ECLI:NL:RBLIM:2018:7942

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
AWB-17_1117
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot intrekking van besluit luchtruimoverdracht aan België

In deze zaak hebben eisers, wonende te Eijsden, verzocht om intrekking van een besluit van 4 april 2013, waarbij het luchtruim boven Eijsden is overgedragen aan België. De verweerder, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, heeft dit verzoek opgevat als een verzoek tegen de herindeling van het luchtruim, zoals vastgesteld bij de Wijziging van de Regeling luchtverkeersdienstverlening. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een algemeen verbindend voorschrift, waartegen geen bezwaar of beroep openstaat. De rechtbank heeft het bezwaar van eisers dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de zitting op 12 juli 2018 is de gemachtigde van eisers, mr. R. Bormans, verschenen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mrs. E. Koornwinder en A. Viergever. De rechtbank heeft overwogen dat de Wijziging van de Regeling een zelfstandige normstelling inhoudt en dat de overdracht van de luchtverkeersdienstverlening aan België geen concretiserend besluit is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1117

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2018 in de zaak tussen

1. [eiser]eiser en
2. [eiseres] ,eiseres, beiden wonende te [eiseres] ,
gezamenlijk te duiden eisers
(gemachtigde: mr. R. Bormans),
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, thans de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
(gemachtigden: mrs. E. Koornwinder en A. Viergever).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder (onder meer) geweigerd de Ministeriële Regeling van 27 juni 2013, de Wijziging van de Regeling luchtverkeersdienstverlening, in te trekken.
Bij besluit van 3 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers, gericht tegen het primaire besluit, niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2018.
Eiser is verschenen, bijgestaan door gemachtigde van eisers, mr. Bormans, rechtsbijstandverlener, werkzaam bij ARAG.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, mrs. Koornwinder en Viergever, beiden werkzaam bij het ministerie van verweerder.

Overwegingen

1. Bij brief van 2 november 2015 hebben eisers verweerder (onder meer) verzocht het besluit van 4 april 2013, waarbij het luchtruim boven Eijsden is overgedragen aan België, in te trekken.
2. Verweerder heeft het verzoek opgevat als een verzoek gericht tegen de herindeling van het luchtruim, zoals vastgesteld bij de Wijziging van de Regeling luchtverkeersdienstverlening. Verweerder licht toe dat de Wijziging van de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is en dat tegen een algemeen verbindend voorschrift geen bezwaar kan worden gemaakt. Daarom is het volgens verweerder ook niet mogelijk bezwaar te maken tegen de weigering de Wijziging van de Regeling in te trekken.
3. Eisers voeren in beroep aan dat verweerder hun verzoek juist heeft uitgelegd. Eisers voeren verder aan dat zij niet bestrijden dat de Wijziging van de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is. Eisers betwisten dat de daarin opgenomen overdracht van het luchtruim boven Eijsden aan België een algemeen verbindend voorschrift is. Eisers stellen dat in zoverre geen sprake is van een zelfstandige normstelling die zich leent voor herhaalde toepassing. Volgens eisers betreft de Wijziging van de Regeling in zoverre een concrete wijziging waarbij de begrenzing naar plaats is bepaald. Daarom is deze wijziging volgens eisers een concretiserend besluit van algemene strekking en kon daartegen bezwaar worden gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. In artikel 8:1, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter als hij, behoudens in vermelde uitzonderingsgevallen, bezwaar heeft gemaakt. In artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, is bepaald dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit dat een algemeen verbindend voorschrift inhoudt.
5. Een algemeen verbindend voorschrift bevat algemene abstracte regels, die zich zonder nadere normering voor herhaalde concrete toepassing lenen. Een besluit waarin de toepassing van een in een algemeen verbindend voorschrift besloten liggende norm nader naar plaats, tijd of object wordt bepaald, is geen algemeen verbindend voorschrift, maar een concretiserend besluit.
Anders dan eisers hebben aangevoerd, houdt de Wijziging van de Regeling, ook wat betreft de overdracht van de luchtverkeersdienstverlening van het Nederlandse deel van het luchtruim boven Eijsden aan België, een zelfstandige normstelling in. De norm kan immers zo worden gebruikt, zonder dat nadere invulling nodig is. Er is geen sprake van een besluit dat de norm in een algemeen verbindend voorschrift nader naar plaats bepaald. De plaatsaanduiding in de Wijziging van de Regeling maakt deel uit van de zelfstandige normstelling en maakt mede dat de norm concreet kan worden toegepast.
Omdat een algemeen verbindend voorschrift van beroep is uitgezonderd, staat de mogelijkheid van bezwaar daartegen ook niet open. De weigering om een algemeen verbindend voorschrift in te trekken deelt in de uitzondering. Verweerder heeft het bezwaar van eisers daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Gelet op de hiervoor gegeven overwegingen is het beroep ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
7. Voor een proceskostenvergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schreurs-van de Langemheen, rechter, in aanwezigheid van A.W.C.M. Frings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 augustus 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 augustus 2018

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.