ECLI:NL:RBLIM:2018:7558

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
C/03/15/189 F - C/03/18/245 R
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de schuldsaneringsregeling na faillissement van verzoeker met bijzondere werkconstructie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in het verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1964, tot opheffing van zijn faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die als statutair bestuurder van zijn voormalige onderneming in dienst wilde blijven, heeft gemotiveerd dat hij niet in staat was om eerder een verzoek tot schuldsanering in te dienen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij op verschillende zittingen zowel verzoeker als zijn advocaat, mr. M. Vles, en de curator, P.A.M.T. van den Berg, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek. De rechtbank heeft daarbij de levensvatbaarheid van de onderneming van verzoeker in overweging genomen, evenals de afspraken die zijn gemaakt over de voortzetting van de onderneming. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de schuldsaneringsregeling vastgesteld, waaronder het inkomen van verzoeker en de rol van de curator als bewindvoerder.

In de beslissing heeft de rechtbank het faillissement van verzoeker opgeheven, het salaris van de curator vastgesteld en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechtbank heeft ook de benoeming van de rechter-commissaris en de bewindvoerder geregeld, en de regels van de schuldsanering met verzoeker besproken. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
Toezicht / insolventies
insolventienummer: C/03/15/189 F – C/03/18/245 R
Vonnis van 12 juni 2018
in de zaak van
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] -1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,
verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verzoekschrift strekt tot opheffing van het op 19 mei 2015 uitgesproken faillissement van verzoeker en het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
Verzoeker heeft gemotiveerd gesteld dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat hij wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) geen verzoekschrift tot toepassing van de schuld-saneringsregeling heeft ingediend.
1.3.
In het faillissement is een verificatievergadering gehouden op 26 juli 2017.
1.4.
Ter zitting van 23 november 2017 en 14 maart 2018 heeft de rechtbank de zaak aangehouden. Op die zittingen waren aanwezig verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat
mr. M. Vles, en de curator P.A.M.T. van den Berg.
1.5.
Op bovengenoemde zittingen is afgesproken dat verzoeker samen met zijn advocaat een plan van aanpak zal opstellen over de eventuele voortzetting van de onderneming [bedrijfsnaam verzoeker] B.V. waarin verzoeker werkzaam is als enig bestuurder en waarvan zijn zoon enig aandeelhouder is.
1.6.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting 6 juni 2018 waarbij zijn verschenen verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Vles, en de curator
P.A.M.T. van den Berg.
1.7.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
2.2.
Verzoeker wil verder met de onderneming [bedrijfsnaam verzoeker] B.V. waarvan hij enig bestuurder is en zijn zoon enig aandeelhouder. Ter zitting hebben verzoeker en zijn advocaat verklaard dat de onderneming levensvatbaar is nu de onderneming op daad-krachtige wijze is opgeschoond. Er is duidelijk een margeverbetering gerealiseerd. De winst over 2018 (januari tot en met mei) komt uit op een bedrag van € 10.391,12. Daarnaast heeft verzoeker met geen enkele crediteuren problemen en er lopen geen incassotrajecten of iets dergelijks. Ook is op dit moment geen sprake van belastingschulden meer.
2.3.
De rechtbank dient het verzoek te toetsen aan de criteria genoemd in artikel 288 Fw.
2.4.
Bij de beoordeling van het in artikel 288 lid 1 onder b Fw vervatte criterium van de goede trouw wordt een gedragsmaatstaf gehanteerd om beoogd misbruik van de schuldsaneringsregeling tegen te gaan, waarbij de rechter met alle omstandigheden van het geval rekening kan houden. Daarbij spelen (onder meer) een rol de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de schuldenaar een verwijt kan worden gemaakt dat de schulden zijn ontstaan of onbetaald gelaten en het gedrag van de schuldenaar voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door schuldeisers juist te frustreren. Het is daarbij aan de schuldenaar om bedoelde goede trouw aannemelijk te maken.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan van de schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Verzoeker kan dan ook toegelaten worden tot de schuldsanerings-regeling.
2.6.
De rechtbank wil daarbij echter de volgende nadrukkelijke opmerkingen maken. Gelet op de leeftijd en de arbeidsgeschiedenis van verzoeker is de huidige werkconstructie (in een dienstverband met zijn eigen voormalige onderneming die nu eigendom is van zijn zoon) de constructie die de hoogste opbrengst voor schuldeisers zal opleveren. De curator heeft tijdens de zitting verklaard zich te kunnen vinden in deze constructie waarbij zij heeft opgemerkt dat er ten aanzien van het inkomen voorwaarden dienen te worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat voor de boedelafdrachten binnen de schuldsaneringsregeling uitgegaan dient te worden van het volgende inkomen van verzoeker:
  • vanaf 1 juli 2018: minimaal € 28.000,00 op jaarbasis,
  • vanaf 1 januari 2019: verhoging naar minimaal € 32.000,00 op jaarbasis,
  • vanaf 1 januari 2020: verhoging naar minimaal € 35.000,00 op jaarbasis,
of telkens zoveel meer als tussen partijen in overleg en rekening houdende met de bedrijfseconomische positie van de onderneming afgesproken wordt.
  • Bij het te bepalen vrij te laten bedrag zal geen rekening gehouden worden met een post reiskosten.
  • Binnen de onderneming zal geen buitensporig vermogen opgebouwd mogen worden gedurende de looptijd.
2.7.
Nu de curator tijdens het faillissement goed zicht heeft gekregen van de situatie van verzoeker en zijn onderneming, zal de curator voor de continuïteit en bewaking van voornoemde uitgangspunten worden benoemd tot bewindvoerder.
2.8.
De regels van de schuldsanering zijn met verzoeker besproken. Een door verzoeker ondertekend exemplaar van deze regels is aan dit vonnis gehecht.
2.9.
De rechtbank zal het bedrag van de faillissementskosten en het salaris van de curator vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
heft het faillissement van verzoeker op;
3.2.
stelt het salaris van de curator vast op € 6.720,24 exclusief b.t.w. en het bedrag van de verschotten op € 268,81 exclusief b.t.w.
3.3.
spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] -1964 te Roermond,
wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,
3.4.
benoemt tot rechter-commissaris mr. M.M. Vanhommerig,
en tot bewindvoerder P.A.M.T. van den Berg, Postbus 5018, 5800 GA Venray,
3.5.
geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de saniet gerichte brieven en telegrammen voor de duur van dertien maanden;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
(FK)