In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 augustus 2018, staat de vraag centraal of er een koopovereenkomst is gesloten tussen de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, en de gedaagde, Scania Nederland B.V. De eiser vordert een schadevergoeding van € 3.000,00 wegens gederfde winst, omdat Scania de vrachtwagen, die aan de eiser verkocht zou worden, aan een derde heeft verkocht. De gedaagde stelt dat er geen geldige koopovereenkomst was, of dat deze met wederzijds goedvinden is beëindigd. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst is gesloten en dat Scania tekortschiet in de nakoming daarvan. De rechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt dat een nieuw bod van de eiser niet kan worden opgevat als een ontbinding van de eerdere overeenkomst. De kantonrechter concludeert dat Scania niet bevoegd was om de vrachtwagen aan een derde te verkopen, aangezien de overeenkomst met de eiser nog bestond. De vordering van de eiser wordt toegewezen, en Scania wordt veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding en proceskosten.