ECLI:NL:RBLIM:2018:7402

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
04 6546967 CV EXPL 17-9846
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van persoonsgebonden budget door VGZ Zorgkantoor

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen VGZ Zorgkantoor B.V. en een gedaagde partij. VGZ Zorgkantoor vorderde een bedrag van € 25.000,00 van de gedaagde partij, die eerder een persoonsgebonden budget (PGB) had ontvangen. Het PGB was toegekend voor de jaren 2013 en 2014, maar de gedaagde partij had verzuimd om het ontvangen bedrag op de juiste wijze te verantwoorden. VGZ Zorgkantoor had eerder al een bedrag van € 23.534,70 teruggevorderd, waartegen de gedaagde partij geen bezwaar of beroep had ingesteld. Hierdoor was er sprake van formele rechtskracht van de eerdere beschikkingen.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de formele rechtskracht rechtvaardigden. De gedaagde partij had ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de eerdere beschikkingen. De kantonrechter concludeerde dat VGZ Zorgkantoor recht had op de gevorderde betaling, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van VGZ Zorgkantoor, die op € 1.853,05 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6546967 \ CV EXPL 17-9846
Vonnis van de kantonrechter van 1 augustus 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VGZ ZORGKANTOOR B.V., t.h.o.d.n. ZORGKANTOOR NIJMEGEN, ZORGKANTOOR MIDDEN-BRABANT, ZORGKANTOOR NOORD-OOST-BRABANT, ZORGKANTOOR NOORD-LIMBURG, ZORGKANTOOR MIDDEN-LIMBURG, ZORGKANTOOR ZUID-LIMBURG EN ZORGKANTOOR NOORD MIDDEN LIMBURG,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
eisende partij,
verder te noemen VGZ Zorgkantoor,
gemachtigde Gerechtsdeurwaarderskantoor Van Arkel,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
gemachtigde mr. R. Engwegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VGZ Zorgkantoor was (tot 1 januari 2015) belast met de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) met betrekking tot de toekenning van een Persoonsgebonden Budget (PGB) voor het inkopen van zorg.
2.2.
VGZ Zorgkantoor heeft in de uitvoering van de AWBZ op aanvraag van [gedaagde partij] aan [gedaagde partij] bij beschikkingen van respectievelijk 26 maart 2013 en 22 februari 2014 over het periodejaar 2013 en 2014 persoonsgebonden budget toegekend en in voorschotten ter hoogte van in totaal € 47.411,87 aan [gedaagde partij] uitgekeerd.
2.3.
[gedaagde partij] heeft verzuimd het door haar ontvangen bedrag op de juiste wijze, althans volledig te verantwoorden.
2.4.
Bij beschikkingen van respectievelijk 8 april 2014 en 30 april 2015 heeft VGZ Zorgkantoor een bedrag van in totaal € 23.534,70 terug gevorderd. Tegen deze beschikkingen is door [gedaagde partij] geen bezwaar of beroep ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
VGZ Zorgkantoor vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 25.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt VGZ Zorgkantoor ten grondslag de beschikkingen van 8 april 2014 en 30 april 2015. Tegen deze beschikkingen had bezwaar en beroep ingesteld kunnen worden, hetgeen niet is gebeurd. Het besluit tot terugvordering is in kracht en gezag van gewijsde gegaan.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat sprake is van bijzondere bijkomende omstandigheden, die dusdanig klemmend zijn dat er op het beginsel van de formele rechtskracht een uitzondering dient te worden gemaakt en daarom een inhoudelijke beoordeling van het gevorderde kan plaatsvinden. De bijzondere omstandigheden zijn daar in gelegen dat [gedaagde partij] niet heeft geweten en dit ook niet hoefde te begrijpen gelet op de onduidelijke vermelding in de primaire beslissingen, dat schriftelijk bezwaar mogelijk was.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] wijst ten aanzien van de door haar gestelde onduidelijkheid over het maken van bezwaar tegen de beslissingen, naar de passage in die beschikkingen dat [gedaagde partij] voor een mondelinge toelichting telefonisch contact met VGZ Zorgkantoor kan opnemen.
In het bewuste kopje van de aan de vordering ten grondslag liggende beschikkingen staat het volgende:
(beschikking 8 april 2014)
“4. Bezwaar
U kunt ons bellen voor een toelichting of schriftelijk bezwaar maken. Dit laatste moet u doen vóór 20 mei 2014. Noem uw naam, adres, BSN, het onderwerp en de datum van deze brief. Geef aan wat uw bezwaren precies zijn. Stuur het bezwaarschrift naar Zorgkantoor Noord- en Midden Limburg, afdeling pgb, Postbus 676, 5600 AR Eindhoven.”.
(beschikking 30 april 2015):
“4. Bent u het niet met ons eens?
Bel ons gerust voor een mondelinge toelichting. Wij vinden het belangrijk om tijdens dit gesprek uw vragen te beantwoorden, zodat u geen bezwaar meer hoeft te maken. (…) Bent u na onze toelichting toch nog niet tevreden, dan kunt u bezwaar maken. Dit moet u uiterlijk 11 juni 2015 doen. Noem uw naam, adres BSN, het onderwerp en de datum van deze brief. Geef aan wat uw bezwaren precies zijn. Stuur het bezwaarschrift naar Zorgkantoor noord- en Midden Limburg, afdeling pgb, Postbus 676, 5600 AR Eindhoven.”.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter laat de vermelding ten aanzien van het eventueel te maken bewaar aan duidelijkheid niets te wensen over. Er staat vermeld hoe, wanneer en bij wie bezwaar moet worden gemaakt. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde partij] telefonisch contact met VGZ Zorgkantoor heeft opgenomen om haar mogelijke bezwaar en/of de aan haar zijde bestaande onduidelijkheid dan kenbaar te maken, terwijl ze nu juist wel naar die passage in de beschikking verwijst.
4.3.
Vast staat dat geen bezwaar of beroep is ingesteld binnen de geldende termijn. Gelet op het voorgaande is er sprake van formele rechtskracht en staat het vorderingsrecht van VGZ Zorgkantoor vast. Van de mogelijkheid om de terugvordering voor VGZ Zorgkantoor inhoudelijk te laten beoordelen door de bestuursrechter heeft [gedaagde partij] immers geen gebruik gemaakt. De kantonrechter is niet bevoegd om alsnog tot een inhoudelijke beoordeling over te gaan.
4.4.
VGZ Zorgkantoor maakt verder aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat VGZ Zorgkantoor heeft voldaan aan de voorwaarden van het rapport voorwerk II zodat de werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking komen. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering ad € 1.222,53 is daarom toewijsbaar.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
VGZ Zorgkantoor heeft haar vordering beperkt tot een bedrag van € 25.000,00, waarbij zij afstand doet van het meerdere. Nu de gehele vordering voor toewijzing in aanmerking komt, zal het bedrag van € 25.000,00 aan VGZ Zorgkantoor worden toegewezen. Dit vermeerderd met de door haar gevorderde rente. [gedaagde partij] verkeert immers in verzuim en het enkel stilzitten van VGZ Zorgkantoor, wat hier verder ook van zij, leidt er niet toe dat de verschuldigde rente niet toewijsbaar is, dan wel gematigd dient te worden.
4.7.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van VGZ Zorgkantoor worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 952,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.853,05
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VGZ Zorgkantoor te betalen een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 23.534,70 vanaf 12 december 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van VGZ Zorgkantoor gevallen en tot op heden begroot op € 1.853,05,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: HM