In deze zaak vorderden eisers, [eisers] c.s., in kort geding de schorsing van de openbare verkoop van hun woning, die op 22 augustus 2018 zou plaatsvinden. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.G.J.M. Boonen, hadden een betalingsachterstand op hun hypotheken bij ING Bank N.V., de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J.P. Jager. De rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, behandelde de zaak op 21 augustus 2018. De eisers hadden in het verleden betalingsregelingen getroffen, maar deze waren niet nagekomen, wat leidde tot een aanzienlijke achterstand van € 28.171,84 op het moment van de zitting. De rechtbank oordeelde dat ING, als hypotheekhouder, bevoegd was tot parate executie op basis van artikel 3:268 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, en dat er geen sprake was van misbruik van deze bevoegdheid. De eisers konden niet aantonen dat zij in de toekomst aan hun betalingsverplichtingen konden voldoen, mede gezien een veroordelend vonnis tegen hen van € 200.000,00. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van ING, die op € 1.606,00 werden begroot.