Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
LWM Riooltechniek B.V.,
1.De procedure
- het exploot van dagvaarding d.d. 26 juli 2018
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
- de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 6 augustus 2018.
2.De feiten
3.De vorderingen en het geschil
€ 4.235,88;
€ 2.083,70;
4.De beoordeling
overwerkuren überhaupt geen sprake is. Voor zover [eiser in conventie, verweerder in reconventie] buiten zijn reguliere werktijden om werkzaamheden verricht heeft, bestonden die uit het ‘sleutelen’ aan auto’s en niet uit werkzaamheden in het kader van zijn functie als bedrijfsleider, en zijn die werkzaamheden altijd meteen in dezelfde maand uitbetaald. Ook dit is bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bekend. Dat er in de onderlinge correspondentie ook door LWM een paar keer is gesproken over overwerkuren, berust op een vergissing. Op de eindafrekening staat (wel) correct vermeld dat het om
verlofuren gaat, niet om
overwerkuren, zij het dat het aantal niet klopt.
wasweliswaar een tegoed aan verlofuren van 442,4, doch er is geen rekening gehouden met de verlofopname die heeft plaatsgevonden in het kader van de beëindiging van de arbeidsrelatie, aldus LWM. Daartoe dienden conform de vaststellingsovereenkomst eigenlijk 172 verlofuren over april en mei 2018 in mindering te worden gebracht. Bovendien is geen rekening gehouden met het vervallen van wettelijke verlofdagen. Na aftrek van alle vervallen verlofuren, resteren nog slechts 47,5 verlofuren. Het verschil tussen hetgeen is uitbetaald (€ 6.587,34) en waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] recht op had aan verlofuren (€ 707,27), is € 5.879,59 bruto.