ECLI:NL:RBLIM:2018:7961

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
6880871 CV EXPL 18-2757
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling in incassozaak wegens gebrek aan bewijs van overeenkomst

In deze incassozaak heeft Zalando S.E. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die volgens Zalando een aantal artikelen had besteld. De gedaagde heeft echter ontkend deze bestelling te hebben geplaatst en heeft zich verweerd tegen de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Zalando niet in staat is geweest om op een begrijpelijke en overtuigende wijze bewijs te leveren van de beweerde verkoop en levering van de artikelen. De rechter heeft opgemerkt dat Zalando geen duidelijke contractuele afspraken heeft gepresenteerd en dat er geen bewijs is geleverd dat de gedaagde daadwerkelijk de artikelen heeft besteld of ontvangen. Bovendien heeft Zalando nagelaten om aan te tonen dat er verzuim is ingetreden met betrekking tot de betalingsverplichting. De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering van Zalando bij gebrek aan bewijs moet worden afgewezen en heeft Zalando veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde. De kosten van verweer zijn vastgesteld op € 50,00. Het vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6880871 CV EXPL 18-2757
Vonnis van de kantonrechter van 22 augustus 2018 (vervroegd)
in de zaak
de vennootschap naar vreemd recht
ZALANDO S.E.
gevestigd en kantoor houdend in Berlijn (Bondsrepubliek Duitsland)
verder ook aan te duiden als “Zalando”
eisende partij
gemachtigde E.A.P. van Lith, deurwaarder in Eindhoven
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
in persoon procederend

1.De procedure

Zalando heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 9 april 2018 in rechte betrokken voor een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee zijn één enkelvoudige en één meervoudige productie aan [gedaagde] betekend.
[gedaagde] heeft - op de rolzitting van 16 mei 2018 waarvoor hij opgeroepen was - mondeling geantwoord en zich fundamenteel tegen de vordering verweerd.
Vervolgens heeft Zalando - na herhaald uitstel - op 11 juli 2018 voor repliek geconcludeerd. Zij volhardde bij haar eis en verwees naar een aan dit processtuk gehechte derde productie.
Op de rolzitting van 8 augustus 2018 heeft [gedaagde] in reactie daarop (bij wijze van dupliek) zijn verweer eveneens ten volle gehandhaafd en dit standpunt nader toegelicht..
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - bij vervroeging - op vandaag gesteld.

2.Het geschil en de wijze van presentatie van de vordering

Zalando vordertde veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling aan haar van een bedrag van € 159,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over een daarvan deel uitmakend bedrag van € 118,85 vanaf 9 april 2018 (datum dagvaarding) tot de datum van volledige betaling. Daarnaast vraagt Zalando de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de aan haar zijde te liquideren kosten van de procedure.
De vordering wordt gebaseerd op de volgende omstandigheden en/of stellingen.
‘Omstreeks’ 8 en 9 juni ‘2018’ (?) heeft [gedaagde] volgens Zalando ‘een aantal artikelen (onder andere sneakers)’ bij haar ‘besteld’. De ‘bestelling’ is al op 8 en 9 juni 2017 aan hem toegezonden, zoals nader gespecificeerd op facturen van deze respectieve data (prod.1, waarbij het in werkelijkheid gaat om een kopie van een ‘bevestiging plus retourformulier’ d.d. 8 juni 2017 voor een onduidelijk artikel ad € 29,95 naast een factuur van 9 juni 2017 voor twee artikelen van tezamen € 88,90). De weergave van toezending en facturering maakt duidelijk dat Zalando bedoelde te refereren aan kooporders van 8 en 9 juni 2017 en niet 2018. Omdat volgens Zalando gefactureerd is met een (niet op de factuur te ontdekken) betalingstermijn van veertien dagen, en omdat betaling uitgebleven is, vordert zij naast de hoofdsom van € 118,85 bedragen van € 0,60 aan tot de datum van dagvaarding vervallen geachte rente en € 40,00 aan kosten van buitengerechtelijke incasso. Voor die laatste post is verwezen naar een ‘zogenaamde’ (= zogenoemde) veertiendagenbrief in de zin van art. 6:96 lid 6 BW (prod.2: kopie brief met dagtekening 18 januari 2018 van ‘Alektum B.V.’).
In voortgezet debat is het bij antwoord tegen de vordering ingebrachte verweer door Zalando weersproken. Er is van de kant van [gedaagde] nooit eerder verweer gevoerd, ook niet naar aanleiding van een op 15 augustus 2017 ‘naar hetzelfde adres verzonden’ aanmaning (derde productie: kopie van een brief van ‘Alektum B.V.’, een in Amsterdam gevestigde onderneming die zich kennelijk met incasso van vorderingen bezighoudt). Enige aanmaningen zijn ook verstuurd naar ‘ [e-mailadres 1] ’. De ‘bestelde’ artikelen zijn ‘op het afleveradres bezorgd’, want Zalando heeft niets retour ontvangen. Dat [gedaagde] niets besteld zou hebben, komt Zalando ‘in het geheel van het voornoemde vreemd over’. [gedaagde] ouders wonen immers op het ‘bestel- en afleveradres’. Bovendien zeg [gedaagde] zelf (later) naar dat adres verhuisd te zijn. De eisende partij acht het al met al ‘aannemelijk’ dat hij wel degelijk ‘deze bestelling heeft gedaan en deze heeft ontvangen’. Waar bij exploot in het geheel geen bewijs aangeboden was (net zo min als er toen ook maar iets over enig buitengerechtelijk contact met de gedaagde partij vermeld is), heeft Zalando in de repliek volstaan met een uiterst globaal en ongericht aanbod (‘haar stellingen eventueel nog nader met bewijzen te onderbouwen, zo nodig door het doen laten horen van getuigen’).
Het mondelinge verweer van [gedaagde]heeft in twee procesronden consequent de volgende strekking. Hij zegt pas sinds 28 december 2017 op het adres van zijn ouders aan de [adres] te wonen en de bestelling(en) niet gedaan te hebben. De artikelen zijn daarom ook niet door hem ontvangen. Navraag bij zijn ouders leert dat die ook niets gekocht en/of ontvangen hebben. Pas door middel van de dagvaarding kreeg [gedaagde] weet van de vordering die Zalando meent te hebben. Enige betalingsherinnering is hem onbekend. Het e-mailadres dat (zie de repliek) Zalando beweert gebruikt te hebben, zegt [gedaagde] niets: hij beschikt over het privé account [e-mailadres 2] , zoals hij ter zitting op zijn gsm aan de rolrechter heeft laten zien.

3.De beoordeling

Zalando faalt in alle opzichten in het op begrijpelijke en overtuigende wijze presenteren en van bewijs voorzien van een vordering uit beweerde verkoop en levering van enige roerende zaken door Zalando aan de (veronderstelde) consumentkoper in kwestie.
Omtrent de wijze van contracteren (Zalando gebruikt slechts de weinig juridische terminologie van ‘bestellen’) wordt zelfs in het geheel niets naar voren gebracht: of dit in direct fysiek contact dan wel per telefoon of via internet plaatsvond, laat Zalando totaal onbesproken. Zelfs een schriftelijke bevestiging van het voorafgaande spel van aanbod en aanvaarding dat eigen is aan de totstandkoming van wilsovereenstemming die de basis vormt van een overeenkomst (in dit geval van koop en verkoop), wordt niet genoemd of overgelegd. Een factuur is in ieder geval in dit opzicht onvoldoende, zeker als die de gedaante heeft van de nietszeggende facturen zoals Zalando deze in kopie en zonder inhoudelijke toelichting in het geding gebracht heeft. Het aanvragen althans inbrengen van een uittreksel van de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Gba (thans: Basisregistratie personen, Brp) ten aanzien van [gedaagde] en/of zijn familie heeft Zalando niet opportuun geoordeeld. Over welke precieze persoonsgegevens ten aanzien van de beweerde koper uit de litigieuze periode (juni 2017) Zalando beschikt, en of die gegevens overeenstemmen met de formele / volledige personalia en bijkomende gegevens ten aanzien van de hier gedaagde persoon, is volstrekt onduidelijk. Of en hoe de bewuste persoon zich ten overstaan van de beoogde verkoper gelegitimeerd heeft, evenzeer. Nu in ieder geval verder als vaststaand aangenomen kan worden dat het e-mailadres waarover Zalando beweert te beschikken, niet aan [gedaagde] toebehoort, heeft het er de sterke schijn van dat Zalando in zee gegaan is met een onbekend gebleven persoon. Zelfs als die persoon op een of andere manier gelinkt kan worden aan het adres [adres] in [woonplaats] en als het al zo is dat te bewijzen valt dat ‘bestelde’ zaken aan dit adres afgeleverd (en niet geretourneerd) zijn, verplicht dit [gedaagde] in geen enkel opzicht tot het doen van een betaling aan Zalando. Althans niet krachtens een overeenkomst van koop die Zalando nalaat te bewijzen en ter zake waarvan zij ook geen (op object en middelen) gericht bewijs aangeboden heeft. Onverplicht gezonden en ten huize van de familie [gedaagde] mogelijkerwijs zelfs ontvangen en behouden artikelen blijven in beginsel voor risico van Zalando. Niet gebleken is immers dat Zalando aan haar vordering een andere titel dan de niet bewezen te achten noch nader te bewijzen koopovereenkomst ten grondslag legt.
Daargelaten kan worden dat Zalando ook faalt in het aantonen dat ter zake van een eventuele betalingsplicht van [gedaagde] verzuim ingetreden is. Van rechtswege langs de weg van art. 6:83 aanhef en sub a. BW dan wel door een concrete daad van haar kant op de voet van art. 6:82 BW. Zij had immers moeten stellen en zo nodig bewijzen dat / hoe een fatale termijn overeengekomen was, zeker nu de factuur helemaal niets zegt over enig (laat staan fataal) betalingstijdstip. En waar zij niet zeker was omtrent het bestaan van zo’n termijn, had zij specifiek moeten duiden dat, hoe en op welke termijn verzuim had kunnen ontstaan door een concreet in handen van [gedaagde] gekomen ingebrekestelling.
Al met al valt niet aan de conclusie te ontkomen dat de vordering bij gebrek aan basis in de feiten en het ontbreken van een bewezen deugdelijke grondslag aan Zalando ontzegd moet worden. Als geheel in het ongelijk te stellen partij zal Zalando daarnaast in de proceskosten verwezen moeten worden. Aan de zijde van [gedaagde] worden de kosten van verweer (reizen en verlet voor twee bezoeken aan de rolzitting in Maastricht) begroot op in totaal € 50,00.
Omdat van de kant van [gedaagde] nagelaten is daar om te verzoeken, kan aan dit kostenoordeel geen uitvoerbaarverklaring bij voorraad verbonden worden. De kantonrechter vertrouwt er evenwel op dat de gemachtigde van Zalando bevordert dat betaling plaatsvindt uiterlijk veertien dagen nadat [gedaagde] aan deurwaarder Van Lith de gewenste betalingswijze doorgegeven zal hebben.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- De vordering van Zalando wordt afgewezen.
- Zalando wordt daarom veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis bepaald op een totaalbedrag van € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS