ECLI:NL:RBLIM:2018:8186

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
C/03/250170 / JE RK 18-1073
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige met ernstig gevaar voor geestelijke gezondheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 6 juni 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de vervangende toestemming voor de medische behandeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, die verzocht om toestemming van de kinderrechter om de weigering van de moeder voor de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige] te vervangen. De moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag uitoefent, heeft toestemming geweigerd voor de behandeling die door de GGZ-instelling ECLG werd voorgesteld. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 29 mei 2018, waarbij de moeder en [minderjarige] niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] kampt met ernstige gezondheidsproblemen, waaronder psychosomatische klachten en een achterstand in haar schoolontwikkeling, die mogelijk verband houden met een gebrek aan basisveiligheid en zelfvertrouwen.

De GI heeft in haar verzoek benadrukt dat de medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de geestelijke gezondheid van [minderjarige] af te wenden. De kinderrechter heeft de argumenten van de GI en de vader gehoord en geconcludeerd dat de medische behandeling door het ECLG essentieel is voor de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de weigering van de moeder om in te stemmen met de behandeling niet kunnen wegen, omdat zij niet ter zitting aanwezig was om haar standpunt toe te lichten. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de toestemming van de moeder te vervangen en de GI toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
zaakgegevens : C/03/250170 / JE RK 18-1073
datum uitspraak: 6 juni 2018

beschikking vervangende toestemming medische behandeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende

[minderjarige], geboren op [2006] te

[geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1],

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats], [gemeente],

[belanghebbende 2],

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 15 mei 2018, ingekomen bij de griffie op 17 mei 2018.
Op 29 mei 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
  • de moeder,
  • [minderjarige].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder en de vader.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vader.
Bij beschikking van 16 mei 2018 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 17 mei 2018 tot 17 mei 2019.
Er is een wekelijks bezoekregeling tussen de moeder en [minderjarige] die begeleid wordt door anaCare.
De moeder heeft toestemming geweigerd voor de medische behandeling van [minderjarige] zoals deze door de GI in het verzoekschrift is verwoord.

Het verzoek

De GI heeft op de daartoe aangevoerde gronden verzocht de toestemming van de moeder te vervangen als bedoeld in artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (verder BW) voor de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige]. Deze medische behandeling betreft een GGZ behandeling en begeleiding van [minderjarige] vanuit GGZ instelling ECLG.
De GI is van mening dat de medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van [minderjarige] af te wenden en dat, nu de mede met het gezag belaste moeder toestemming daarvoor weigert, deze toestemming dient te worden vervangen door die van de kinderrechter.
[minderjarige] is 11 jaar en zit in groep 7 van de basisschool. Zij heeft deze gedoubleerd omdat zij in de afgelopen jaren te weinig op school is geweest en onvoldoende schoolresultaten heeft bereikt. Over haar gezondheid zijn veel zorgen. Ze kampt al lang met buikklachten. Hiervoor is [minderjarige] door de kinderarts onderzocht maar zijn er geen lichamelijke oorzaken gevonden. Gedacht wordt dan ook aan psychosomatische klachten. In het huidig schooljaar is al snel gebleken dat haar schoolresultaten weer achterblijven. Op zoek naar de oorzaken daarvan
en om een verandering voor [minderjarige] voor elkaar te krijgen, is op voorstel van de moeder en met instemming van de vader en de GI een onderzoek bij [minderjarige] door het expertisecentrum
leren & gedrag (verder te noemen: ECLG) te Heerlen afgenomen in januari 2018.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat [minderjarige] op dit moment op laag-gemiddeld niveau functioneert en dat haar gedragsproblematiek samenhangt met het missen van voldoende basisveiligheid. ECLG concludeert dat er bij [minderjarige] affectieve problemen zijn ontstaan die op een wisselende manier in haar gedrag naar voren komen (enerzijds introvert, anderzijds grensoverschrijdend, zwakke motivatie school). Die tegenvallende resultaten kunnen verklaard worden door het feit dat [minderjarige] nu op een laag gemiddeld niveau functioneert en door haar vele schoolverzuim. Ze wordt in haar ontwikkeling belemmerd door het missen van basisveiligheid, het missen van zelfvertrouwen, het niet goed kunnen reguleren van haar emoties, het laten zien van tegenstrijdig gedrag en het niet sociaal vaardig zijn. Op grond van haar bevindingen en conclusies heeft het ECLG geadviseerd dat voor [minderjarige] individuele begeleiding geïndiceerd is gericht op het vergroten van haar zelfvertrouwen en het verbeteren van haar sociale vaardigheden. Geadviseerd wordt om een begeleiding op te zetten waarbij onder andere gewerkt wordt aan het stimuleren van een positiever zelfbeeld, het omgaan met boosheid (reguleren van emoties) en het versterken van probleemoplossende vaardigheden.
De moeder is het niet eens met de onderzoeksresultaten en ook niet met het voorgestelde hulptraject vanuit ECLG voor [minderjarige] en de daarbij horende begeleiding aan school. Zij blijft bij haar standpunt dat de problemen van [minderjarige] komen doordat de hoogbegaafdheid bij [minderjarige] niet erkend wordt en hier ook niet op wordt gehandeld door school en hulpverlening.
DE GI geeft, daarin ondersteund door de vader, aan dat door haar opstelling de moeder wederom de benodigde hulpverlening aan [minderjarige] tegenhoudt en niet erkent wat de kern en de oorzaken van de problemen bij [minderjarige] zijn. De uitkomst van het onderzoek past niet in de visie van de moeder en zij veegt de uitkomsten van het onderzoek van tafel. Deze opstelling van de moeder is een terugkerend patroon. Zij legt hierdoor een enorme druk op [minderjarige] en haar aversie jegens school wordt daardoor alleen maar groter. Bij [minderjarige] wordt een structurele overvraging gezien mede als oorzaak voor de schoolproblemen.
Ter zitting heeft de GI haar verzoek nader toegelicht en heeft de vader van zijn kant benadrukt dat het van essentieel belang is voor de ontwikkeling en toekomst van [minderjarige] dat de medische behandeling zoals geadviseerd door het ECLG zo spoedig mogelijk kan starten. Het ECLG staat in de startblokken om met de noodzakelijke begeleiding van [minderjarige] te kunnen starten.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan
12 jaar indien die behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
Ter zitting heeft de GI wat betreft het “ernstig gevaar voor de gezondheid” van [minderjarige] gesteld dat haar ontwikkeling op school inmiddels vele jaren achterloopt door haar grote schoolverzuim en door [minderjarige]’s gevoel van “ziek te zijn”. Het onderzoek van het ECLG spreekt duidelijke taal en maakt onder meer duidelijk dat [minderjarige] het gevoel van basisveiligheid mist door alles wat ze in haar gezin heeft meegemaakt. Hoewel het schoolverzuim de laatste maanden sterk is teruggelopen, blijkt [minderjarige] op school heel afhankelijk te zijn van hoe vriendinnen en haar omgeving tegen haar aankijken. Daar wil de behandeling door het ECLG haar sterker maken zodat ze beter en sterker in haar schoenen staat en zo beter in staat is om de goede keuzes te maken, waaronder zich in te spannen om op school tot betere prestaties te komen. Gezien de sterk achterlopende schoolontwikkeling en het doubleren in groep 7, dat niet nog een keer mag en kan plaatsvinden (anders moet ze van deze school af) bestaat de serieuze kans dat ze zonder die medische behandeling zo meteen niet meer naar school kan gaan. Daardoor stagneert haar ontwikkeling nog verder en dat komt neer op een ernstige gevaar voor haar geestelijke ontwikkeling.
De vader heeft van zijn kant het verzoek en de aanvullende opmerkingen van de kant van de GI onderschreven.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI toewijzen. Het verzoek is door de GI gemotiveerd onderbouwd zowel in het schriftelijke verzoek en ter zitting. De vader heeft de onderbouwing van het verzoek door de GI, mede op grond van zijn eigen bevindingen bij de opvoeding en verzorging van zijn dochter [minderjarige] geheel onderschreven. Gelet hierop en mede gezien de inhoud van het onderzoeksverslag van het ECLG is voor de kinderrechter voldoende aannemelijk geworden dat de medische behandeling door het ECLG noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de geestelijke gezondheid van [minderjarige] af te wenden.
De moeder heeft haar weigering om in te stemmen met deze behandeling niet ter zitting toegelicht. Daardoor zijn haar argumenten bij de kinderrechter onbekend gebleven en kunnen deze argumenten ook niet door de kinderrechter worden gewogen en getoetst.
De kinderrechter betrekt bij zijn beslissing ook nog het volgende.
Het advies van het ECLG houdt mede in dat van beide ouders wordt gevraagd en verwacht dat zij [minderjarige] in de tijd dat zij [minderjarige] bij zich hebben ook zodanig moeten begeleiden en positief ondersteunen dat [minderjarige] als persoon sterker kan worden. Daardoor kunnen de ouders, ook moeder, ervoor zorgen dat de medische begeleiding door het ECLG van [minderjarige] maximaal resultaat kan opleveren voor [minderjarige] en voor haar geestelijke ontwikkeling en in het verlengde daarvoor voor haar ontwikkeling op school. Een en ander kan er in belangrijke mate toe bijdragen dat de bij [minderjarige] aanwezige talenten maximaal tot ontwikkeling kunnen komen.
Welke schoolresultaten [minderjarige] in de toekomst kan halen, is niet te voorzien: dat zal de toekomst leren. Of dat de resultaten zullen zijn die moeder van haar verwacht? Ook dat is nog onbekend. Wat wel zeker is, is dat als de medische en professionele begeleiding er niet komt van het ECLG, van school en de ouders de geestelijke ontwikkeling van [minderjarige] verder vastloopt, [minderjarige] van school af zal moeten en de bij [minderjarige] aanwezige talenten, want die heeft ze zoals ook de vader en de GI heeft beaamd, niet tot ontwikkeling komen. Daardoor roept de kinderrechter de moeder op om het traject van het ECLG ook van haar kant te gaan ondersteunen, ook in haar tijd met [minderjarige].
De moeder heeft mede het gezag over [minderjarige] en dat gezag brengt de verantwoordelijkheid voor de moeder met zich mee om het door het ECLG in gang te zetten medische traject te ondersteunen nu de kinderrechter de start van dit medische traject met deze beslissing mogelijk maakt. De kinderrechter vertrouwt erop dat de moeder deze oproep betrekt bij de verdere invulling van haar verantwoordelijkheid als gezaghebbende ouder.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent toestemming, die de toestemming van de moeder vervangt, voor de medische behandeling van [minderjarige], geboren op [2006] te [geboorteplaats], inhoudende: de individuele behandeling en begeleiding door het ECLG zoals geadviseerd door het ECLG in het onderzoeksverslag van 26 februari 2018;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch