In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 juli 2018, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg (WOZL) en de besloten vennootschap WSP Parkstad Detachering B.V. (WSP) tegen een eiser die in dienst was bij WOZL en gedetacheerd was bij de gemeente Landgraaf. De eiser vorderde onder andere dat WOZL en WSP zich als goed werkgever zouden gedragen, beschuldigingen zouden intrekken en hem zouden herplaatsen bij de gemeente Landgraaf. De kantonrechter oordeelde dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, omdat de vorderingen te onbepaald waren en de gemeente Landgraaf, die niet gedagvaard was, geen procespartij was. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende spoedeisend belang was en dat de vorderingen van de eiser afgewezen moesten worden. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten van WOZL en WSP, die op € 600,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en specifieke vorderingen in kort geding procedures en de noodzaak dat alle relevante partijen in het proces betrokken zijn.