ECLI:NL:RBLIM:2018:73

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 januari 2018
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
6493270 CV EXPL 17-8649
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens voortdurende overlast door huurder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 4 januari 2018 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De eisende partijen, [eisers] c.s., zijn eigenaar van een woning met twaalf appartementen, waarvan één appartement wordt gehuurd door [naam onderbewindgestelde]. Deze huurder heeft sinds de aanvang van de huurovereenkomst op 1 mei 2017 voortdurend overlast veroorzaakt, waaronder geluidsoverlast door schreeuwen en blaffende honden. Ondanks herhaalde pogingen van de eisers en betrokken instanties om de situatie te verbeteren, is de overlast niet gestopt. De eisers hebben de huurovereenkomst per 15 november 2017 opgezegd, maar de huurder heeft de woning niet vrijwillig verlaten.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de overlast van zodanige aard is dat ontruiming noodzakelijk is. De rechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst zeer waarschijnlijk zullen leiden tot ontbinding in een eventuele bodemprocedure. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van vijf dagen voor de gedaagde om de woning te verlaten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van huurpenningen tot de datum van ontruiming en de proceskosten. De vordering tot het opleggen van een dwangsom is afgewezen, omdat de wettelijke bevoegdheden van de deurwaarder voldoende zijn geacht voor de uitvoering van de ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6493270 CV EXPL 17-8649
Vonnis van de voorzieningenrechter in kort geding van 4 januari 2018
in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2. [eiseres sub 2],
beiden wonend [adres 1] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.J.M.H. Nass, advocaat te Gulpen, gemeente Gulpen-Wittem,
tegen:
[gedaagde], h.o.d.n. “ [handelsnaam] ”,
in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van
[naam onderbewindgestelde],
wonend en zaak doend op een geheim adres binnen de gemeente Maastricht,
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding met producties,
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling d.d. 21 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] c.s. zijn eigenaar van de woning staande en gelegen aan het adres [adres 2] te [plaats] . De woning bestaat uit twaalf appartementen.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] huurt sedert 1 mei 2017 een van deze appartementen. De huurovereenkomst tussen [naam onderbewindgestelde] en [eisers] c.s. is gesloten voor bepaalde tijd tot en met 30 april 2018.
2.3.
Bij beschikking van de kantonrechter van 1 februari 2017 is bewind ingesteld over de goederen van [naam onderbewindgestelde] , met benoeming van [gedaagde] tot bewindvoerder. Dit bewind is ingegaan op 16 februari 2017.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] c.s. stellen het volgende.
In de onderhavige huurovereenkomst is bepaald dat de huurder zich dient te gedragen als goed huurder. [naam onderbewindgestelde] gedraagt zich echter niet als zodanig. Vanaf het moment dat zij in de woning is getrokken is er sprake van continue (geluids)overlast. [naam onderbewindgestelde] scheldt, tiert, schreeuwt en gooit met deuren. Tevens is er zeer veel overlast van meerdere blaffende honden die in de woning van [naam onderbewindgestelde] verblijven. De omwonenden hebben van de geluidsoverlast geluidsopnames gemaakt en een logboek bijgehouden. De politie is al vele malen ingeschakeld. [naam onderbewindgestelde] had c.q. heeft (psychische) problemen. [eisers] c.s. hebben veelvuldig contact gehad met de bewindvoerder, het Veiligheidshuis Maastricht, met Mondriaan en de psychiater van [naam onderbewindgestelde] alsmede met de politie. Ondanks alle hulp van de betrokken instanties is het niet gelukt om de overlast te stoppen. Het gehele complex is onbewoonbaar geworden door het gedrag van [naam onderbewindgestelde] . Omwonenden maken reeds minder huur per maand over en één bewoonster is zelfs al noodgedwongen naar een hotel vertrokken. Omdat de situatie door het gedrag van [naam onderbewindgestelde] onhoudbaar is geworden, hebben [eisers] c.s. de huurovereenkomst met [naam onderbewindgestelde] per 15 november 2017 opgezegd. [naam onderbewindgestelde] heeft de woning tot op heden echter niet vrijwillig verlaten.
3.2.
[eisers] c.s. vorderen derhalve veroordeling dat de voorzieningenrechter [gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder, veroordeelt:
- om het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres 2] te [plaats] , binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een nader te bepalen termijn, te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren en alle personen en zaken en onder overgave van de sleutels ter vrije beschikking van [eisers] c.s. te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan, met machtiging van [eisers] c.s. om - zo [gedaagde] of [naam onderbewindgestelde] mochten nalaten aan deze veroordeling te voldoen - de nakoming daarvan af te dwingen met behulp van de sterke arm van justitie en politie;
- om de huur te voldoen tot datum ontruiming binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis, dan wel binnen een nader te bepalen termijn, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf datum verzuim;
- tot betaling van de kosten van deze procedure, met inbegrip van de nakosten, te
voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening;
3.3.
Ter zitting is verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van art. 254 Rv is de voorzieningenrechter bevoegd om in alle spoedeisende zaken een onmiddellijke voorziening bij voorraad te geven indien zulks, gelet op de belangen van partijen, is vereist.
Gezien de aard van de vordering en de toelichting die door Woonpunt en haar gemachtigde ter zitting is gegeven, wordt een spoedeisend belang in dezen aanwezig geacht.
4.2.
Een bij onmiddellijke voorziening bevolen ontruiming is een maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) gronden zijn, die toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel rechtvaardigen.
Gezien de ernst van de gevolgen voor betrokkene kan daarom een ontruiming bij wijze van voorziening in kort geding slechts worden uitgesproken, indien vast komt te staan dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst van een zodanige aard is dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is en de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht en indien reeds in dat kort geding te voorzien is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) met een grote mate van waarschijnlijkheid de huurovereenkomst zal ontbinden en de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
4.3.
Behalve [gedaagde] is ook [naam onderbewindgestelde] ter zitting verschenen.
Uit hetgeen [naam onderbewindgestelde] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, begrijpt de voorzieningenrechter dat zij de gestelde overlast betwist. [naam onderbewindgestelde] zegt dienaangaande: “Het ligt eraan wat je onder overlast verstaat” en: “Ik heb een andere waarheid”. [naam onderbewindgestelde] noch [gedaagde] hebben de door [eisers] c.s. gestelde feiten op zich echter niet althans niet gemotiveerd weersproken.
4.4.
Nu uit het dossier voldoende blijkt dat [naam onderbewindgestelde] vanaf aanvang van de huur continue (geluids)overlast heeft veroorzaakt en alternatieve middelen (zoals gesprekken en begeleiding) niet tot een ander gedrag hebben geleid, wordt geoordeeld dat met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat de gestelde tekortkomingen in een eventueel aan te spannen bodemprocedure zeer waarschijnlijk zullen leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Duidelijk is verder dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De ten aanzien van [gedaagde] gevorderde ontruiming van de woning zal daarom tegen toegewezen worden, met inachtneming van een termijn van vijf dagen.
4.5.
De vorderingen ter zake van dwangsom en machtiging om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen zullen worden afgewezen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv. in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat [eisers] c.s. bij een dwangsom en een afzonderlijke machtiging geen belang hebben.
4.6.
[gedaagde] zal veroordeeld worden tot betaling van de huurpenningen tot de datum waarop het gehuurde geheel zal zijn ontruimd en wel binnen de termijn die daarvoor staat.
4.7.
[gedaagde] zal - als de in het ongelijk gestelde partij - tevens verwezen worden in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 102,10
- vastrecht € 78,00
- salaris gemachtigde € 400,00
-----------
totaal € 580,10
4.8.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van harentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van harentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking van [eisers] c.s. te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tot de dag waarop de woning geheel zal zijn ontruimd de huur te betalen en wel op het tijdstip dat tussen partijen is overeengekomen, te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf datum verzuim tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op € 580,10,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eisers] c.s. aan vorenstaande kostenveroordeling voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.