ECLI:NL:RBLIM:2018:7661

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
6715599 CV EXPL 18-1454
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke incasso van een gecedeerde vordering uit medische behandeling van een hond

In deze zaak heeft Infomedics B.V. een gedaagde aangeklaagd voor een vordering die voortvloeit uit een medische behandeling van de hond van de gedaagde. De vordering betreft een bedrag van € 140,06, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Infomedics heeft de vordering gebaseerd op een aan haar gecedeerde vordering van een zorgaanbieder, maar heeft nagelaten voldoende bewijs te leveren van de vordering en de onderliggende overeenkomst. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betoogd dat er geen sprake was van betalingsverzuim, aangezien hij al een deel van de vordering had voldaan en er geen duidelijke communicatie was geweest over de opeisbaarheid van de vordering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Infomedics niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar vordering en dat er sprake was van rechtsmisbruik. De vordering van Infomedics is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6715599 CV EXPL 18-1454
Vonnis van de kantonrechter van 8 augustus 2018 (bij vervroeging)
in de zaak
de besloten vennootschap
INFOMEDICS B.V., tevens handelend onder de naam
‘DFA SERVICES’en rechtsopvolgster van
INFOMEDICS FACTORING B.V.
statutair gevestigd en kantoor houdend in Almere
hierna ook aan te duiden als “Infomedics”
eisende partij
gemachtigde een ongenoemd gelaten persoon die werkzaam is bij “YARDS Deurwaardersdiensten bv” in (1300 BA) Almere, postbus 1031
tegen
[gedaagde]
wonend in [woonplaats] aan de [adres]
hierna ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
gemachtigde mr. J.W. Rauh, advocaat in Heerlen
Omdat Infomedics naliet de naam te (laten) noemen van de natuurlijke persoon die haar gemachtigde (een rechtspersoon) in rechte vertegenwoordigt, kan niet vastgesteld worden of de conclusie van repliek ondertekend is op een wijze die voldoet aan het bepaalde in art.83 Rv. Nu dit processtuk desondanks door de rolrechter op 19 juni 2018 geaccepteerd is, zullen daar geen voor Infomedics nadelige consequenties aan verbonden worden. Wel wordt de als gemachtigde genoemde rechtspersoon YARDS - niet voor het eerst - langs deze weg en in het belang van een goede procesorde op het wettelijke voorschrift geattendeerd. Bij herhaling van deze tekortkoming zou immers een volgende keer een niet aan de eisen beantwoordend processtuk geweigerd kunnen worden.

1.De procedure

Infomedicsheeft [gedaagde] bij dagvaarding van 20 februari 2018 in rechte betrokken voor een vordering als uiteengezet in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee is als bijlage slechts één extra stuk (in plaats van de meermaals aangekondigde ‘producties’) betekend.
[gedaagde]heeft - na verkregen uitstel - op 18 april 2018 van antwoord gediend / verweer gevoerd onder bijvoeging van zes (deels meervoudige) gefotokopieerde stukken.
Vervolgens heeft Infomedics op 19 juni 2018 gerepliceerd. Zij heeft bij die gelegenheid alsnog één productie overgelegd (volgens haar gemachtigde te schrijven als ‘overlegt’).
De eis is bij deze conclusie verminderd met bedragen van € 98,00 en € 40,00 die inmiddels (op 9 maart 2018) in mindering op de vordering voldaan waren.
Bij dupliek d.d. 18 juli 2018 heeft [gedaagde] het processuele debat afgerond en volhard bij de stelling dat eisende partij in dit geval misbruik van recht maakt en een totaal zinloze maar slechts kosten genererende procedure opgetuigd heeft.
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - vervroegd - op vandaag gesteld.

2.Het geschil en de feiten

Infomedics vorderde bij exploot en ten tijde van het aanbrengen van de zaak op 21 maart 2018de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag van € 140,06 (ten onrechte voor het geheel als ‘hoofdsom’ aangemerkt), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 98,00 in hoofdsom vanaf 12 februari 2018 tot het tijdstip van volledige betaling. Ook wenste zij vergoeding te verkrijgen van de aan haar zijde te liquideren proceskosten, eventueel vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van een daartoe strekkend veroordelend vonnis. Infomedics baseerde haar op één nota stoelende hoofdvordering van € 98,00 op een aan haar gecedeerde vordering van een ongenoemd gelaten ‘zorgaanbieder’ (eerst later - getuige de enige productie bij repliek - bleek het te gaan om een door ‘DFA Services’ op 4 juli 2012 met een onbekende persoon als vertegenwoordiger van ‘ [naam] ’ in Heerlen aangegane overeenkomst op basis waarvan diezelfde dag door mevrouw [naam opdrachtgever] of [naam opdrachtgever] als opdrachtgever een akte van cessie getekend is waarbij zij niet nader geduide vorderingen aan ‘DFA Services’ cedeerde). De niet in het geding gebrachte factuur van de onduidelijke ‘zorgaanbieder’ dateerde volgens het exploot van 27 december 2016 en beliep € 98,00. Welke ‘zorg’ verleend was en aan wie, bleef totaal in het duister. Infomedics had het in vage termen over ‘door de zorgaanbieder verrichtte (sic!) tandheelkundige en/of (para)medische (be-)handelingen. De bewuste geneeskundige behandelingsovereenkomst is overgelegd noch (al was het maar globaal) beschreven. Dat daar algemene voorwaarden bij bedongen zijn, blijkt nergens uit. Wanneer en waarom [gedaagde] ten aanzien van de factuur in betalingsverzuim geraakt was, heeft Infomedics niet uitgelegd. Zij meende te mogen volstaan met de niet gedocumenteerde bewering dat de schuldenaar in verzuim verkeert ‘sinds het verstrijken van de betalingstermijn van de nota van 28 dagen’.
In het omstandige en onnodig ingewikkeld geformuleerde, maar vrijwel geheel abstracte exploot stelt Infomedics zich op het standpunt dat ‘schuldenaar’ in ‘verzuim gebleven is met de volledige betaling van de gefactureerde hoofdsom’ (of zelfs ‘de factuur / facturen’) . En dat in weerwil van ‘toegezonden’ schriftelijke herinneringen en aanmaningen. Tot 12 februari 2018 bracht Infomedics [gedaagde] naast de onbetaald gelaten hoofdsom van € 98,00 een niet nader gespecificeerd bedrag van € 2,06 aan vervallen geachte wettelijke rente in rekening. Een renteberekening is niet overgelegd. Een tevens gevorderd bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke invorderingskosten ‘conform BIK’ (?) baseert Infomedics op de ‘verzending’ van een brief met dagtekening 11 mei 2017 die in kopie aan het exploot gehecht was (in deze brief, gericht aan ‘Mevrouw, meneer [gedaagde] ’ heeft YARDS het er over dat [gedaagde] ‘enige tijd geleden’ van ‘INFOMEDICS FACTORING B.V’ een nota ontvangen zou hebben (‘deze nota’ wordt in de vervolgregels van het schrijven ‘gespecificeerd’ als ‘27/12/2016 – 43670000 - € 98,00’). Daar moest [gedaagde] het mee doen en verder werd hem te verstaan gegeven dat hij nu binnen vijftien dagen na bezorging van deze brief moest betalen en anders zou er een bedrag van € 40,00 aan incassokosten bij komen.
Infomedics weerspreekt in
voortgezet debathetgeen [gedaagde] bij antwoord d.d. 18 april 2018 tegen de vordering ingebracht heeft, maar vermindert wel alsnog haar vordering met bedragen van € 98,00 en € 40,00 die zij nota bene al op 9 maart 2018 ontvangen blijkt te hebben. Zij legt alsnog uit dat de factuur zag op ‘behandeling van zijn hond’ (die van [gedaagde] ) ‘bij de zorgaanbieder’. Die ‘zorgaanbieder’ heeft de facturatie uitbesteed en (de vordering) langs de weg van cessie overgedragen aan Infomedics. [gedaagde] had dit kunnen weten uit mededelingen van ‘de zorgaanbieder’ en omdat dit onderaan de nota vermeld is. Anders dan Infomedics beweert, heeft zij bij haar repliek als prod.1 slechts stukken gevoegd die zien op de relatie ‘ [naam] ’ en ‘DFA Services’ (een overeenkomst en een akte van cessie), terwijl een nota, rekening of factuur ontbreekt. Ook is in geen van de stukken een aanwijzing te vinden dat van de plaatsgevonden hebbende concrete overdracht van de vordering aan Infomedics buiten rechte mededeling gedaan is aan de debiteur ( [gedaagde] ). Infomedics erkent dat namens [gedaagde] op 17 juni 2017 een dringend verzoek gedaan is om de zaak voorlopig (tot begin 2018) aan te houden in verband met enorme schulden van het gezin [gedaagde] . Omdat evenwel nader bericht van de gemachtigde van [gedaagde] per 1 januari 2018 uitbleef, is Infomedics op 20 februari 2018 tot dagvaarding overgegaan. Infomedics beschouwde 1 januari 2018 als ‘nieuwe vervaldatum’. Betalingen zijn na dagvaarding ontvangen. Op dat moment was ‘meer verschuldigd dan hetgeen betaald is’. Infomedics valt niets te verwijten. Zij meent te kunnen concluderen dat ‘de vordering met nevenvorderingen, zoals geformuleerd in inleidende dagvaarding, gereed ligt voor toewijzing’.
Bij exploot volstond Infomedics met een globaal bewijsaanbod dat naar het bewijsobject noch naar de bewijsmiddelen ook maar enige concretisering bevat. In voortgezet debat heeft zij weliswaar als prod.1 enige schriftelijke stukken ingebracht, maar nagelaten daaromtrent of ten aanzien van haar gehandhaafde stellingen en claims (liefst specifiek) bewijs aan te bieden. Sterker nog: zij heeft haar eerdere globale bewijsaanbod niet eens herhaald.
Het verweer van [gedaagde]keert zich tegen de algehele aanpak van Infomedics, laakt het gebrek aan begrip van de schuldeiser voor de positie van [gedaagde] , maar legt ook de vinger op nalatigheid van Infomedics om haar positie als beweerd cessionaris te verklaren en om de kantonrechter volledig te informeren over betalingen die zij al voor het aanbrengen van de zaak op de rol van 21 maart 2018 ontvangen had. [gedaagde] en zijn gemachtigde hebben Infomedics steeds gezien als gemachtigde van de ‘zorgaanbieder’ (de oorspronkelijke contractspartij) en aan deze gemachtigde is - na gevraagd en verkregen uitstel van betaling - op 9 maart 2018 € 138,00 aan hoofdsom en kosten voldaan. Als budgetbeheerder en adviseur van [gedaagde] en zijn partner heeft mr. Rauh in juni 2017 een beargumenteerd voorstel gedaan om de zaak tot begin 2018 aan te houden. Pas dan zou een serieus betalingsvoorstel gedaan kunnen worden. Dit uitstel is impliciet verleend. Zonder nadere aankondiging is Infomedics desondanks gaan dagvaarden. Op e-mailberichten van mr. Rauh over de verrichte betaling is van de andere kant niet gereageerd. Als men niet langer wenste te wachten, had toch in plaats van dagvaarden op zijn minst een nieuwe herinnering kunnen uitgaan of had een telefoontje er aan gewaagd kunnen worden. Infomedics lijkt er uitsluitend op uit te zijn extra kosten te veroorzaken. Er viel en valt in de ogen van [gedaagde] en zijn gemachtigde niets meer te vorderen. De (volgens eisende partij resterende) vordering hoort te worden afgewezen, met verwijzing van Infomedics in de proceskosten die volstrekt onnodig veroorzaakt zijn.

3.De beoordeling

Onbegrijpelijk en onaanvaardbaar is in ieder geval dat Infomedics niet reeds op 21 maart 2018 bij het aanbrengen van de zaak waarvoor op 20 februari 2018 gedagvaard was, akte gevraagd heeft van een aanzienlijke vermindering van haar eis omdat inmiddels niet alleen de belofte gestand gedaan was dat de hoofdsom van € 90,00 betaald zou gaan worden, maar ook (en wellicht onverplicht, maar daarover nader) van de kant van [gedaagde] € 40,00 aan invorderingskosten aan Infomedics vergoed was. Mede omdat Infomedics iedere reactie op de betaling en op de bevestiging daarvan in een e-mailbericht d.d. 9 maart 2018 van mr. Rauh achterwege liet, moet hier opzet achter verondersteld worden. Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat zodanige op eigen voordeel althans op toebrengen van schade aan [gedaagde] gerichte opzet ook te lezen valt in het achterwege laten door Infomedics van enige vooraankondiging van het overgaan tot dagvaarding. De impliciete (erkende) afspraak per medio 2017 met mr. Rauh, bij Infomedics sedert 17 juni 2017 bekend als gemachtigde en budgetbeheerder van [gedaagde] , was immers dat vooralsnog verdere invordering van een bedrag van € 98,00 opgeschort werd wegens ernstige betalingsproblemen van [gedaagde] , terwijl daar eerst begin 2018 verandering in denkbaar was. Dat ten tijde van abrupte dagvaarding (20 februari 2018) sprake was van een opeisbare vordering, is allerminst boven twijfel verheven. Waar Infomedics suggereert dat tussen partijen een ‘nieuwe vervaldatum van 01-01-2018’ gold, heeft zij daarvan geen enkel bewijs geleverd (en bij gebreke van concreet bewijsaanbod ook geen nader bewijs in het vooruitzicht gesteld). In het e-mailbericht van mr. Rauh valt niet meer te lezen dan dat het zijn voornemen was omstreeks januari 2018 nader te berichten over de dan bestaande situatie en mogelijkheden. Waar opeisbaarheid al ontbrak, was van betalingsverzuim tot het moment van dagvaarding dus - tijdelijk - al helemaal geen sprake. Zulk verzuim kon pas weer aan de orde zijn per 21 maart 2018, de datum waartegen [gedaagde] door Infomedics (en dan voor het eerst duidelijk niet als gemachtigde van ‘een zorgaanbieder’ doch als cessionaris op eigen titel) in rechte opgeroepen was.
De stukken waarmee Infomedics haar langs de weg van cessie verkregen vorderingsrecht jegens [gedaagde] meent te kunnen aantonen (prod.1 akte van cessie en overeenkomst ‘ [naam] ’), laten veel aan duidelijkheid te wensen over. Dat een door haar niet in het geding gebrachte nota een duidelijke boodschap bevat die als mededeling van zodanige cessie aan de debiteur [gedaagde] te kwalificeren valt, moet ten zeerste betwijfeld worden. Ook daarom vervult het exploot van dagvaarding (als alternatief van zowel een ingebrekestelling als een mededeling in de zin van art. 3:94 lid 1 BW) een vitale rol omdat [gedaagde] niet eerder dan na de daad van dagvaarding zekerheid had over de vraag of hij aan Infomedics bevrijdend kon betalen. Strikt genomen was dagvaarding natuurlijk in de gegeven omstandigheden al een vorm van overkill en had kunnen worden volstaan met een minder kostbare en eenvoudiger vorm van in kennis stellen en in gebreke stellen. [gedaagde] heeft gelijk als hij het heeft over elementen van rechtsmisbruik. Toen [gedaagde] terstond na dagvaarding tot betaling van hoofdsom en kosten bleek overgegaan te zijn, had Infomedics zich terstond met mr. Rauh moeten verstaan over het intrekken (niet-aanbrengen van de zaak), zodat op zijn minst griffierecht bespaard had kunnen worden en vervolgstappen achterwege hadden kunnen blijven. Door stug het aangevangen pad te blijven vervolgen heeft Infomedics zonder redelijke noodzaak alleen maar meer kosten veroorzaakt en het is dan ook redelijk dat die kosten geheel voor haar rekening komen. Van een restvordering was op de dag van eventueel intredend verzuim van [gedaagde] , 21 maart 2018, immers hoe dan ook geen sprake. Dat Infomedics per datum van uitroepen van de zaak ook nog € 2,06 plus verdere rente ‘vanaf’ 12 februari 2018 van [gedaagde] te goed had, is hoogst twijfelachtig en in ieder geval in rechte niet waargemaakt. Dat heeft er mee van doen dat [gedaagde] nimmer een factuur van ‘ [naam] ’ onder ogen kreeg waarin een vervaltermijn opgenomen was, noch door deze ‘zorgaanbieder’ voor een bedrag van € 98,00 in gebreke gesteld is. Het vloeit verder voort uit de tot het moment van dagvaarding ten opzichte van [gedaagde] onduidelijk gelaten status van Infomedics als kennelijke verzender van een factuur van 27 december 2016 die in deze procedure niet overgelegd is en waarvan ook de inhoud niet beschreven is, zodat de vraag of daarin een fatale termijn van 28 dagen voorkomt, onbeantwoord gebleven is. Nu Infomedics zich niet beroepen heeft op een andere wijze van intreden van verzuim in de periode die voorafging aan de opschorting van de opeisbaarheid per 17 juni 2017, moet er van uitgegaan worden dat nimmer betalingsverzuim intrad. [gedaagde] heeft dus onverschuldigd € 40,00 aan incassokosten vergoed en is hoe dan ook geen rente aan Infomedics verschuldigd. Zonder verzuim kan vanzelfsprekend geen van deze nevenvorderingen slagen.
Conclusie: de vordering van Infomedics moet afgewezen worden bij gebrek aan feitelijke grondslag en als in het ongelijk te stellen partij moet Infomedics opdraaien voor alle proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van [gedaagde] forfaitair begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde (twee procespunten van € 30,00) waar de werkelijke kosten (ook maatschappelijk) aanzienlijk hoger uitvallen. Infomedics zal zich dit - als het goed is - voor nu én voor een volgende situatie behoren aan te trekken. Zij doet er goed aan haar interne administratieve procedures en werkwijzen te herordenen en zorgvuldiger om moeten gaan met de belangen van wederpartijen en haar gemachtigden zoals die uit verkregen informatie af te leiden vallen. Ook zou het haar tot eer strekken als zij er (in goed overleg met haar professionele gemachtigde) in slaagt de wijze van procederen in kantonzaken als deze op een hoger niveau te brengen door veel directere informatie aan rechter en wederpartij te verstrekken en eerder en vollediger producties over te leggen. Een en ander in overeenstemming met modern procesrecht dat meer van een procespartij vraagt dan het opwerpen van een ondoordringbaar scherm van vage stellingen en geringe onderbouwing.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het volgende oordeel:
- De vordering van Infomedics wordt afgewezen.
- Infomedics wordt verwezen in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] bepaald zijn op een bedrag van € 60,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type HS