres 1] te [woonplaats 1] , welke zijn opgenomen in het dossier als documenten D-560 tot en met D-564. [214]
Uit deze documenten blijken de volgende bijzonderheden:
De verbouwingen zijn uitgevoerd in de periode september 2007 tot en met januari/februari 2008.
Het merendeel van de facturen en offertes is gericht aan [naam BV] , al dan niet ter attentie van mw. [verdachte] . Verschillende facturen heeft [naam BV] vervolgens doorberekend aan SGL.
Uit de eindafrekening van 6 juni 2008 van Herlebouw blijkt dat de villa ingrijpend is verbouwd. [215]
4. Uit de factuur van [naam 17] Interieurbouw van 29 februari 2008 blijkt dat [naam 17] al op 20 juli 2007 een deel van de posten waarop de factuur ziet heeft geoffreerd. Deze offerte dateert dus van vóór de levering van [adres 1] op 9 augustus 2007. De factuur ziet onder meer op de aanschaf van een nieuwe keuken voor een bedrag van € 17.520,00, een wijnkast voor € 3.364,00 en keukenapparatuur voor ruim € 12.000,00, waaronder een Godin fornuis van € 9.177,00. [216]
5. Een van de twee facturen van Kurnig Licht van € 5.533,14 heeft betrekking op een design kroonluchter en drie buitenlantaarns van in totaal meer dan € 3.000,00. [217]
6. In 2010 verricht [naam hovenier 2] hovenier voor ruim € 5.000,- aan tuinonderhoud, dat betaald wordt door [naam BV] . [218]
In de woning van [medeverdachte] en [verdachte] is de factuur aangetroffen van [naam 33] aan [naam BV] van in totaal € 56.732,06 voor werkzaamheden aan de bestrating en de groenvoorziening van [adres 1] en een factuur van 20 december 2007 van [naam BV] aan SGL, waarin [naam BV] deze kosten in rekening brengt bij SGL.
Bij SGL is een exemplaar van deze laatste factuur van 20 december 2007 aangetroffen van [naam BV] aan SGL, waarin [naam BV] een bedrag van € 56.732,06 in rekening brengt bij SGL met omschrijving ‘
Tuin [adres 1]’. Deze factuur is blijkens daarop gestelde aantekeningen door [medeverdachte] geaccordeerd en op 21 december 2007 betaald per giro.
In de woning van [medeverdachte] en [verdachte] is de factuur van 13 december 2007 aangetroffen van [naam 33] aan [naam BV] van in totaal € 37.012,83 voor werkzaamheden aan de bestrating en de groenvoorziening bij [adres 1] en een factuur van 31 december 2007 van [naam BV] aan SGL, waarin [naam BV] deze kosten in rekening brengt bij SGL [219] .
Bij SGL is een exemplaar van deze laatste factuur d.d. 31 december 2007 aangetroffen van [naam BV] aan SGL, waarin [naam BV] een bedrag van € 37.012,83 in rekening brengt bij SGL met omschrijving ‘
Tuin [adres 1]’. Deze factuur is blijkens daarop gestelde aantekeningen door [medeverdachte] geaccordeerd en op 8 februari 2008 betaald per giro [220] .
In de woning van [medeverdachte] en [verdachte] is de factuur van 29 februari 2008 van [naam 17] Interieurbouw aan [naam BV] aangetroffen van € 34.456,46. Deze factuur is blijkens daarop gestelde aantekening op 12 mei 2008 betaald via [naam BV] .
Getuige [getuige 22]heeft over de verbouwing van de villa in [woonplaats 1] verklaard dat het project [adres 1] bestond uit een landhuis met in het keldergedeelte een kantoorruimte en voor de restwoonruimte. In [adres 1] zou het kantoor komen van [naam BV] en voor de rest zou het pand gebruikt worden als woonhuis voor [medeverdachte] . In de kelder is een nieuw kantoor ingericht voor [medeverdachte] privé, dat niets te maken had met het officiële kantoorgedeelte. In het woongedeelte: een elektrische installatie; armaturen van Kurnig; een dure keuken geleverd door [naam 17] ; een gas open haard; inbouw wijnkoelkast naast de open haard. Het fornuis in de keuken was de exclusieve keuze van [verdachte] . Verder de tuin op een behoorlijke wijze gerenoveerd inclusief de aanleg van parkeerplaatsen, terrasgedeelte en de trap naar het woongedeelte [221] . [getuige 22] heeft over de betrokkenheid van [medeverdachte] en [verdachte] bij de inrichting van de villa in [woonplaats 1] verklaard dat het kopen van meubilair zich herhaalde (na de villa in [plaats 1] en het appartement in [woonplaats 2] ) bij de villa aan de [adres 1] . Geld speelde nimmer een rol. Het kon niet op. De keukens voor die projecten werden door [getuige 22] ontworpen waarbij rekening gehouden werd met de wensen van voornamelijk [medeverdachte] . In [woonplaats 1] , de uiteindelijke woning waar [medeverdachte] en [verdachte] gingen wonen, werd ook rekening gehouden met de wensen van [verdachte] . Het ontwerp van de keuken werd gemaakt door [naam 17] Interieurbouw, waarbij een klassiek - duur - fornuis gekocht werd op uitdrukkelijke wens van [verdachte] . [222]
Bewijsoverweging:
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] in de periode van 1 juli 2007 tot februari 2008 een bedrag van € 93.744,- van SGL heeft verduisterd. Dit betreft een deel van de kosten voor de verbouwing en inrichting van het woonhuis en de tuin aan de [adres 1] in [woonplaats 1] . [medeverdachte] had dit geld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich. Daarnaast heeft [verdachte] samen met [medeverdachte] in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2011 de verbouwingskosten ter grootte van een bedrag van € 34.456,- toebehorende aan [naam BV] verduisterd. De rechtbank komt tot die conclusie, omdat zij van oordeel is dat alle verbouwings- en inrichtingskosten die ten laste zijn gelegd, door [medeverdachte] en [verdachte] zijn gemaakt met de bedoeling om in de villa te gaan wonen. Wellicht al voorafgaand aan de koop en latere levering van het pand, maar in ieder geval kort daarna, kwam het plan van [medeverdachte] om samen met [verdachte] in de villa te gaan wonen en de kelder te gebruiken als kantoorruimte. Dit blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] , maar ook uit het feit dat geen enkele andere bestemming dan de eigen woonbestemming werd beproefd. Ten tijde van de verbouwing en inrichting van de villa was dus helder dat [medeverdachte] en [verdachte] er zouden gaan wonen en de rechtbank gaat er vanuit dat zij zich ook beiden uitdrukkelijk met de verbouwing, aanleg van de tuin en inrichting hebben bemoeid. Uit de verklaring van getuige [getuige 22] blijkt bijvoorbeeld dat met het ontwerp van de keuken rekening werd gehouden met de wensen van [medeverdachte] en [verdachte] . Ook blijkt hieruit dat [verdachte] de keuken uitzocht inclusief een wijnkoelkast en een fornuis van € 9.177,00. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaring van [getuige 22] te twijfelen. Opvallend is ook dat niet alleen geld werd gespendeerd aan de herinrichting van de tuin, maar dat ook het onderhoud van de tuin (die behoorde tot het privé domein van verdachten) werd betaald door [naam BV] . Daarnaast blijkt ook uit de aard van sommige uitgaven, zoals een design kroonluchter, dat er vanuit moet worden gegaan dat deze uitgaven enkel en alleen werden gedaan voor het genot en het privégebruik door [medeverdachte] en [verdachte] . De kosten zijn betaald door [naam BV] dan wel door [naam BV] in rekening gebracht bij SGL. Gelet op de aard van de uitgaven en de functies van [verdachte] en [medeverdachte] bij beider rechtspersonen is sprake van medeplegen van deze feiten.
In het ten laste gelegde bedrag zit tot slot een bedrag van € 60.000,00 aan meubilair dat van [naam 32] is overgenomen. Blijkens de verklaringen van [naam 32] was dit privémeubilair. Dit meubilair is door SGL betaald, is in de woning van [medeverdachte] en [verdachte] achtergebleven en is daar later niet meer aangetroffen. Voor dit onderdeel acht de rechtbank verduistering door [medeverdachte] bewezen. Voor dit onderdeel is voor medeplegen van [verdachte] onvoldoende bewijs; uit het dosssier blijkt niet dat zij bij de overname van het meubilair betrokken was of anderszins een rol speelde bij de toe-eigening daarvan.
4.21
[adres 3] [woonplaats 2] (feitonderdelen 23 en 24)
[verdachte] wordt ervan verdacht dat zij samen met [medeverdachte] een bedrag van € 10.792,- aan verbouwingskosten van [naam BV] heeft verduisterd. Dit bedrag is uitgegeven aan het opknappen/inrichten van [adres 3] op het moment dat de dochter van [medeverdachte] daar ging wonen.
Bewijsmiddelen
Uit de dossierstukken blijkt dat [naam stichting 1] het complex [adres 5] in [woonplaats 2] (woonhuizen, manege en landhuis), in april 2007 kocht en verhuurde aan [naam BV] . Verkoper [getuige 3] en zijn vrouw bleven in de woning [adres 3] wonen en sloten daarvoor een huurovereenkomst met [naam stichting 1] . Zij betaalden maandelijks € 970,- huur. [223] Eind 2008 vertrok [getuige 3] . [224] Vervolgens ging de dochter van [medeverdachte] , [naam dochter] , in de woning wonen. Zij sloot daarvoor een “overeenkomst antikraak woonruimte” met [naam stichting 1] . [naam dochter] betaalde geen huur of andere vergoeding voor het gebruik van de woning. [225]
Net voordat [naam dochter] in de woning trok, werd in de woning schilderwerk gedaan en werden er nieuwe gordijnen gekocht. In het dossier bevindt zich een offerte van [naam 34] B.V. met offerte-nummer 20090064 voor een bedrag van € 5.048,66 aan gordijnen gericht aan [naam BV] t.a.v. [verdachte] . [226] Per e‑mailbericht van [verdachte] namens [naam BV] van 23 februari 2009 werd met deze offerte akkoord gegaan. [227] In het dossier bevindt zich verder een overzicht van de onderhoudskosten van [adres 5] in 2009, waarop dit bedrag is terug te vinden en waarop verder staat vermeld dat [naam BV] aan [naam 35] € 4.593,52 en € 1.150,10 heeft betaald voor schilderwerk bij [adres 3] . [228] In de woning van [medeverdachte] ( [adres 1] te [woonplaats 1] ) zijn twee facturen van [naam 35] Schilderwerken aangetroffen: een factuur van 11 februari 2009 voor een bedrag van € 4.593,52 [229] en een factuur van 4 maart 2009 voor een bedrag van € 1.150,10 [230] . Beide facturen zijn gericht aan [naam BV] ter attentie van [verdachte] . In totaal gaat het dus om een bedrag van € 10.792,- (€ 4.593,52 + € 1.150,10 + € 5.048,-).
Getuige [naam dochter]heeft verklaard dat zij vanaf begin 2009 op nummer 63 woont. Dit is de voormalige woning van [getuige 3] . Voordat zij er is gaan wonen, is de keuken opgeknapt. Dat wil zeggen dat de keukenkastjes zijn opgeschuurd. Haar vader heeft aan haar voorgesteld om er te gaan wonen en zij vond het goed idee. Zij betaalt nu € 600,- per maand voor deze woning. Het bedrag wordt van haar loon ingehouden sinds zij in september 2011 voor de manege is gaan werken. Daarvóór hoefde zij niets voor de woning te betalen. Zij ging ervan uit dat haar vader dit voor haar betaalde. Zij heeft verklaard dat zij wel weet wat een anti-kraakovereenkomst inhoudt. Zij weet dat dit pand binnen een kleine cirkel van de bedrijfsruimte ligt en daarom niet verhuurd kan worden. Haar vader heeft haar dit verteld en dat dit via een constructie moest. Haar vader heeft haar deze constructie voorgesteld zodat zij in het pand [adres 3] gratis kon wonen. Nadat haar vader aan haar heeft gevraagd of zij interesse had in de woning is zij met hem gaan kijken. Zij vond het pand prima om te bewonen maar haar vader stelde voor om de keukenkastjes te renoveren. Zij heeft gezegd dat zij een lichte kleur mooi vond en haar vader regelde de rest. Zij heeft samen met [verdachte] de gordijnen uitgezocht in [woonplaats 1] op het industrieterrein. [231]
Bewijsoverweging:
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] omstreeks februari 2009 de verbouwings-/inrichtingskosten voor [adres 3] voor een bedrag van € 10.792,- toebehorende aan [naam BV] hebben verduisterd. [medeverdachte] deed dit samen met [verdachte] die het geld uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had. [naam dochter] is de dochter van [medeverdachte] en kwam, middels een constructie van een anti-kraakovereenkomst, gratis op [adres 3] wonen. Vlak voordat ze in de woning trok werd deze ingericht/opgeknapt voor de genoemde bedragen. Dit gebeurde op initiatief van [medeverdachte] en [verdachte] en in overleg met [naam dochter] . Deze kosten waren op geen enkele wijze zorggerelateerd en ook de anti-kraakovereenkomst, wat daar verder ook van zij, bood geen basis voor de uitgaven die zijn gedaan. Kortom, [medeverdachte] en [verdachte] eigenden zich het bedrag van € 10.792,- toe en besteedden dit aan het verfraaien van de woning van de dochter van [medeverdachte] , terwijl dit op geen enkele manier te maken had met de door [naam BV] geleverde zorg en hiervoor ook anderszins geen grondslag was.
4.22
Valsheid in geschrifte van de Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten van 2 april 2008 (feitonderdeel 27)
Bewijsmiddelen
In het kader van de uitbesteding van zorg in de vorm van dagbestedingen is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen SGL en [naam BV] . De overeenkomst is gedateerd op 10 april 2007 en ondertekend door [medeverdachte] namens SGL en door [verdachte] (namens [naam oprichter] ) voor [naam BV] . In deze overeenkomst is opgenomen dat [naam BV] dagbesteding en ondersteunende en activerende begeleiding zal aanbieden voor cliënten van SGL met een budget van € 1.478.898,00 (54 cliënten x 255 openstellingsdagen x 2 dagdelen x € 53,70). [232]
Er is een eerste Aanvulling op deze samenwerkingsovereenkomst opgemaakt gedateerd 16 april 2007, waarbij is afgesproken dat naast het reguliere tarief van € 53,70 per dagdeel, wanneer er bij een cliënt sprake is van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) het tarief voor het jaar 2007 zal bedragen: € 87,60 per dagdeel. Deze tweede aanvulling is ook ondertekend door [medeverdachte] namens SGL en door medeverdachte [verdachte] (namens [naam oprichter] ) voor [naam BV] . [233]
Op 2 april 2008 is een tweede Aanvulling op deze samenwerkingsovereenkomst opgemaakt. [234] Ook deze tweede aanvulling is ondertekend door [medeverdachte] namens SGL en door medeverdachte [verdachte] (namens [naam oprichter] ) voor [naam BV] .
In deze tweede aanvulling is opgenomen dat:
“2.2 Op basis van de in de hoofdovereenkomst en de aanvullende overeenkomst van
16 april 2007 genoemde tarieven, zal SGL vanaf 2 april 2008 [naam BV] maandelijks
vooraf gaan betalen voor de te leveren zorg- en dienstverlening.
2.3
Op jaarbasis betreft het een totaal bedrag van € 2.387.976,-. Dit bedrag is gebaseerd
op de tarieven 2007 en zal conform artikel 3.2. van de hoofdovereenkomst jaarlijks
worden geïndexeerd.
2.4
Maandelijks zal een bedrag van € 198.998,- (€ 2.387.976 : 12) op voorhand worden
overgemaakt aan [naam BV] -manda.
2.5
Na verloop van een periode van twaalf maanden zal [naam BV] aan SGL een
overzicht doen toekomen van de totaal gerealiseerde productie dagbesteding en
ondersteunende en activerende begeleiding aan cliënten van SGL.”
In het dossier bevindt zich een handgeschreven notitie met als opschrift ‘contractaanpassing’ en gedateerd 19 maart 2008 waarop kennelijk een berekening van het budget wordt gemaakt voor [naam BV] . Bij die berekening wordt aangenomen dat in totaal 46 cliënten nagenoeg alle dagen van de week zorg zullen afnemen bij de verschillende onderdelen van [naam BV] (in totaal 27.360 dagdelen) tegen het NAH tarief (87,60 euro), uitkomend op € 2.387.976 oftewel € 198.998,- per maand. [235]
Getuige [getuige 26]herkent het handschrift van deze notitie als het handschrift van [medeverdachte] . [236]
De FIOD heeft gerelateerd dat deze notitie op 4 februari 2014 aan de FIOD overhandigd door de heer [getuige 5] onder mededeling dat dit stuk was opgemaakt door [medeverdachte] en dat destijds door [medeverdachte] was aangegeven dat dit de manier was waarop de berekening moest worden gemaakt. [237]
Er is onderzoek gedaan naar de omvang en samenstelling van de van SGL ontvangen
vergoedingen voor de dagbesteding aan gehandicapten door [naam BV] en naar de omvang en samenstelling van de werkelijk geleverde dagbesteding door [naam BV] aan cliënten in het aantal dagdelen in relatie tot de door [naam BV] ontvangen vergoeding daarvoor van SGL. [238] Dit onderzoek is onder meer gebaseerd op de aangetroffen presentielijsten, waarop dagelijks per zorglocatie werd bijgehouden aan wie wanneer en hoe lang zorg werd verleend. Verder staat ook het tarief weergegeven dat per cliënt van toepassing is op de geleverde zorg door [naam BV] aan SGL. [239] Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de door SGL gemaakte aansluitingen van de productiecijfers waaronder de (daadwerkelijke) productie bij [naam BV] over de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011”. [240] Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in 2008 24% van de cliënten van SGL die dagbesteding afnamen bij [naam BV] NAH-cliënt was en dat in de periode 2008 tot en met 2011 gemiddeld 21 % NAH-cliënt was. [241]
Bewijsoverweging:
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode een “Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten”, gedateerd 2 april 2008 valselijk heeft opgemaakt. Als bestuurder van SGL en feitelijk leidinggever van [naam BV] heeft [medeverdachte] kennis gehad van de productie van [naam BV] . [medeverdachte] heeft vervolgens voor [naam BV] willens en wetens een budget vastgesteld dat niet op de werkelijkheid was gebaseerd, omdat niet 100% van de cliënten van SGL waarvoor dagbesteding door SGL werd ingekocht bij [naam BV] NAH-cliënt was (met het hoge tarief), maar slechts gemiddeld 21 %. In de overeenkomst wordt gelet op het bepaalde onder 2.2 gesuggereerd dat ook thans nog wordt uitgegaan van de tarieven zoals die zijn genoemd in de hoofdovereenkomst (€ 53,70) en in de eerste aanvulling van 16 april 2007 (€ 53,70 regulier en € 87,60 in geval sprake is van cliënten met NAH (NAH-tarief)), terwijl bij de bepaling van het budget enkel van het hoogste tarief, het NAH-tarief, is uitgegaan. Ook [verdachte] moet duidelijk zijn geweest dat het budget in de tweede Aanvulling niet gebaseerd kon zijn op de werkelijke verhouding NAH – niet-NAH van de cliënten van SGL die bij [naam BV] dagbesteding volgden en derhalve niet klopte. Zij had immers de dagelijkse leiding over [naam BV] . Dat het een zogenaamd capaciteitscontract betrof, maakt niet dat hier anders over geoordeeld moet worden. De afgesproken capaciteit moet immers wel (op termijn) redelijkerwijs realiseerbaar zijn en dat kon in dit geval niet, gelet op de daadwerkelijke verhouding NAH – niet-NAH. [medeverdachte] en [verdachte] hebben deze overeenkomst opgemaakt met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken. De aanvulling op de samenwerkingsovereenkomst is jegens SGL immers gebruikt om tot betaling van de desbetreffende bedragen aan [naam BV] te komen, waar gelet op de daadwerkelijke verhouding tussen het aantal reguliere en NAH-cliënten helemaal geen recht op was.
4.23
Valsheid in geschrifte van een volmacht van [naam stichting 1] aan [medeverdachte] (feitonderdeel 28)
Bewijsmiddelen
In het pand [adres 1] te [woonplaats 1] is een schriftelijk bescheid aangetroffen, zijnde een volmacht van [naam stichting 1] op naam gesteld van [medeverdachte] . In deze volmacht staat de volgende tekst:
“Hierbij bevestigen wij dat wij als bestuurder van [naam stichting 1] , aan onze medebestuurder, de heer [medeverdachte] , algehele volmacht hebben verleend om namens de [naam stichting 1] te handelen. Deze volmacht hebben wij verleend vanaf infunctietreding van de heer [medeverdachte] per 11 februari 2008.” [242]
De volmacht is ondertekend door de toenmalige bestuurders [naam oprichter] , [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] van [naam stichting 1] .
Daarbij is een exemplaar van de volmacht aangetroffen met dit verschil dat onderaan de pagina staat vermeld 934722/tw/pl [243] .
Bij deze volmacht is verder een pagina van een ander document aangetroffen waarin volmacht wordt gegeven aan iedere medewerker van het kantoor van mr. R.M.J. van Gent, mr. A.P.C.G. Wolfs en mr. H.A.G.G. Knops, notarissen te Heerlen voor bepaalde handelingen door voornoemde bestuursleden en waarop de namen en de handtekeningen van voornoemde bestuursleden staan vermeld op dezelfde wijze als op voormelde volmacht. Op deze pagina staat onderaan vermeld 934722/tw/pl. [244]
Tot slot is bij de volmacht een document aangetroffen waarbij het bovenste deel van de volmacht met plakband is geplakt aan het deel van het document met onderaan de vermelding 934722/tw/pl waarop de handtekeningen en namen van voornoemde bestuursleden staan.
In het dossier bevindt zich verder een e-mailbericht van [naam adviseur 1] , accountant van Deloitte, aan [verdachte] van 27 oktober 2011, met als onderwerp “RE: bijlage [naam stichting 1] )”. De tekst luidt als volgt:
“Hallo [verdachte] . Dank je. Wat erg belangrijk nog is, is de verklaring dat de overige bestuurders aan bestuurder [medeverdachte] de volmacht hebben gegeven om namens de Stichting zelfstandig te mogen handelen cq zelfstandig bevoegd is. Ik heb begrepen dat de secretaris dit zou opstellen. Ik hoor het graag van je. Groet [naam adviseur 1] ”. [245]
In het e-mailbericht van [verdachte] aan [naam adviseur 1] van 5 december 2011, met als onderwerp “Volmacht” antwoordt [verdachte] . De tekst luidt als volgt:
“Hallo [naam adviseur 1] . Dit is de volmacht van [naam stichting 1] . Met vriendelijke groeten, [verdachte] ”. [246] In de e-mail is een “pdf.bestand” gevoegd met de titel “Volmacht [naam stichting 1] ”. Een uitdraai hiervan bevindt zich in het dossier [247] en dit document is identiek aan de vervalste volmacht.
Verder is op een USB-stick een pdf-bestand aangetroffen met de bestandsnaam
“volmacht [naam stichting 1] ”. Dit bestand is geprint en aan het dossier toegevoegd als D-282. [248] Dit document is identiek aan het als bijlage gevoegde pdf-bestand dat [verdachte] op 5 december 2011 per e-mail naar [naam adviseur 1] heeft gestuurd. Uit digitaal onderzoek is gebleken dat het pdf-bestand met bestandsnaam “volmacht [naam stichting 1] ” op 5 december 2011 voor het laatst is bewerkt. [249]
[medeverdachte]heeft verklaard dat er buiten [verdachte] en hij niemand op [adres 1] woonde. Hij heeft de volmacht nooit gebruikt. Of hij het gemaakt heeft, weet hij niet meer. Hij zal het wel gemaakt hebben. [250] Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] in gelijke zin verklaard.
Bewijsoverweging:
Op grond van de in de woning van [verdachte] en [medeverdachte] aangetroffen volmacht en de daarbij aangetroffen documenten hiervoor opgenomen onder de bewijsmiddelen staat buiten twijfel dat de volmacht is vervalst. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte] in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 5 december 2011 een volmacht valselijk heeft opgemaakt.
4.24
Eindconclusie:
Overwegingen ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen, van oordeel dat de verdachte samen met haar medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het valselijk opmaken van:
- de Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten d.d. 2 april 2008; en
- een schriftelijke volmacht.
Overwegingen ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen van oordeel dat de verdachte samen met haar medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van geldbedragen en goederen die haar medeverdachte [medeverdachte] telkens in zijn hoedanigheid van bestuurder van SGL onder zich had, te weten:
Fitnessapparatuur
€ 2.989,21
Kunst
€ 23.500,40
Onroerend goed
[adres 7] [plaats 1]
€ 113.442,06
[adres 1] [woonplaats 1]
€ 93.744,00
Totaal
€ 233.675,67
Overwegingen ten aanzien van feit 4:
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen van oordeel dat de verdachte samen met haar medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van geldbedragen en goederen die verdachte telkens uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als Manager back office en Bedrijfsdirecteur van [naam BV] manda BV, onder zich had, te weten.
Paarden
[naam paard 6]
€ 36.000,00
Verzekering, dierenarts, stalling, zadelmak maken [naam veulen 1]
€ 86.655,38
Werknemer
€ 33.620,00
Onroerend goed
[adres 1] [woonplaats 1]
€ 34.456,00
[adres 3] [woonplaats 2]
€ 10.792,00
Totaal
€ 201.523,38
4.25
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 1 december 2005 tot en met 5 december 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben zij, verdachte, en haar medeverdachte toen aldaar -zakelijk weergegeven-
-de "Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten" tussen de Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) en [naam BV] , gedateerd 2 april 2008 opgemaakt, op basis waarvan SGL aan [naam BV] jaarlijks een bedrag van 2.387.976 euro zou betalen in verband met door [naam BV] te ontwikkelen en in te zetten voorzieningen, geschikt voor zorg aan volwassenen met een lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking, welk jaarlijks budget door haar medeverdachte valselijk en in strijd met de waarheid was gebaseerd op de omstandigheid dat op alle cliënten van [naam BV] het hoge zogenaamde NAH-tarief (van 87,60) van toepassing was, zulks terwijl in werkelijkheid minder dan 25% van de cliënten van [naam BV] een NAH-indicatie had; en
-een schriftelijke volmacht opgemaakt, waarin door het bestuur van de [naam stichting 1] aan medeverdachte [medeverdachte] als medebestuurder per 11 februari 2008 algehele volmacht werd verleend om namens de [naam stichting 1] te handelen, en op/in die volmacht valselijk en in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen de handtekeningen van bestuursleden van de [naam stichting 1] , te weten [naam oprichter] en [naam bestuurder 2] en [naam bestuurder 1] , zulks terwijl die bestuursleden de hiervoor omschreven volmacht in werkelijkheid niet hadden ondertekend,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
in de periode van 1 december 2005 tot 1 november 2010 in Nederland en/of te Neeroeteren, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , meermalen telkens opzettelijk geldbedragen en/of goederen voor in totaal 233.675 euro, te weten aan kunstvoorwerpen 23.500 euro, Onroerend goed [plaats 1] 113.442 euro, Onroerend goed [woonplaats 1] 93.744 euro en fitnessapparatuur 2.989 euro, toebehorende aan Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL), welke geldbedragen en goederen haar medeverdachte [medeverdachte] telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als bestuurder van SGL onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
in de periode van 10 april 2007 tot en met 31 december 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen telkens opzettelijk geldbedragen en/of een goed voor in totaal 201.523 euro, te weten aan Paarden 122.655 euro, Loon werknemer 33.620 euro, Onroerend goed [adres 1] [woonplaats 1] 34.456 euro en Onroerend goed [adres 3] [woonplaats 2] 10.792 euro, toebehorende aan [naam BV] , welke geldbedragen en goederen verdachte telkens uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als Manager backoffice of Bedrijfsdirecteur van [naam BV] , onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het optreden van de belastingdienst en de FIOD bestuurlijk dermate onbehoorlijk is, dat dit een strafverminderende omstandigheid is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van 8 maanden. Zij weegt hierbij de volgende feiten en omstandigheden mee.
[verdachte] komt medio 2005 als secretaresse in dienst bij SGL, waar ze korte tijd later een relatie krijgt met medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] is bestuurder van SGL en neemt in 2005 het initiatief tot oprichting van [naam stichting 1] en [naam BV] , die als onderaannemer van SGL gaan fungeren. Vanaf 2005 wordt geïnvesteerd in onroerend goed en in paarden. [verdachte] krijgt hierbij steeds nadrukkelijker een rol; in 2006 volgt ze enkele paardrijlessen met het oog op de op te zetten “zorgmanege” en vanaf eind 2006 is ze betrokken bij het inrichten van de villa in [plaats 1] en het appartement in [woonplaats 2] . Voor de villa in [plaats 1] zoekt [verdachte] (samen met een medewerker van de architect) exclusief meubilair uit, waarbij geld geen rol speelde. De verbouwing en inrichting hadden tot doel de villa vooral privé te gaan gebruiken. Vanaf dezelfde tijd gaat [verdachte] regelmatig mee met [medeverdachte] om kunst te kopen bij Galerie [naam galerie] . Deze kunst wordt door SGL betaald en later voor een deel teruggevonden in de privévertrekken van [verdachte] en [medeverdachte] . In april 2007 wordt [verdachte] manager backoffice bij [naam BV] en later (in 2009) directeur. Bij de overstap in 2007 krijgt ze een ontslagvergoeding van € 25.000,- mee, waarvoor [medeverdachte] zijn akkoord geeft en waarvoor enige grondslag ontbreekt.
Hoewel [verdachte] (uiteindelijk) directeur is van [naam BV] , is haar partner [medeverdachte] degene die de echte zeggenschap bij [naam stichting 1] / [naam BV] heeft. Samen gebruiken [verdachte] en [medeverdachte] hun positie om vanaf 2008 grote geldbedragen van SGL naar [naam BV] te laten overmaken. [verdachte] is daarbij niet de initiator, maar neemt wel actief deel aan de handelingen om dit mogelijk te maken. Zo maakt zij samen met [medeverdachte] de “Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten”, waarmee binnen [naam stichting 1] / [naam BV] de weg vrij staat om jaarlijks een bedrag van meer dan 2,3 miljoen euro buiten het zicht van SGL te besteden. Dit bedrag wordt niet alleen besteed aan zorg, maar ook aan zaken die slechts dienen voor het genot van [verdachte] en [medeverdachte] . De villa in [woonplaats 1] is daarvan het voornaamste voorbeeld. De keuken van de villa en de tuin worden voor veel geld verbouwd en ingericht op kosten van SGL en [naam BV] , met als enkel doel het woongenot van [verdachte] en [medeverdachte] . [verdachte] is degene die de keuken uitzoekt met daarin een fornuis van bijna € 10.000,-. Voor het bewonen van de villa in [woonplaats 1] betaalt [verdachte] slechts € 500,- per maand, wat in geen enkele verhouding staat tot de prestatie die daarvoor geleverd wordt. Binnen [naam BV] is [verdachte] verder betrokken bij de aankoop van het paard [naam paard 6] voor € 36.000,-. Dit paard heeft niets met zorg te maken, maar dient slechts voor de hobby van de dochter van [medeverdachte] . Hetzelfde geldt voor de medewerker die voor meer dan € 33.000,- wordt ingehuurd en die als voornaamste taak heeft het geven van paardrijlessen aan de dochter van [medeverdachte] . Kosten van privépaarden van [medeverdachte] en [verdachte] voor een bedrag richting een ton worden afgewenteld op [naam BV] .
Kortom, [verdachte] leidde vanaf het moment dat haar relatie met [medeverdachte] serieus werd samen met hem op kosten van SGL en [naam BV] een luxe leven. De villa’s in [plaats 1] en [woonplaats 1] werden voor extreme bedragen verbouwd en ingericht voor privégebruik en er werd voor aanzienlijke bedragen kunst en paarden gekocht. Deze uitgaven werden gedaan met geld dat bestemd was voor AWBZ-zorg. Het betrof met andere woorden gemeenschapsgeld, bedoeld voor het bekostigen van zorg voor mensen die zorg nodig hebben. Dit geld werd door [medeverdachte] en [verdachte] besteed aan luxe goederen die zij vervolgens verduisterden. Daarbij ging zij het vervalsen van documenten niet uit de weg.
De rechtbank onderkent dat [verdachte] ten opzichte van [medeverdachte] een ondergeschikte rol had. [medeverdachte] was formeel degene die als enig bestuurder van SGL en als een van de bestuurders van [naam stichting 1] daadwerkelijk over geld en goederen kon beschikken. Voorts blijkt uit de onderdelen van de tenlastelegging waarvan [verdachte] wordt vrijgesproken, dat [medeverdachte] al volop bezig was zichzelf ten koste van SGL te verrijken op het moment dat [verdachte] in zijn leven kwam. Het verwijt aan haar is vooral dat zij zich geen moment daarvan gedistantieerd heeft maar zonder enige gêne meewerkte aan en profiteerde van die zelfverrijking.
[verdachte] vindt dat zij onschuldig is. Zij heeft op veel vragen geen antwoord willen geven of stelt dat ze het zich niet meer kan herinneren. De indruk bestaat dat [verdachte] zichzelf vooral als slachtoffer ziet van het onderzoek van de FIOD. Zij miskent hiermee de rol die zij heeft gehad, niet alleen als partner van [medeverdachte] , maar ook als directeur van [naam BV] . Zij heeft zich gedurende zes jaar samen met [medeverdachte] structureel schuldig gemaakt aan verduistering en valsheid in geschrifte. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij daar geen enkele verantwoordelijkheid voor neemt.
De rechtbank weegt ten voordele van [verdachte] mee dat zij geen strafblad heeft.
Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de redelijke termijn van berechting. Uitgangspunt is dat binnen twee jaar na aanvang van deze termijn een vonnis moet worden gewezen. Als het moment van aanvang van de redelijke termijn neemt de rechtbank de dag van de doorzoeking van het huis van [verdachte] en [medeverdachte] in juli 2012. Dit betekent dat de redelijke termijn eindigde in juli 2014. In oktober 2014 was het onderzoek gereed. Het betrof een omvangrijke en complexe zaak. [verdachte] heeft nauwelijks medewerking verleend aan het onderzoek, wat de voortgang niet heeft bevorderd. Anderzijds begrijpt de rechtbank dat het voor [verdachte] heel zwaar moet zijn geweest dat zij gedurende zes jaar in onzekerheid heeft geleefd over het verloop en de uitkomst van deze strafrechtelijke procedure. Alles afwegende compenseert de rechtbank dit door de beoogde gevangenisstraf te matigen met 4 maanden.
Bij een benadelingsbedrag van tweeëneenhalf tot vijf ton, zoals hier het geval is, worden in vergelijkbare gevallen gevangenisstraffen van 12 tot 18 maanden opgelegd. Rekening houdend met de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn besproken, zal de rechtbank aan [verdachte] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 8 maanden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 225, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
feit 3ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.25 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvan
acht (8) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. C. Wapenaar en
mr. C.M. Nollen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 5 december 2011 in de gemeente(n) Sittard- Geleen en/of [woonplaats 1] en/of te [plaats 1] in de gemeente Venlo en/of te [woonplaats 2] in de gemeente Nuth, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven-
-een factuur, gedateerd 1 december 2005 en gericht aan SGL te Sittard (D-220 6/11) en/of een bijbehorende specificatie (D-220 7/11) opgemaakt en/of doen en/of laten opmaken en in/op die factuur voornoemd valselijk en/of in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen en/of doen en/of laten vermelden/opnemen dat deze afkomstig was van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of blijkens de bijbehorende specificatie voornoemd betrekking had op de aankoop van 13 paarden voor een bedrag van 138.800 euro, zulks terwijl die factuur en/of die specificatie voornoemd in werkelijkheid niet afkomstig was/waren van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of terwijl in werkelijkheid genoemd bedrag van 138.800 euro betrekking had op de aankoop van 14 paarden en stallingskosten (D-007) en/of
-een factuur, gedateerd 28 augustus 2006 en gericht aan SGL te Sittard (D-220 2/11) opgemaakt en/of doen en/of laten opmaken en in/op die factuur voornoemd valselijk en/of in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen en/of doen en/of laten vermelden/opnemen dat deze afkomstig was van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of betrekking had op 4x "stalling en zadelmak maken september-december 2006 extra in verband met verzorging na operatie" voor een bedrag van 2.200 euro, zulks terwijl die factuur voornoemd in werkelijkheid niet afkomstig was van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of in werkelijkheid betrekking had op de aankoop van paarden/veulens en/of
-een factuur, gedateerd 14 augustus 2006 en gericht aan SGL te Sittard (D-220 3/11) opgemaakt en/of doen en/of laten opmaken en in/op die factuur voornoemd valselijk en/of in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen en/of doen en/of laten vermelden/opnemen dat deze afkomstig was van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of betrekking had op de aankoop van het paard " [naam paard 5] " voor een bedrag van 10.500 euro, zulks terwijl die factuur voornoemd in werkelijkheid niet afkomstig was van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of terwijl het paard " [naam paard 5] " in werkelijkheid voor 5.000 euro was aangekocht, althans voor een lager bedrag dan op voornoemde factuur vermeld en/of
-de "Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten" tussen de Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) en [naam BV] , gedateerd 2 april 2008 (D-252) opgemaakt en/of doen en/of laten opmaken, op basis waarvan SGL aan [naam BV] jaarlijks een bedrag van 2.387.976 euro zou betalen in verband met door [naam BV] te ontwikkelen en in te zetten voorzieningen, geschikt voor zorg aan volwassenen met een lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking, welk jaarlijks budget voornoemd was gebaseerd op het door verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) valselijk en/of in strijd met de waarheid aangegeven/bepaald aantal van 46 cliënten en/of 27.260 dagdelen te verlenen zorg en/of de omstandigheid dat op alle cliënten van [naam BV] uitsluitend het hoge zogenaamde NAH-tarief (van 87,60) van toepassing was, zulks terwijl in werkelijkheid slechts ongeveer 28 cliënten, in elk geval aanzienlijk minder dan de 46 cliënten voornoemd een dagbesteding genoten bij [naam BV] en/of gedurende slechts gemiddeld ongeveer de helft van het aantal dagdelen voornoemd, althans aanzienlijk minder dan de 27.260 dagdelen voornoemd en/of minder dan 25% van de cliënten van [naam BV] een NAH-indicatie had en/of
-een schriftelijke volmacht opgemaakt, waarin door het bestuur van de [naam stichting 1] aan medeverdachte [medeverdachte] als medebestuurder per 11 februari 2008 algehele volmacht werd verleend om namens de [naam stichting 1] te handelen (D-212 1/12), en op/in die volmacht voornoemd valselijk en/of in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen de handtekening(en) van één of meer bestuursleden van de [naam stichting 1] , te weten [naam oprichter] en/of [naam bestuurder 2] en/of [naam bestuurder 1]
, zulks terwijl één of meer van die bestuursleden voornoemd de hiervoor omschreven volmacht in werkelijkheid niet had(den) ondertekend,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 5 december 2011 in de gemeente(n) Sittard- Geleen en/of [woonplaats 1] en/of te [plaats 1] in de gemeente Venlo en/of te [woonplaats 2] in de gemeente Nuth, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben [medeverdachte] en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar -zakelijk weergegeven-
-een factuur, gedateerd 1 december 2005 en gericht aan SGL te Sittard (D-220 6/11) en/of een bijbehorende specificatie (D-220 7/11) opgemaakt en/of doen en/of laten opmaken en in/op die factuur voornoemd valselijk en/of in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen en/of doen en/of laten vermelden/opnemen dat deze afkomstig was van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of blijkens de bijbehorende specificatie voornoemd betrekking had op de aankoop van 13 paarden voor een bedrag van 138.800 euro, zulks terwijl die factuur en/of die specificatie voornoemd in werkelijkheid niet afkomstig was/waren van [getuige 3] te [woonplaats 2] en/of terwijl in werkelijkheid genoemd bedrag van 138.800 euro betrekking had op de aankoop van 14 paarden en stallingskosten (D-007) en/of
-de "Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten" tussen de Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) en [naam BV] , gedateerd 2 april 2008 (D-252) opgemaakt en/of doen en/of laten opmaken, op basis waarvan SGL aan [naam BV] jaarlijks een bedrag van 2.387.976 euro zou betalen in verband met door [naam BV] te ontwikkelen en in te zetten voorzieningen, geschikt voor zorg aan volwassenen met een lichamelijke, zintuiglijke of meervoudige beperking, welk jaarlijks budget voornoemd was gebaseerd op het door [medeverdachte] en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) valselijk
en/of in strijd met de waarheid aangegeven/bepaald aantal van 46 cliënten en/of 27.260 dagdelen te verlenen zorg en/of de omstandigheid dat op alle cliënten van [naam BV] uitsluitend het hoge zogenaamde NAH-tarief (van 87,60) van toepassing was, zulks terwijl in werkelijkheid slechts ongeveer 28 cliënten, in elk geval aanzienlijk minder dan de 46 cliënten voornoemd een dagbesteding genoten bij [naam BV] en/of gedurende slechts gemiddeld ongeveer de helft van het aantal dagdelen voornoemd, althans aanzienlijk minder dan de 27.260 dagdelen voornoemd en/of minder dan 25% van de cliënten van [naam BV] een NAH-indicatie had en/of
-een schriftelijke volmacht opgemaakt, waarin door het bestuur van de [naam stichting 1] aan [medeverdachte] als medebestuurder per 11 februari 2008 algehele volmacht werd verleend om namens de [naam stichting 1] te handelen (D-212 1/12), en op/in die volmacht voornoemd valselijk en/of in strijd met de waarheid vermeld/opgenomen de handtekening(en) van één of meer bestuursleden van de [naam stichting 1] , te weten [naam oprichter] en/of [naam bestuurder 2] en/of [naam bestuurder 1] , zulks terwijl één of meer van die bestuursleden voornoemd de hiervoor omschreven volmacht in werkelijkheid niet had(den) ondertekend,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) zij, verdachte, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot en met 5 december 2011 in de gemeente(n) Sittard- Geleen en/of [woonplaats 1] en/of te [plaats 1] in de gemeente Venlo en/of te [woonplaats 2] in de gemeente Nuth, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door -zakelijk weergegeven- (onder meer)
-optredend in haar hoedanigheid van secretaresse van [medeverdachte] in dienst van SGL/als zodanig de voornoemde valse factuur, gedateerd 1 december 2005 en gericht aan SGL te Sittard (D-220 6/11) en/of de voornoemde valse specificatie (D-220 7/11) digitaal te wijzigen en/of digitaal op te slaan onder gebruikersaccount " [naam account] " en/of gegevens ten behoeve van het opmaken van die factuur en/of specificatie aan te leveren en/of
-optredend voor [naam oprichter] namens [naam BV] /in haar hoedanigheid van Manager backoffice en/of Bedrijfsdirecteur van [naam BV] /als zodanig voornoemde valse "Aanvulling II Samenwerkingsovereenkomst Zorgfaciliteiten" tussen de Stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) en [naam BV] , gedateerd 2 april 2008 (D-252) mede tot stand te brengen en/of mede te ondertekenen en/of
-optredend namens [naam BV] /in haar hoedanigheid van Manager backoffice en/of Bedrijfsdirecteur van [naam BV] /als zodanig voornoemde valse volmacht (D-212 1/12) digitaal te bewerken en/of op te slaan op haar laptop en/of als bijlage bij een e-mail aan een derde te verzenden;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2005 tot 1 november 2010 in de gemeente(n) Sittard- [woonplaats 3] en/of [woonplaats 1] en/of Meerssen en/of Amsterdam en/of te [plaats 1] in de gemeente Venlo en/of te [woonplaats 2] in de gemeente [plaats 2] , in elk geval in Nederland en/of te Neeroeteren in de deelgemeente Maaseik, in elk geval in België, (telkens) tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer
geldbedrag(en) en/of één of meer goed(eren) (voor in totaal 1.659.530 euro of daaromtrent) (Paarden 103.035 euro (RD-AH-01, hfdst. 9, p. 103), Kunstvoorwerpen 70.639 euro (RD-AH-02, hfdst. 13, p. 60), Horloges 34.502 euro (RD-AH-03, hfdst. 6, p. 40), Onroerend goed [plaats 1] 1.107.924 euro (RD-AH-04, p. 113, AH-052, D-400 t/m D-424), Onroerend goed [woonplaats 2] 172.663 euro (RD-AH-04, p. 117, AH-054, D-340, D-426/1 t/m D-479), Onroerend goed [woonplaats 1] 153.744 euro (AH-055, D-487 t/m D-490, D-588, D-596, D-355 en G26-01), Diversen: audiovisuele apparatuur 14.034 euro en fitnessapparatuur 2.989 euro (RD-AH-05, p. 24 en 34)), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Gehandicaptenzorg (Limburg), hierna te noemen "SGL", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n), en welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) en medeverdachte [medeverdachte] (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als bestuurder van SGL onder zich had(den) en/of welk(e) geldbedrag(en) en/of
goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten als secretaresse van, in elk geval in haar zakelijke relatie tot medeverdachte [medeverdachte] in zijn hoedanigheid van bestuurder van SGL onder zich had, in elk geval welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
3.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 april 2008 tot 1 november 2010 in de gemeente(n) Sittard- [woonplaats 3] en/of [woonplaats 1] en/of te [woonplaats 2] in de gemeente [plaats 2] , in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een
valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Raad van Toezicht van SGL, althans een meerderheid van de Raad van Toezicht van SGL, althans één of meer lid/leden van de Raad van Toezicht van SGL, heeft bewogen tot de afgifte(n) door SGL aan [naam BV] van één of meer geldbedrag(en) (van in totaal 179.301 euro of daaromtrent) (Paarden 50.829 euro (RD-AH-06, p. 89, 90 en 93, D-748, D-749 3/6 t/m 5/6, D-697), Loon werknemer 27.884 euro (RD-AH-07 en D-064), Onroerend goed 102.588 euro (Onroerend goed [adres 1]
[woonplaats 1] 34.456 euro (D-499 t/m D-501, RD-AH-04, (o.a. p. 30) en RD-AH-08 (o.a. p. 20) en AH-055), huur [adres 1] [woonplaats 1] 34.000 euro (RD-AH-04, p. 29 en 30 en RD-AH-08, p. 18 en 63), huur [adres 3] [woonplaats 2] 21.340 euro (RD-AH-08, p. 22 en 63), Onroerend goed [adres 3] [woonplaats 2] 10.792 euro (ontnemingsp-v, p. 48, D-066 5/41, D-066 11/41, overzicht 8 bij OPV-01, D-650 en D-651), in elk geval één of meer (geld)bedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende zij, verdachte, en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid de Raad van Toezicht van SGL, althans een meerderheid van de Raad van Toezicht van SGL, althans één of meer lid/leden van de Raad van Toezicht van SGL, onjuiste en/of onvolledige schriftelijke en/of mondelinge informatie en/of gegevens verstrekt en/of voor de uitoefening van diens/hun taak noodzakelijke informatie en/of gegevens en/of stukken onthouden door:
-de begroting over 2008 en/of 2009 en/of 2010 aan de Raad van Toezicht van SGL ter goedkeuring voor te leggen, in welke begroting(en) onder meer het jaarlijkse door SGL aan [naam BV] te verstrekken budget van 2.387.976 euro voor te verlenen zorg was opgenomen/begrepen, terwijl dit budget voornoemd was gebaseerd op een door verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) ten onrechte en in strijd met de waarheid te hoog aangegeven/bepaald aantal cliënten en/of dagdelen te verlenen zorg en/of cliënten, waarop uitsluitend het hoge NAH-tarief van toepassing was en/of
-geen informatie en/of gegevens en/of stukken te verstrekken over de onderbouwing van het in de begroting van 2008 aanzienlijk verhoogde en in 2009 en/of 2010 gehandhaafde, jaarlijkse door SGL aan [naam BV] te verstrekken budget van 2.387.976 euro en/of
-geen informatie en/of gegevens en/of stukken te verstrekken over de financiële risico's van de (te) hoge bevoorschotting aan [naam BV] en/of
-geen informatie/inzicht te geven over/in de jaarlijkse werkelijk behaalde resultaten/omzet en/of vermogenspositie van [naam BV] en/of
-geen informatie te verstrekken over de adviezen van de afdeling Beleidsondersteuning Beheer van SGL om het jaarlijkse budget voor [naam BV] in neerwaartse zin bij te stellen in verband met de achtergebleven daadwerkelijk gerealiseerde productie/omzet en/of heldere uitgangspunten te formuleren voor de voorschotberekening ten behoeve van [naam BV] en/of het periodiek verkrijgen van inzicht in de financiële positie van [naam BV] ,
waardoor de Raad van Toezicht van SGL, althans een meerderheid, althans één of meer lid/leden van de Raad van Toezicht van SGL voornoemd (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
[medeverdachte] , in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting Gehandicaptenzorg (Limburg), hierna te noemen "SGL", op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 april 2008 tot 1 november 2010 in de gemeente(n) Sittard- [woonplaats 3] en/of [woonplaats 1] en/of te [woonplaats 2] in de gemeente [plaats 2] , in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Raad van Toezicht van SGL, althans een meerderheid van de Raad van Toezicht van SGL, althans één of meer lid/leden van de Raad van Toezicht van SGL, heeft bewogen tot de afgifte(n) door SGL aan [naam BV] van één of meer geldbedrag(en) (van in totaal 179.301
euro of daaromtrent) (Paarden 50.829 euro (RD-AH-06, p. 89, 90 en 93, D-748, D-749 3/6 t/m 5/6, D-697), Loon werknemer 27.884 euro (RD-AH-07 en D-064), Onroerend goed 102.588 euro (Onroerend goed [adres 1] [woonplaats 1] 34.456 euro (D-499 t/m D-501, RD-AH-04, (o.a. p. 30) en RD-AH-08 (o.a. p. 20) en AH-055), huur [adres 1] [woonplaats 1] 34.000 euro (RD-AH-04, p. 29 en 30 en RD-AH-08, p. 18 en 63), huur [adres 3] [woonplaats 2] 21.340 euro (RD-AH-08, p. 22 en 63), Onroerend goed [adres 3] [woonplaats 2] 10.792 euro (ontnemingsp-v, p. 48, D-066 5/41, D-066 11/41, overzicht 8 bij OPV-01, D-650 en D-651), in elk geval één of meer (geld)bedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende hij,
verdachte, en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
de Raad van Toezicht van SGL, althans een meerderheid van de Raad van Toezicht van SGL, althans één of meer lid/leden van de Raad van Toezicht van SGL, onjuiste en/of onvolledige schriftelijke en/of mondelinge informatie en/of gegevens verstrekt en/of voor de uitoefening van diens/hun taak noodzakelijke informatie en/of gegevens en/of stukken onthouden door:
-de begroting over 2008 en/of 2009 en/of 2010 aan de Raad van Toezicht van SGL ter goedkeuring voor te leggen, in welke begroting(en) onder meer het jaarlijkse door SGL aan [naam BV] te verstrekken budget van 2.387.976 euro voor te verlenen zorg was opgenomen/begrepen, terwijl dit budget voornoemd was gebaseerd op een door [medeverdachte] en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) ten onrechte en in strijd met de waarheid te hoog aangegeven/bepaald aantal cliënten en/of dagdelen te verlenen zorg en/of cliënten, waarop uitsluitend het hoge NAH-tarief van toepassing was en/of
-geen informatie en/of gegevens en/of stukken te verstrekken over de onderbouwing van het in de begroting van 2008 aanzienlijk verhoogde en in 2009 en/of 2010 gehandhaafde, jaarlijkse door SGL aan [naam BV] te verstrekken budget van 2.387.976 euro en/of
-geen informatie en/of gegevens en/of stukken te verstrekken over de financiële risico's van de (te) hoge bevoorschotting aan [naam BV] en/of
-geen informatie/inzicht te geven over/in de jaarlijkse werkelijk behaalde resultaten/omzet en/of vermogenspositie van [naam BV] en/of-geen informatie te verstrekken over de adviezen van de afdeling Beleidsondersteuning Beheer van SGL om het jaarlijkse budget voor [naam BV] in neerwaartse zin bij te stellen in verband met de achtergebleven
daadwerkelijk gerealiseerde productie/omzet en/of heldere uitgangspunten te formuleren voor de voorschotberekening ten behoeve van [naam BV] en/of het periodiek verkrijgen van inzicht in de financiële positie van [naam BV] ,
waardoor de Raad van Toezicht van SGL, althans een meerderheid, althans één of meer lid/leden van de Raad van Toezicht van SGL voornoemd (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrij(f)(ven) zij, verdachte, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 april 2008 tot 1 november 2010 in de gemeente(n) Sittard- Geleen en/of [woonplaats 1] en/of te [woonplaats 2] in de gemeente Nuth , in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door -zakelijk weergegeven- (onder meer)
-optredend voor [naam oprichter] namens [naam BV] /in haar hoedanigheid van Manager backoffice en/of Bedrijfsdirecteur van [naam BV] /als zodanig één of meer samenwerkingsovereenkomst(en) tussen SGL en [naam BV] en/of één of meer aanvulling(en) hierop en/of één of meer capaciteit- en tariefafspraken, betrekking hebbend op de uitbesteding van zorg door SGL aan [naam BV] in de vorm van dagbestedingen voor een jaarlijks door SGL aan [naam BV] te verstrekken budget van 2.387.976 euro, welk budget voornoemd was gebaseerd op een door [medeverdachte] en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) ten onrechte en in strijd met de waarheid te hoog aangegeven/bepaald aantal cliënten en/of dagdelen te verlenen zorg en/of cliënten, waarop uitsluitend het hoge NAH-tarief van toepassing was en welk(e) stuk(ken) voornoemd ten grondslag heeft/hebben gelegen aan één of meer aan de Raad van Toezicht van SGL ter goedkeuring voorgelegde
begroting(en) over 2008 en/of 2009 en/of 2010, mede tot stand te brengen en/of
mede te ondertekenen; (D-252, D-018, D-253, D-028 en D-029);
4.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2007 tot en met 31 december 2011 in de gemeente(n) Sittard- [woonplaats 3] en/of [woonplaats 1] en/of te [woonplaats 2] in de gemeente [plaats 2] , in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en) (van in totaal 235.023 euro of daaromtrent),(Paarden 156.155 euro (RD-AH-06, p. 101, RD-AH-01, AH-078, p. 10, D-391, D-174, RD-AH-06 (o.a. p. 89, 90 en 93), D-748, D-749, D-697 en ontnemingsp-v 22.07.2015, p. 45/59), Loon werknemer 33.620 euro (RD-AH-07, p. 5 en D-064), Onroerend goed [adres 1] [woonplaats 1] 34.456 euro (D-499 t/m D-501, RD-AH-04, (o.a. p. 30) en RD-AH-08 (o.a. p. 20) en AH-055), Onroerend goed [adres 3] [woonplaats 2] 10.792 euro (ontnemingsp-v, p. 48, D-066 5/41 en D-066 11/41, overzicht 8 bij OPV-01, D-650 en D-651), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam BV] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n), en welk(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n) (telkens) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als Manager backoffice en/of Bedrijfsdirecteur van [naam BV] manda B.V., in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
BIJLAGE II: Onderzoek Mustang, schema van behandeling
PAARDEN
1. [2005-2006] Verdenking: verduistering SGL via [getuige 8] voor
stalling, lessen, concoursbegeleidingen storting ad in totaal 23.695,55 euro (feit 2 en ontn.)
2. [2005-12] [2005-12] Verdenking: verduistering SGL van
Oquendavoor 15.000 euro door vervalsen van factuur van [getuige 3] (feit 1,1 en 2 en ontn.)
3. [2006-06] [2006-06] Verdenking: verduistering SGL van
[naam paard 1]voor 22.000 euro door vervalsen factuur en opmaken van een valse brief + het ontvangen van verzekeringsgeld ad 19.800 euro (feit 1.2 ALLEEN [medeverdachte] en 2 en ontn.)
4. [2006-08] [2006-08] Verdenking: verduistering SGL van
[naam paard 4] en [naam paard 3]voor 7.700 euro (feit 2 en ontn.)
5. [2006-08] [2006-08] Verdenking: verduistering [naam BV] van [naam paard 5] voor 10.500 euro (feit 4 en ontn.)
6. [2006-08] [2006-08] Verdenking: valsheid in geschrifte van twee facturen van 10.500 euro en 2.200 euro in verband met de aankoop van [naam paard 4] , [naam paard 3] en [naam paard 5] (feiten 1.2 en 1.3 ALLEEN [verdachte] )
7. [2006-09] [2006-09] Verdenking: verduistering SGL van
[naam veulen 1] , [naam veulen 2] en [naam veulen 3]voor 14.840 euro (feit 2 en ontn.)
8. [2007-07] [2007-07] Verdenking: oplichting RvT van 36.000 euro door aankoop van
[naam paard 6]door [naam BV] (feit 4 en ontn.)
9. [2007-08] [2007-08] Verdenking: oplichting RvT van 23.000 euro wegens verkoop van [naam paard 2] , [naam paard 4] en [naam paard 3] aan [naam BV] terwijl die paarden eerder van SGL verduisterd waren (feit 3 en ontn.)
10. [2007-2011] [2007-2011] Verdenking: verduistering [naam BV] én oplichting RvT wegens het door [naam BV] betalen van verzekeringspremies, veeartskosten, zadelmak maken van [naam veulen 1] en stallingskosten voor in totaal 86.655,38 euro (feit 4 en ontneming) en 50.829 euro (feit 3)
AUDIO EN FITNESS
11. [2006-06] [2006-06] Verdenking: verduistering van audiovisuele apparatuur voor 14.034 euro (feit 2 en ontn.)
12. [2008-11] [2008-11] Verdenking: verduistering van een fitness apparaat voor 2.989 euro (feit 2 en ontn.)
KUNST
13. Verdenking: verduistering van door SGL aangekochte kunst voor 70.693 euro (in de tll) en 23.984 euro (in de ontn) (feit 2)
HORLOGES
14. Verdenking: verduistering van door SGL gekochte en betaalde horloges voor 34.502 euro (Feit 2 en ontn.)
WERKNEMER
15. Verdenking: verduistering van [naam BV] én oplichting RvT door het door [naam BV] laten betalen van een werknemer die privé voor verdachten werkte voor een bedrag van 33.620 euro (in feit 4) en 27.884 euro (in feit 3) en 22.794 euro (ontneming)
ONROEREND GOED
16. Verdenking: verduistering SGL van Onroerend Goed [adres 7] [plaats 1] voor 1.107.924 euro (Feit 2)
17. Verdenking: verduistering SGL van Onroerend Goed
[adres 4][woonplaats 2] voor 172.633 euro ( Feit 2)
18. Verdenking: verduistering [naam BV] én oplichting RvT van Onroerend Goed [adres 1] [woonplaats 1] voor 34.456 euro (feit 3 en 4)
19. Verdenking: Oplichting RvT van 34.000 euro aan niet betaalde huurpenningen voor [adres 1] [woonplaats 1] (feit 3)
20. Verdenking: verduistering SGL van Onroerend Goed [adres 1] [woonplaats 1] voor 153.744 euro (Feit 2)
21. Verdenking: valsheid in geschrifte van de aankoop van inventaris van de verkoper ( [naam 32] ) van [adres 1] [woonplaats 1] ad 90.000 euro (feit 1.3 ALLEEN [medeverdachte] en ontn.)
22. Vordering wederrechtelijk verkregen voordeel voor het gebruik van [adres 1] [woonplaats 1] ad 183.394 euro
23. Verdenking: verduistering van SGL én oplichting RvT van 21.340 euro aan niet betaalde huurpenningen voor [adres 3] (feit 3)
24. Verdenking: Oplichting RvT van 10.792 euro aan verbouwingskosten voor [adres 3] (feit 3)
25. Vordering wederrechtelijk verkregen van 29.400 aan voordeel woning [adres 3]
OPLICHTING RvT
26. Verdenking: Oplichting van de Raad van Toezicht in de periode van 2 april 2008 tot 1 november 2010 (feit 3).
27. [2008-04] [2008-04] Verdenking: valsheid in geschrifte van de Aanvulling II Samenwerkings-overeenkomst Zorgfaciliteiten van 2 april 2008 (feit 1.4)
28. [2008-02] [2008-02] Verdenking: valsheid in geschrifte van een volmacht van [naam stichting 1] aan [medeverdachte] (feit 1.5)
ONTNEMING SOORTGELIJK
29. Vordering Ontneming van 86.000 euro wegens verhoging van de garantiepremie
30. Vordering Ontneming van 9.864 euro wegens aankopen bij Bol.com
31. Vordering Ontneming van 46.000 euro wegens aanschaf van medische apparatuur en schenking ervan aan Stichting [naam stichting 4]
32. Vordering Ontneming van 25.000 euro wegens het verstrekken van een ontslagvergoeding aan [verdachte]

Voetnoten

2.Bijlage T-021, pagina’s 2558 en 2559.
3.Proces-verbaal m.b.t. de door de rechtbank toegekende onderzoekswensen en de inbreng van stukken van 18 december 2017 opgemaakt door [naam 36] en [naam 37] .
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Belastingdienst/FIOD/kantoor Eindhoven, dossiernummer 44992, gesloten d.d. 14 oktober 2014, alsmede de aanvullingen d.d. 21 november 2014 en 19 januari 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 8510 (nummering pdf-document).
5.Artikelen 2 en 3 van de statuten van de Stichting Gehandicaptenzorg, zoals laatstelijk gewijzigd op 21 juli 2005, D-055, pagina 3002.
6.OPV, pagina 12.
7.Artikelen 2 van de statuten van [naam BV] , zoals laatstelijk gewijzigd op 11 februari 2008, D‑050, pagina 2962.
8.Zie D-052, pagina’s 2984 tot en met 2990; D-083, pagina’s 3596 tot en met 3602 en D-084, pagina’s 3602 tot en met 3605.
9.D-015, pagina’s 2671 tot en met 2676, D-016, pagina’s 2677 tot en met 2679, D-017, pagina’s 2680 tot en met 2682 en D-18, pagina’s 2683 tot en met 2687.
10.D-017, pagina’s 2681 en 2682.
11.D-053, pagina’s 2991 tot en met 2999.
12.D-004, pagina’s 2634 tot en met 2636.
13.Zie D-750, pagina’s 8306 tot en met 8309 en D-041, pagina’s 2906 tot en met 2908.
14.D-005, pagina’s 2637 tot en met 2642.
15.Verklaring [getuige 4] (pagina’s 1446 en 1460), verklaring [getuige 17] (pagina 1478), verklaring [getuige 18] (pagina’s 1526 en 1527), verklaring [getuige 7] (pagina’s 1591, 1598 en 1599) en verklaring [getuige 6] (pagina 1575).
16.Pagina 1004.
17.Verklaring [getuige 4] (pagina’s 1443, 1444), verklaring [getuige 18] (pagina 1528), verklaring [getuige 7] (pagina 1588) en verklaring [getuige 6] (pagina 1575).
18.Pagina 1632.
19.Pagina 1575 en 1577.
20.Pagina 1614.
21.Pagina 1655.
22.Pagina 1119.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2012, V02-01 op pagina 1076 en 1078.
24.Verklaring [getuige 2] , pagina 1098, verklaring [getuige 22] , pagina 1564, verklaring [getuige 10] , pagina’s 1670 en 1671, verklaring [getuige 9] , pagina 1675, verklaring [getuige 27] , pagina 1707.
25.D-672, pagina’s 7480 en 7481.
26.Zie D-675, pagina’s 7559 tot en met 7569, D-673 9/29 tot en met 29/29, pagina’s 7492 tot en met 7512, D-673 1/29 tot en met 8/29, pagina’s 7484 tot en met 7491, D-674A, pagina’s 7523 tot en met 7539 en D-674B, pagina’s 7540 tot en met 7556, D-674, pagina’s 7513 tot en met 7522, D-676, pagina’s 7570 tot en met 7575.
27.Zie D-674, pagina’s 7513 tot en met 7522, waarbij de naam van [verdachte] voor het eerst op 4 augustus 2006 (blz. 9/17, 7548) voorkomt .
28.Analyse van de bankrekening: AH-078, 2243.
29.Proces-verbaal onderzoek bankrekening [rekeningnummer 2] ( [medeverdachte] ) d.d. 18 december 2013, AH-078, pagina’s 2243 tot en met 2260 en Proces-verbaal van verhoor [getuige 8] d.d. 12 maart 2014, pagina 1662.
30.Proces-verbaal onderzoek naar digitale versies documenten D-220 (facturen) d.d. 8 april 2014, AH-122, pagina’s 2451 en 2452.
31.Proces-verbaal onderzoek naar digitale versies documenten D-220 (facturen) d.d. 8 april 2014, AH-122, pagina’s 2451 en 2452.
32.D-700, pagina’s 7622 en 7623.
33.Pagina 817.
34.D-174, pagina 4080.
35.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 november 2013, pagina’s 1675 tot en met 1681.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 november 2013, pagina’s 1669 tot en met 1674.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juni 2014, pagina’s 1709 tot en met 1712.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2014, pagina’s 1695 tot en met 1698.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juli 2012, pagina 1234.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2012, pagina’s 1076 en 1077.
41.D-746, pagina’s 8261, 8263, 8265, 8266, 8267, 8268, 8269, 8272, 8275 en 8276.
42.RD-AH-06, pagina 833.
43.D-174, pagina 4080.
44.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2014, pagina 1697.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 november 2013, pagina 1673.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2013, pagina 993.
47.D-747, pagina 8277.
48.D-174, pagina 4080.
49.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2014, pagina 1697.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 november 2013, pagina 1673.
51.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 maart 2014, pagina’s 1660 tot en met 1663.
52.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2013, pagina 993.
53.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 mart 2014, pagina 1662.
54.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2014, pagina 1697.
55.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 november 2013, pagina 1673.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 november 2013, pagina’s 1148 en 1149.
57.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 november 2013, pagina 1150.
58.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 november 2013, pagina’s 994 en 995.
59.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 maart 2014, pagina 1661.
60.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 november 2013, pagina 1678.
61.Proces-verbaal Betreffende telefoongesprek met [getuige 10] over het paard “ [naam paard 1] ” d.d. 10 maart 2014, pagina 2435.
62.Proces-verbaal Betreffende telefoongesprek met “ [getuige 15] ”, hoefsmid d.d. 10 maart 2014, pagina 2437.
63.D-692, pagina’s 7597 en 7598.
64.D-693, pagina 7599.
65.D-694 en D-695, pagina’s 7600 en 7605.
66.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 november 2013, pagina 999.
67.D-391, pagina 5957.
68.D-310 2/11 tot en met 6/11, pagina’s 5540 tot en met 5544.
69.D-310 1/11, pagina 5539.
70.D-310 7/11 tot en met 11/11, pagina’s 5545 tot en met 5549.
71.D-364
72.D-364 65/75, pagina 5887.
73.D-364 34/75, pagina 5856.
74.D-364 42/75, pagina 5864.
75.D-364 43/75, pagina 5865.
76.D-364 50/75, pagina 5872.
77.D-709, pagina’s 7659 tot en met 7661.
78.D-356, pagina’s 5766 en 5767.
79.D-341, pagina 5746.
80.D-011, pagina 2658.
81.D-174, pagina 4080.
82.D-697 1/5 tot en met 5/5, pagina’s 7610 tot en met 7614.
83.D-698 16 tot en met 6/6, pagina’s 7615 tot en met 7620.
84.D-696, pagina’s 7607 en 7608.
85.D-700, pagina’s 7622 en 7623.
86.D-701 1/3 tot en met 3/3, pagina’s 7624 tot en met 7629.
87.D-700, pagina’s 7622 en 7623.
88.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 december 2011, pagina 1127.
89.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 november 2013, pagina 1146.
90.D-688, pagina 7592, zie ook hiervoor onder feitonderdeel 4.
91.D-307, pagina 5533.
92.D-174, pagina 4080.
93.D-307, pagina 5533.
94.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juli 2012, pagina 1234.
95.D-761, pagina 8332.
96.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 oktober 2013, pagina 1259.
97.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2014, pagina 1696.
98.D-697, blz. 7610
99.D-696, pagina’s 7607 en 7608.
100.D-307, pagina’s 5533 en 5534.
101.RD-AH-06, pagina 827.
102.D-696, pagina’s 7607 en 7608.
103.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2011, pagina 1159.
104.D-700, pagina’s 7622 en 7623.
105.RD-AH-06, pagina 825.
106.D-704, pagina’s 7636 en 7637.
107.D-307, pagina’s 5533 en 5534.
108.RD-AH-06, pagina 829 en D-311, pagina 5550.
109.RD-AH-06, pagina 797.
110.D-748, pagina’s 8278 tot en met 8299.
111.D-749, pagina’s 8300 tot en met 8305.
112.RD-AH-06, pagina 829.
113.RD-AH-06, pagina’s 831 tot en met 833.
114.RD-AH-06, pagina 830.
115.RD-AH-06, pagina 832.
116.RD-AH-06, pagina 831.
117.RD-AH-06, pagina 831.
118.D-699, pagina 7621.
119.RD-AH-06, pagina 831.
120.RD-AH-06, pagina’s 831 tot en met 833.
121.RD-AH-06, pagina’s 831 tot en met 833.
122.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 juli 2012, pagina’s 1076 en 1077.
123.Zie de fo
124.AH-023, pagina’s 1932 en 1933.
125.D-288, pagina’s 5312 tot en met 5314.
126.D-284, pagina’s 5302 tot en met 5306.
127.D-296, pagina 5428.
128.D-285, pagina’s 5307 en 5308.
129.D-286, pagina’s 5309 en 5310.
130.D-587, pagina 6677.
131.D-287, pagina 5311.
132.RD-AH-05, pagina 734.
133.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 25 juli 2013, pagina’s 1478 en 1479.
134.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 oktober 2013, pagina’s 1540 en 1541.
135.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 november 2013, pagina 1008.
136.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 september 2013, pagina’s 1715 tot en met 1718.
137.RD-AH-02, pagina 506.
138.D-076 124/354, pagina 3324.
139.D-076 125/354, pagina 3325.
140.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 april 2014, pagina 1704.
141.D-076 126/354, pagina 3326.
142.D-731
143.RD-AH-02, pagina 490.
144.RD-AH-02, pagina 491.
145.RD-AH-02, pagina 494
146.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 april 2014, pagina 1704.
147.RD-AH-02, pagina 496.
148.RD-AH-02, pagina 497.
149.RD-AH-02, pagina 506.
150.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 november 2013 (V01-10), pagina 1069.
151.D-230, pagina’s 4662 tot en met 4664.
152.D-064, pagina’s 3054 tot en met 3070.
153.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 april 2013, 1313 pagina’s tot en met 1321.
154.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juli 2012, pagina 1237.
155.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 december 2011, pagina 1100.
156.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2014, pagina’s 1697 en 1698.
157.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 oktober 2013, pagina 1621.
158.[getuige 11] is in 2005 geselecteerd voor het Nederlands Paralympisch dressuurteam en heeft in 2009 deelgenomen aan de Europese kampioenschappen dressuur.
159.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juni 2014, G41-01, pagina’s 1709-1712.
160.Statuten van [naam BV] zoals laatstelijk gewijzigd op 11 februari 2008, D-050, pagina’s 2962 tot en met 2977.
161.D-401 1/3, pagina 6001 en RD-AH-04, pagina 18, dossier pagina 581.
162.D-402 1/5 en 2/5, pagina’s 6004 en 6005.
163.D-543, pagina 6352.
164.D-598, pagina’s 6681 en 6682.
165.D-590, pagina’s 6683 tot en met 6685.
166.D-591, pagina’s 6686 tot en met 6688.
167.D-592, pagina’s 6689 tot en met 6691.
168.D-400, pagina’s 5999 en 6000, zie ook grootboekkaarten D-418, pagina’s 6124-6139.
169.AH-052, pagina’s 2102 tot en met 2105.
170.D-404, pagina’s 6011 tot en met 6023.
171.D-405, pagina’s 6024 tot en met 6068.
172.D-408, pagina’s 6081 tot en met 6086.
173.D-415, pagina’s 6101 tot en met 6119.
174.D-416, pagina’s 6120 en 6121.
175.D-417, pagina 6122.
176.D-410, pagina 6091.
177.D-421, pagina 6149.
178.KPMG-rapport, p. 71, D-076, pagina 3274.
179.KPMG-rapport, p. 67, D-076, pagina 3270.
180.D-085, pagina’s 3606 tot en met 3616.
181.G25-01, p. 4, pagina 1525.
182.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 oktober 2013, G25-03, pagina 1539.
183.Proces‑verbaal van verhoor van getuigen, opgemaakt door mr. M.J.H. van den Hombergh, rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 25 mei 2016, door de rechter‑commissaris en de griffier ondertekend.
184.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 oktober 2013, pagina 1562.
185.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 oktober 2013, pagina 1564.
186.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 oktober 2013, pagina’s 1572 en 1573.
187.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 maart 2014, pagina’s 1691 tot en met 1694.
188.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 december 2013, pagina’s 1686 tot en met 1690.
189.D-396, pagina’s 5982 en 5983.
190.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 oktober 2013, pagina 1591.
191.Statuten van SGL zoals laatstelijk gewijzigd op 31 mei 2007, D-055, pagina’s 3002 tot en met 3009.
192.D-543, pagina 6352.
193.D-397, pagina 5984.
194.D-488, pagina 6283.
195.D-490, pagina 6285.
196.D-487, pagina 6282 en D-489, pagina 6284.
197.D-499, pagina’s 6300 tot en met 6303.
198.D-073, pagina’s 3183 tot en met 3188.
199.D-077, pagina’s 3556 tot en met 3581.
200.D-079, pagina’s 3585 tot en met 3587.
201.RD-AH-04, pagina 577.
202.D-005, pagina 2640.
203.D-558, pagina’s
204.Pagina 877.
205.Pagina 147.
206.KPMG-rapport, p. 153, D-076, p. 156/354, p. 3353.
207.Zie ook [naam stichting 1] grootboekkaart rekening 00310/verbouwing, D-495, pagina 6296.
208.KPMG-rapport, p. 147, 153 en 154, D-076 p. 150, 156 en 157/354, pagina’s 3350, 3356 en 3357.
209.Pagina’s 3096, 3105 tot en met 3119.
210.Pagina’s 6275 tot en met 6288.
211.Pagina’s 6297 tot en met 6340.
212.Pagina’s 6341 tot en met 6363.
213.Pagina’s 6364 tot en met 6373.
214.Pagina’s 6376 tot en met 6381.
215.D-066 21/41 tot en met 27/41, pagina’s 3110 tot en met 3116.
216.D-499, pagina’s 6300 tot en met 6303.
217.D-504, pagina 6308.
218.D-529, pagina 6338 en D-530, pagina 6339.
219.D-488 en D-487, pagina’s 6283 en 6282.
220.D-532, pagina 6341.
221.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 oktober 2013, G27-01, pagina’s 1566 en 1567.
222.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 februari 2014, G27-02, pagina 1573
223.D-108, pagina’s 3846 tot en met 3849.
224.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 december 2011, pagina 1124.
225.D-067, pagina’s 3131 tot en met 3133.
226.D-066 11/41, pagina 3100.
227.D-066 9/41, pagina 3098.
228.Document 66 5/41, pagina 3094.
229.D-650, pagina 7421.
230.D-651, pagina 7422.
231.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juli 2012, pagina’s 1238 en 1239.
232.D-250, pagina’s 5137 tot en met 5142.
233.D-251, pagina’s 5143 tot en met 5145.
234.D-252, pagina’s 5146 tot en met 5148.
235.D-605, pagina 6757.
236.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juli 2014, pagina 1514.
237.Proces-verbaal van ambtshandeling inbeslagname bij SGL 4-2-2014, AH-111, pagina’s 2418-2420.
238.Proces-verbaal Omtrent het verstrekte budget door SGL aan [naam BV] , omzet en cliënten d.d. 15 juli 2014, AH-125, pagina’s 2459 tot en met 2495.
239.D-026, pagina’s 2812 tot en met 2841.
240.D-647, pagina’s 7125 tot en met 7415.
241.Pagina 2470.
242.D-212 1/12, pagina 4402.
243.D-212 2/12, pagina 4403.
244.D-212 3/12, pagina4404.
245.D-758, pagina’s 8326 en 8327.
246.D-759 1/2, pagina 8328.
247.D-759 2/2, pagina 8329.
248.D-282, pagina 5290.
249.Proces-verbaal DIGI vermoedelijk valse volmacht [naam stichting 1] d.d. 4 juli 2013, AH-085, pagina 2285 en D-283 10/11, pagina 5300.
250.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 november 2013, pagina 1062.