In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 augustus 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Zonnewende en een gedaagde partij, die in een huurachterstand verkeerde. De eiser, Stichting Zonnewende, verhuurt een appartement aan de gedaagde, die sinds 1 juli 2016 huurder is. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding opgelopen tot € 7.095,00, en na enkele betalingen door de gedaagde, was de totale achterstand op 9 augustus 2018 gestegen tot € 9.375,00. De gedaagde had geen verdere betalingen verricht na de laatste verzoeken van de eiser.
Tijdens de zitting op 16 augustus 2018 is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 oktober 2018. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Zonnewende tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand toewijsbaar is. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning voor 1 oktober 2018 te ontruimen en te verlaten, en tot betaling van de huurachterstand van € 9.375,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huur voor september 2018 en de proceskosten, die zijn begroot op € 1.157,00.
De rechter heeft de vordering tot vergoeding van incassokosten afgewezen, omdat de eiser niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.