ECLI:NL:RBLIM:2018:8243

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
7088960 CV EXPL 18-4494
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde huurder. De eisende partij, Woonpunt, vorderde de ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 2 februari 2015 huurde, vanwege ernstige overlast die zij veroorzaakte voor omwonenden. De overlast bestond uit herhaaldelijk schreeuwen, bedreigingen en zelfs fysieke aanvallen op buren. Woonpunt had meerdere meldingen ontvangen van omwonenden en had geprobeerd de gedaagde te benaderen om haar gedrag te verbeteren, maar zonder resultaat. De gedaagde erkende enkele incidenten, maar betwistte de ernst van de overlast.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde zich niet als een goed huurder had gedragen en dat de overlast een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde. De rechtbank vond het aannemelijk dat in een bodemprocedure de vordering van Woonpunt zou worden toegewezen. Daarom werd de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 817,01 werden begroot. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de ontruiming direct kon plaatsvinden, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om zich als goede huurders te gedragen en de gevolgen van ernstige overlast voor de woonomgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 7088960 CV EXPL 18-4494
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2018
in de zaak van
Stichting Woonpunt,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.P.H. van Wezel
tegen
[gedaagde] ,
wonend te [woonplaats] , aan de [adres 1] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.J.M.H. Nass.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 26 juli 2018
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 23 augustus 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis gewezen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 2 februari 2015 van Woonpunt de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats] . Het betreft een appartement in een appartementencomplex.
Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing waarvan artikel 7.6 voorschrijft dat huurder - kort gezegd - geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken.
2.2.
Medio 2017 ontvangt Woonpunt een melding van een omwonende over zeer ernstige overlast door [gedaagde] . Naar aanleiding daarvan heeft een medewerkster [gedaagde] thuis bezocht. De betreffende medewerkster heeft haar bevindingen als volgt geregistreerd:

[naam buurvrouw] van de [adres 2] meldt dat mevrouw [gedaagde] , huisnummer [adres 1] , haar lastigvalt. Tevens heeft mevrouw [gedaagde] ketchup gesmeerd op haar ramen en haar aangevallen. [naam buurvrouw] geeft aan angstig te zijn voor deze mevrouw en dat er geen aanleiding is geweest voor het bovengenoemd incident. [naam buurvrouw] heeft de indruk dat mevrouw [gedaagde] verward en gevaarlijk is.
(…)
Naar aanleiding van de bovengenoemde melding van [naam buurvrouw] heb ik mevrouw [gedaagde] persoonlijk bezocht. Ik heb mevrouw [gedaagde] de vraag gesteld of zij zich kon vinden in de bovengenoemde melding. Mevrouw [gedaagde] erkent het gehele voorval en geeft aan [naam buurvrouw] zelfs geslagen te hebben. Dit doet ze omdat ze in de veronderstelling is dat [naam buurvrouw] een sleutel van haar woning heeft en spullen uit haar woning haalt. Ik heb mevrouw [gedaagde] gevraagd hoe [naam buurvrouw] een sleutel van haar woning heeft weten te bemachtigen. Daar kon mevrouw [gedaagde] geen concreet antwoord op geven. Als reactie hierop rende mevrouw [gedaagde] wel de galerij op en bleef op de bel drukken van [naam buurvrouw] . Ik heb mevrouw [gedaagde] verzocht hiermee te stoppen. Ik heb mevrouw aangegeven dat haar gedrag onacceptabel is en wanneer er sprake is van een vermoeden van diefstal en onbevoegden toegang hebben tot haar woning, dat zij hiervan een melding moet maken bij de politie. Mevrouw [gedaagde] geeft ook aan dat het dorp tegen haar is en wilt dat zij zelfmoord pleegt. Het verhaal en gedrag van mevrouw [gedaagde] baart mij grote zorgen. Het is duidelijk dat mevrouw een psychisch ziektebeeld heeft. Ik heb mevrouw [gedaagde] gevraagd of zij hulp en/of begeleiding ontvangt. Zij ontvangt begeleiding van [naam maatschappelijk werkster] , maatschappelijk werk. (…) De casus is opgeschaald naar sociaal beheer. Mevrouw wordt aangemeld bij Vangnet.”
2.3.
Op verzoek van Woonpunt heeft zij van de politie een op 11 juli 2018 opgemaakte zogenoemde 'sfeerrapportage’ ontvangen, waarin een aantal door de politie ontvangen meldingen over de periode vanaf 2 april 2015 tot heden beschreven wordt:
2 april 2015 om 22:16 uur: overlastklacht wegens schreeuwen en bonken tegen de muur. Erkenning door [gedaagde] van dit gedrag;
11 augustus 2015: woede-uitbarsting door [gedaagde] en bedreiging met een keukenmes van de tuinman van de familie van [gedaagde] ;
6 februari 2016: na melding dat [gedaagde] een afspraak bij Pentasz (sociale dienst) niet was nagekomen, wordt de woning van [gedaagde] door de politie betreden. [gedaagde] blijkt al geruime tijd niet in de woning
aanwezig;
21 juli 2016: tijdens multidisciplinair overleg wordt door Mondriaan (GGZ instelling) aangegeven dat [gedaagde] op korte termijn een nieuwe afspraak heeft voor een psychische beoordeling;
17 mei 2017: [gedaagde] is aan het doordraaien, slaat en bonkt op deuren en spuit ketchup op het raam van de buurvrouw;
30 januari 2018: tijdens het gesprek bij Maatschappelijk Werk loopt [gedaagde] scheldend weg en begint in de centrale hal tegen de receptioniste te schreeuwen. De receptioniste zat volgens [gedaagde] ook in
het complot. [gedaagde] reageerde agressief en schopte tegen- en sloeg op de balie. Door
Maatschappelijk Werk werd aangegeven dat [gedaagde] een psychose had en derhalve een gevaar
voor zichzelf en mogelijk voor anderen was. Door Maatschappelijk Werk is overlegd met de
huisarts om de crisisdienst in te schakelen;
17 juli 2017: melding van de onderbuurvrouw van [gedaagde] dat [gedaagde] tegen de binnen kozijnen van haar
woning sloeg en daarbij behoorlijk schreeuwde. De onderbuurvrouw vindt het beangstigend
en neemt contact op met de huisartsenpraktijk;
1 augustus 2017: melding geluidsoverlast van omwonende. [gedaagde] is aan het schreeuwen en slaat met spullen;
30 januari 2018: melding van buurvrouw dat [gedaagde] tegen de deurkozijnen slaat en aan het krijsen is;
19 december 2017: bij een bezoek aan het gemeentehuis in Gulpen valt [gedaagde] een bewoner uit Wijlre aan door te schoppen en te krabben, terwijl deze bewoner in de draaideur van het gemeentehuis is. In
de hal van het gemeentehuis bleef [gedaagde] schoppen, spugen en schreeuwen. [gedaagde] wordt in
overleg met de Officier van Justitie door politie ter verdere afhandeling op de agenda “niet
vastzitters” geplaatst, doch [gedaagde] komt tot tweemaal toe niet op de afspraak na hiertoe
uitgenodigd te zijn;
17 januari 2018 om 03:29 uur: [gedaagde] is midden in de nacht aan het schreeuwen en aan het bonken, zodanig dat de medewerkster van het callcenter van de politie het geluid op de achtergrond kan horen;
11 april 2018: aanval door [gedaagde] van buurvrouw op de openbare weg. [gedaagde] spuugde hierbij haar buurvrouw, sloeg de bril van haar neus, begon te schreeuwen en wilde de buurvrouw op de weg duwen. Nadat [gedaagde] werd afgeweerd, gooit [gedaagde] de spullen uit haar tasje en ook de tas op straat;
10 mei 2018: [gedaagde] valt haar psychiater van Mondriaan aan en wordt in bewaring gesteld door de politie. Bij het zien van de psychiater begon [gedaagde] leuzen over God te roepen;
18 mei 2018: melding over het kloppen op de deur en het aanbellen door [gedaagde] bij de buurvrouw die al een paar keer door [gedaagde] is aangevallen. De buurvrouw leeft in grote angst voor [gedaagde] ;
3 juli 2018: melding door [gedaagde] zelf. [gedaagde] wil een klacht indienen, omdat het hele dorp tegen haar zou
zijn. [gedaagde] zegt zelf dat het psychotisch klinkt en is verbaasd dat de rapporteur er niet van
afweet, omdat het toch landelijk bekend zou zijn.

3.De vordering

3.1.
Woonpunt vordert - kort gezegd - de veroordeling van [gedaagde] om het gehuurde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Woonpunt stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] zich met de door haar veroorzaakte overlast aan omwonenden niet als goed huurder gedraagt en daarmee is zij tekort geschoten in de nakoming van een van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. Die tekortkoming kan niet meer ongedaan gemaakt worden. Gezien de aard, ernst en frequentie van die overlast is overigens ook niet te verwachten is dat haar gedrag nog zal verbeteren. Woonpunt is verplicht om tegen het gedrag van [gedaagde] op te treden en heeft daar een spoedeisend belang bij.
3.3.
Volgens [gedaagde] is er geen sprake geweest van veel en ernstige overlast. Ze is momenteel in behandeling bij de stichting Mondriaan en is bereid en doende haar gedrag te verbeteren.

4.De beoordeling

4.1.
Het gestelde spoedeisende belang volgt uit de aard van de vordering (ontruiming wegens overlast).
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
De onder 2.2. en 2.3. genoemde incidenten zijn naar aard en inhoud door [gedaagde] niet althans onvoldoende concreet betwist zodat die in deze procedure vaststaan. De aard, ernst en frequentie van die feiten - die (deels) gericht waren jegens direct omwonenden van [gedaagde] die eveneens huurder van Woonpunt zijn en ten aanzien van wie Woonpunt derhalve een inspanningsverplichting heeft om hen ongestoord huurgenot te verschaffen -, leveren een ernstige tekortkoming op in de nakoming van de verplichting om zich als goed huurder te gedragen en deze tekortkoming rechtvaardigt een ontruiming in kort geding. Dat [gedaagde] thans onder (psychische) behandeling staat en naar eigen zeggen haar gedrag aan het verbeteren is, kan - wat daar ook verder van zij - de in het verleden bij herhaling veroorzaakte ernstige overlast niet ongedaan maken. De vordering zal derhalve worden toegewezen, zij het dat de ontruimingstermijn op veertien dagen zal worden gesteld.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op € 817,01, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 119,00 aan griffierecht en € 98,01 aan explootkosten.
4.5.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op € 817,01,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door Woonpunt volledig aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
RK