ECLI:NL:RBLIM:2018:7386

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
04 6855119 CV EXPL 18-2563
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden in een consumentenovereenkomst met betrekking tot parkeerkosten en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands III B.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Q-Park vorderde betaling van een bedrag van € 364,55, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde op 9 maart 2017 de parkeergarage Venlo-Maasboulevard had verlaten zonder te betalen, gebruikmakend van de uitrijmethode 'treintje rijden'. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Q-Park als exploitant van de parkeergarage recht heeft op betaling van een boete van € 300,00 op basis van hun Algemene Voorwaarden, die de schade dekt die Q-Park lijdt door het niet registreren van een verlaten parkeerplaats.

De gedaagde partij betwistte de vordering en voerde aan dat hij op de betreffende datum in een andere plaats werkzaam was en dat het mogelijk een andere auto was die de parkeergarage had verlaten. De kantonrechter verwierp deze argumenten, omdat het videomateriaal duidelijk aantoonde dat de auto van de gedaagde de parkeergarage had verlaten. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een consumentenovereenkomst en dat de boete niet als oneerlijk of onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6855119 \ CV EXPL 18-2563
Vonnis van de kantonrechter van 1 augustus 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS III B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna Q-Park en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek met akte depot
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park is de exploitant van onder meer de parkeergarage Venlo-Maasboulevard.
2.2.
Het parkeermanagementsysteem van Q-Park, dat mede camera’s omvat, heeft geregistreerd dat op 9 maart 2017 met de auto van het merk Peugeot, type 308, met kenteken [kentekennummer auto gedaagde partij] gebruik is gemaakt van de hiervoor vermelde parkeergarage.
2.3.
Op 9 maart 2017 heeft het parkeermanagementsysteem van Q-Park geregistreerd dat om 14.47 uur de bestuurder van de hiervoor vermelde auto de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen. De bestuurder is daarbij vlak achter zijn voorganger uitgereden, welke uitrijmethode "treintje rijden” wordt genoemd.
2.4.
Op basis van de door Q-Park gebruikte Algemene Voorwaarden is de parkeerder aan Q-Park het tarief verloren kaart verschuldigd evenals een aanvullende schadevergoeding van € 300,00.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 364,55, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] betwist dat op 9 maart 2017 met zijn auto gebruik is gemaakt van de parkeergarage Venlo-Maasheuvel en dat voor dat gebruik niet is betaald. Volgens [gedaagde partij] was hij op die dag werkzaam in [plaatsnaam] en kan hij derhalve nooit omstreeks 14.47 uur de parkeergarage uitgereden zijn. Verder stelt [gedaagde partij] dat het mogelijk een andere auto was die nagenoeg hetzelfde kenteken heeft. Bij dupliek voert [gedaagde partij] nog aan dat uit het beeldmateriaal niet blijkt op welke datum en tijdstip de beeldopname is gemaakt en dat zijn auto geen trekhaak heeft. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2.
Het door [gedaagde partij] gevoerde verweer dat uit het videobeeldmateriaal niet blijkt op welke datum en tijdstip de beeldopname is gemaakt, dat zijn auto geen trekhaak heeft en het verweer dat het mogelijk een andere Peugeot 308 met het kenteken [onbekend kentekennummer] is geweest, zal worden verworpen. Op de overgelegde DVD-opname is namelijk duidelijk te zien dat de auto die snel kort achter de daarvoor rijdende auto de parkeergarage verlaat van het kenteken [kentekennummer auto gedaagde partij] is voorzien. Dan het verweer met betrekking tot de werkbon. Ook dat verweer kan niet slagen. Ook al heeft [gedaagde partij] op 9 maart 2017 werkzaamheden bij de firma [X] in [plaatsnaam] uitgevoerd, zoals hij beweert, blijkt uit die werkbon niet dat [gedaagde partij] ten behoeve van die werkzaamheden gebruik heeft gemaakt van zijn auto met het kenteken [kentekennummer auto gedaagde partij] . [gedaagde partij] heeft daarvan ook geen concreet bewijsaanbod gedaan. Overigens kan de kantonrechter zich, gelet op de wijze van verweer voeren door [gedaagde partij] , niet aan de indruk onttrekken dat [gedaagde partij] zich in alle bochten wringt om onder (betaling van) de vordering uit te komen. Ten processe moet het er daarom voor worden gehouden dat [gedaagde partij] zelf treintje heeft gereden.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de tussen partijen ontstane overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een consumentenovereenkomst. De kantonrechter dient derhalve ambtshalve te beoordelen of het beding in de Algemene Voorwaarden, op grond waarvan Q-Park een boete van € 300,00 vordert, als oneerlijk beding of als onredelijk bezwarend beding moet worden aangemerkt (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691). Volgens artikel 3 lid 1 van de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand gekomen zijn, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder b BW).
4.4.
Q-Park heeft – kort samengevat – aangevoerd dat het boetebeding de schade moet vergoeden die Q-Park ten gevolge van het treintje rijden lijdt. Zo registreert door het treintje rijden het systeem van de parkeergarage niet dat een bezette plaats is verlaten en Q-Park loopt zodoende inkomsten mis. Q-Park maakt daarnaast kosten om overtreders te achterhalen en ook kan er schade ontstaan aan apparatuur. Q-Park heeft daarnaast aangevoerd dat treintje rijden gevaar kan opleveren voor de voorganger en andere weggebruikers. Q-Park heeft er daarnaast groot belang bij dat parkeerfraude wordt tegengegaan.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boete is gesteld. Tegen de achtergrond van de aard en de achtergrond van het beding, zoals door Q-Park onbetwist is aangevoerd, is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dat betekent dat Q-Park in beginsel recht heeft op een boetebedrag van € 300,00 per keer dat de garage door middel van treintje rijden is verlaten.
4.6.
Uit het vorenstaande volgt dat de gevorderde hoofdsom ad € 317,00 aan Q-Park dient te worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 9 maart 2017.
4.7.
Uit de inhoud van de stukken blijkt naar het oordeel van de kantonrechter van voldoende incassowerkzaamheden, zodat de gevorderde buitengerechtelijke kosten toewijsbaar worden geacht. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.8.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
  • dagvaarding € 84,21
  • griffierecht 119,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 323,21

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen bewijs van kwijting aan Q-Park te betalen een bedrag van € 364,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 317,00 vanaf
9 maart 2017 en over € 47,55 vanaf 26 maart 2018, telkens tot de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van Q-Park gerezen en tot aan de datum van uitspraak van dit vonnis in totaal begroot op € 323,21;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: