ECLI:NL:RBLIM:2018:8066

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
C/03/252099 / KG ZA 18-350
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot contact- en straatverbod in kort geding wegens onvoldoende bewijs van onrechtmatig gedrag

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, heeft eiser, wonend in een huurappartement, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die in een appartement onder hem woont. Eiser vordert onder andere een contact- en straatverbod voor gedaagde, omdat hij zich bedreigd voelt door diens gedrag, waaronder geluidsoverlast en eerdere bedreigingen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 1 juni 2018, gevolgd door een zitting op 14 augustus 2018. Eiser heeft meerdere meldingen en aangiftes gedaan bij de politie, maar de politie heeft in de meeste gevallen geen overlast kunnen vaststellen. Gedaagde heeft de beschuldigingen ontkend en stelt dat eiser overdrijft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende aannemelijke feiten en omstandigheden zijn om de vorderingen van eiser toe te wijzen. De rechter oordeelt dat de kort gedingprocedure niet geschikt is voor nadere bewijsvoering en dat de vorderingen van eiser om die reden moeten worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 2.251,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/252099 / KG ZA 18-350
Vonnis in kort geding van 24 augustus 2018
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Sarkis,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.L.J. Reijnen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juni 2018, met producties,
  • de brief van 14 juni 2018 van [gedaagde] , met productie,
  • het proces-verbaal van de zitting bij de kantonrechter in kort geding te Roermond van
  • de dagbepaling behandeling/voortzetting door de voorzieningenrechter,
  • de mondelinge behandeling van 14 augustus 2018,
  • de pleitnota van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] bewonen beiden een huurappartement in een verbouwde boerderij aan de [straat] te [woonplaats] . [eiser] is sinds 1989 woonachtig op de eerste verdieping ( [adres 1] ), die bereikbaar is met een trap en overloop. [gedaagde] bewoont sinds 2012 het appartement daar onder ( [adres 2] ). Beide appartementen zijn gelegen aan een binnenterrein, dat toegankelijk is door een gemeenschappelijke poort. Op het binnenterrein ligt ook de gemeenschappelijke fietsenstalling van het complex.
2.2.
[eiser] heeft meermaals melding en aangifte gedaan bij de politie van geluidsoverlast door [gedaagde] en hij heeft meermaals aangifte gedaan van mishandeling, vernieling en bedreigingen door [gedaagde] en het zonder daartoe uitgenodigd te zijn betreden van zijn woning door [gedaagde] .
2.3.
Op verzoek van de verhuurder, Zowonen te Sittard, heeft de politie op 20 juli 2017 een overzicht opgesteld van de meldingen en aangiftes sinds 2015, alsmede van de constateringen door de politie.
2.4.
[gedaagde] is bij vonnis van de politierechter van 1 november 2017 veroordeeld wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (drie maal gepleegd) en tot vergoeding van immateriële schade en kosten aan [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert
I. aan [gedaagde] de verplichting op te leggen om zijn onrechtmatige handelingen jegens [eiser] , waaronder bedreigingen, mishandelingen en vernielingen te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 500 per overtreding, met een maximum van
€ 50.000;
II. aan [gedaagde] een contact- en/of straatverbod op te leggen, met dien verstande dat [gedaagde] op geen enkele wijze [eiser] (direct) zal benaderen of doen benaderen en zich te allen tijde zal houden aan een afstand van minimaal vijf meter van [eiser] , althans aan door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarden. Daarbij vordert [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot een dwangsom van € 500 per overtreding van deze voorwaarden, met een maximum van € 50.000;
III. aan [gedaagde] de verplichting op te leggen om dagelijks tussen 22:00 uur en 09:00 uur zijn muziekinstallatie(s) uit te zetten, althans om er zorg voor te dragen dat de geluiden van de (muziek)installaties niet buiten zijn eigen woning hoorbaar zijn, op straffe van een dwangsom van € 500 per overtreding van deze voorwaarden, met van € 50.000;
IV. om [gedaagde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat hij ook in de periode na de laatste melding c.q. aangifte meermaals zich heeft gewend tot de politie wegens het gedrag van [gedaagde] waar hij last van heeft en waardoor hij zich in zijn eigen huis en omgeving bedreigd voelt. Het gaat om gebeurtenissen op 20 april, 29 en 31 mei en 23 juni 2018.
[eiser] stelt dat hij zulke last heeft van de situatie dat hij een paar maal is opgenomen in de (open) PAAZ-afdeling van het Zuyderlandziekenhuis en allerlei psychische en fysieke klachten heeft gekregen. Hij stelt dat hij oordoppen draagt als hij thuis is.
[eiser] is in samenspraak met Zowonen op zoek naar andere woonruimte, maar heeft nog geen geschikte woning gevonden of aanvaard.
Er is weinig ruimte op het binnenterrein van de woningen. De vordering zou volgens [eiser] door de voorzieningenrechter dan ook kunnen worden aangepast in de zin dat [gedaagde] zich omdraait en wegloopt als hij [eiser] treft.
[eiser] stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij erkent dat de verhouding met [eiser] niet goed is en er verschillende confrontaties zijn geweest, maar dat het niet steeds [gedaagde] is die de aanleiding is. Ook [eiser] heeft daarin een aandeel. Een buurman heeft dit ook schriftelijk verklaard. Zowel de politie als Zowonen hebben geluidsoverlast (recent) niet vastgesteld. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de meldingen en aangiftes onwaar, onjuist en overdreven zijn. [eiser] is gefixeerd op [gedaagde] en vindt alles te luid. [eiser] heeft een logboek, maar verder geen enkel bewijs of getuige(n) dat de zaken gaan, zoals hij ze noteert. [eiser] ziet zijn eigen aandeel niet. Dat [eiser] geestelijke en lichamelijke problemen heeft, wordt in verband gebracht met [gedaagde] , maar dat blijkt uit niets.
[gedaagde] stelt dat hij sinds januari 2018 dagelijks begeleiding heeft en dat hij daardoor zijn leven meer op orde krijgt. Hij is op zoek naar een andere woning, omdat deze vochtig en gehorig is.
[gedaagde] stelt dat er onvoldoende ruimte is op het binnenterrein om vijf meter uit de buurt te kunnen blijven van [eiser] .
[gedaagde] heeft onvoldoende middelen, zodat de dwangsom te hoog is en hij betwist dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Er is een brief gestuurd en er is geen vordering in omschreven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden en gegronde vrees dat het onrechtmatig gedrag zonder verbod voortduurt, die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Voor een contactverbod geldt in wezen hetzelfde.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiser] zijn vorderingen weliswaar uitgebreid onderbouwt met meldingen en aangiftes, maar tegelijkertijd stelt zij vast dat de ter plaatse gekomen politiepatrouille in het overgrote deel van de gevallen geen overlast waarneemt of het beweerde voorval onbewijsbaar acht. Ook Zowonen heeft geen overlast waargenomen. Voorst stelt de voorzieningenrechter vast dat [gedaagde] in november 2017 weliswaar is veroordeeld door de politierechter voor bedreiging, waarvan deze in hoger beroep is, maar dat [gedaagde] ook de feiten die daarna volgens [eiser] zijn voorgevallen gemotiveerd ontkent.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat in het bestek van de kort gedingprocedure er geen ruimte is voor nadere bewijsvoering, zodat in dit geding niet kan worden geoordeeld dat de feiten, zoals die door [eiser] worden gepresenteerd en aan zijn vorderingen I tot en met III ten grondslag zijn gelegd, zijn komen vast te staan. Het doen van aangifte of het melden van overlast bij de politie of verhuurder is daartoe immers onvoldoende.
4.5.
Alle vorderingen moeten om die reden worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.251,00 (€ 291,00 griffierecht kort geding handel en tweemaal € 980,00 salaris advocaat wegens tweemaal moeten verschijnen ter zitting).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.251,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB