ECLI:NL:RBLIM:2018:7522

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
6669757 \ CV EXPL 18-956
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeoorloofd verzuim en loonvordering werknemer na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde de werknemer, die in dienst was bij een besloten vennootschap, betaling van achterstallig loon en vakantiegeld na een periode van ongeoorloofd verzuim. De werknemer had op een zaterdag aan zijn werkgever gemaild dat hij op maandag niet meer zou komen werken omdat hij tijd nodig had om een nieuwe baan te zoeken. De werkgever reageerde daarop met de mededeling dat deze afwezigheid als ongeoorloofd werd beschouwd en dat er geen loon zou worden uitbetaald voor de dagen dat de werknemer niet kwam werken. De werknemer vorderde vervolgens loon voor de maand december, inclusief vakantiegeld en een eenmalige uitkering, maar de kantonrechter wees de vordering af. De rechter oordeelde dat de werkgever correct had afgerekend en dat de werknemer had moeten reageren op de e-mail van de werkgever waarin het ongeoorloofd verzuim werd bevestigd. Door niet te reageren, had de werknemer ingestemd met de beslissing van de werkgever om geen loon uit te betalen voor de resterende dagen van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de werknemer ongegrond was en dat hij de proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6669757 \ CV EXPL 18-956
Vonnis van de kantonrechter van 25 juli 2018
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde J.P.J. Franssen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] .
Partijen worden hierna verder [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek tevens houdende een vermindering van eis;
  • de conclusie van dupliek;
  • het tussenvonnis van 27 juni 2018;
  • de akte zijdens [eisende partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is op 18 januari 2016 bij [gedaagde partij] in dienst getreden in de functie van medewerker productie kozijnen. Partijen zijn een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen en wel tot en met 31 december 2016.
2.2.
Bij schrijven van 28 november 2016 is aan [eisende partij] medegedeeld dat het dienstverband voor bepaalde tijd zal worden voortgezet voor een periode aanvangende 1 januari 2017 en eindigend 31 december 2017.
2.3.
Het laatstelijk door [eisende partij] genoten salaris bedroeg € 2.126,58 bruto per maand, exclusief emolumenten, hetgeen resulteert in een bruto uurloon van € 12,86.
2.4.
Bij e-mail van (zaterdag) 16 december 2017 16.22 uur schrijft [eisende partij] :
“Beste [X] ,
Maandag kom ik niet meer werken omdat ik aankomende tijd nodig heb voor het vinden van een baan. En aangezien het volgende week kerst is en dat alle bedrijven dicht zijn is het aankomende de tijd ervoor. Ik hoop dat u er begrip voor heeft want eerder ging niet. (…).”
2.5.
Bij e-mail van (maandag) 18 december 2017 6:40 uur schrijft [gedaagde partij] :
“Geachte heer [eisende partij] ,
(…)
U blijft ongeoorloofd weg. Wij zullen u deze dagen dan ook niet uit betalen. Over deze periode bouwt u dus ook geen vakantierechten (vakantiegeld en snipper-, ATV-dagen) op.”.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van
I. het achterstallige loon over de periode december 2017, bruto ad € 895,40;
II. het achterstallige vakantiegeld over de periode 1 juni 2017 tot en met 31 december 2017, bruto ad € 621,03;
III. het achterstallige loon over de eenmalige uitkering, bruto ad € 398,65;
IV. de wettelijke verhoging van € 478,77;
V. de kosten van het geding.
Bij conclusie van repliek vermindert [eisende partij] zijn vordering aangaande de eenmalige uitkering.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eisende partij] ten grondslag het door [gedaagde partij] te weinig uitgekeerde salaris over december 2017. [gedaagde partij] heeft niet geprotesteerd tegen [eisende partij] ’ aangekondigde afwezigheid, zodat geen sprake is van onwettig verzuim en [eisende partij] gehouden is de volledige maand december 2017 uit te betalen.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat sprake is van werkweigering/onrechtmatige afwezigheid/ongeoorloofde afwezigheid. [eisende partij] maakt op zaterdagmiddag per e-mail kenbaar dat hij op maandag niet meer komt werken, zonder enig overleg.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst formuleert de kantonrechter de (verminderde) vordering van [eisende partij] zoals hij die begrijpt uit (het lichaam van) de dagvaarding en de conclusie van repliek.
[eisende partij] vordert veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van
I.
het achterstallige loon over de periode december 2017, bruto ad € 895,40;
II.
het achterstallige vakantiegeld over de periode 1 juni 2017 tot en met 31 december 2017, bruto ad € 398,65;
III.
de wettelijke verhoging van € 478,77;
IV.
de kosten van het geding.
4.2.
Het voorgaande als uitgangspunt nemende overweegt de kantonrechter als volgt.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt over de maand december 2017 slechts gehouden te zijn tot uitbetaling van salaris over de door [eisende partij] gewerkte elf dagen. Hoewel de loonstrook over december 2017 onduidelijk is wat betreft het uurloon, is dit wat ‘onder de streep’ aan [eisende partij] is uitgekeerd, vermeerderd met vakantietoeslag en opzegvergoeding, aldus [gedaagde partij] . [eisende partij] kan die redenatie niet volgen.
Hoewel de kantonrechter met [gedaagde partij] van oordeel is dat de loonstrook over december 2017 voor wat betreft het uurloon niet duidelijk is, is de uiteindelijke berekening, uitgaande van de stellingen van [gedaagde partij] , wel juist. Aan [eisende partij] is een bedrag uitgekeerd dat gelijk staat aan elf gewerkte dagen tegen een uurloon van € 12,86 bruto.
4.3.
Rijst vervolgens de vraag of het correct is dat maar elf dagen zijn uitgekeerd. Overwogen wordt als volgt.
Bij e-mail van (zaterdagmiddag) 16 december 2017 deelt [eisende partij] aan [gedaagde partij] mede dat hij niet meer komt werken. Maandagmorgen (6:40 uur) reageert [gedaagde partij] op die e-mail, waarbij zij zich op het standpunt stelt dat de afwezigheid van [eisende partij] ongeoorloofd is en mededeelt dat geen salaris zal worden uitbetaald over de dagen dat [eisende partij] afwezig is.
Anders dan [eisende partij] stelt, is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] op deze mededeling van [gedaagde partij] had dienen te reageren voor zover hij het hier niet mee eens was. Het was aan [eisende partij] om te protesteren. Door op de e-mail van [gedaagde partij] niet te reageren heeft [eisende partij] ermee ingestemd dat het salaris over de resterende dagen van zijn arbeidsovereenkomst (tot 1 januari 2018), die hij niet meer zou komen werken, niet uitbetaald zouden worden.
4.4.
Uit de door [eisende partij] in het geding gebrachte loonstrook van december 2017 kan worden afgeleid dat [gedaagde partij] volledig met [gedaagde partij] heeft afgerekend voor wat betreft de vorderingen die [eisende partij] bij dagvaarding instelt. Het loon over de elf gewerkte dagen (zie r.o. 4.2.), de eenmalige uitkering (opzegvergoeding) en het vakantiegeld 2017 is berekend en uitgekeerd. Hierbij wordt, wellicht ten overvloede, wel nog overwogen dat voor zover voor de laatste week van het jaar 2017 (bedrijfssluiting) op voorhand vakantiedagen zijn ingehouden/verrekend, deze dienen te worden uitbetaald (voor zover [eisende partij] voldoende vakantierechten had opgebouwd en voor zover dit niet al is gebeurd), nu [eisende partij] deze niet heeft genoten. Hij heeft immers vanaf 16 december 2017 ‘onbetaald verlof’ gehad.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [eisende partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering van [eisende partij] afgewezen. Voor toewijzing van enig bedrag aan wettelijke verhoging is dan ook geen plaats.
4.7.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] partij in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: