ECLI:NL:RBLIM:2018:7171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
7037144 CV EXPL 18-4034
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding wegens onbepaalde vordering en niet gedagvaard procespartij

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 24 juli 2018, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg (WOZL) en de besloten vennootschap WSP Parkstad Detachering B.V. (WSP) tegen een eiser die in dienst was bij WOZL en gedetacheerd was bij de gemeente Landgraaf. De eiser vorderde onder andere dat WOZL en WSP zich als goed werkgever zouden gedragen, beschuldigingen zouden intrekken en hem zouden herplaatsen bij de gemeente Landgraaf. De kantonrechter oordeelde dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, omdat de vorderingen te onbepaald waren en de gemeente Landgraaf, die niet gedagvaard was, geen procespartij was. De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende spoedeisend belang was en dat de vorderingen van de eiser afgewezen moesten worden. Tevens werd de eiser veroordeeld in de proceskosten van WOZL en WSP, die op € 600,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en specifieke vorderingen in kort geding procedures en de noodzaak dat alle relevante partijen in het proces betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 7037144 CV EXPL 18-4034
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 24 juli 2018
in de zaak van
[eiser],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. N.F.J. Sijstermans,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
WERKVOORZIENINGSCHAP OOSTELIJK ZUID-LIMBURG,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WSP PARKSTAD DETACHERING B.V.,
beide gevestigd en kantoorhoudend aan de Kloosterweg 1, 6412 CN Heerlen,
gedaagden,
gemachtigde mr. M.J.M. van Vugt.
Partijen zullen hierna [eiser] , WOZL en WSP worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling van 23 juli 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
WOZL is door elf gemeenten in Parkstad en Heuvelland opgericht als Gemeenschappelijke Regeling en voert namens hen de Wet Sociale Werkvoorziening uit. Het doel van deze wet is om personen met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen arbeid te laten verrichten onder aangepaste omstandigheden, een en ander ter behoud dan wel bevordering van hun arbeidsbekwaamheid. WOZL plaatst haar werknemers bij speciaal voor de uitvoering van de sociale werkvoorziening aangewezen uitvoeringsinstanties waaronder de eigen BV’s. Een van haar BV’s is WSP.
2.2.
[eiser] is sedert 1 december 1987 bij WOZL in dienst, laatstelijk geplaatst bij WSP en vanuit daar gedetacheerd bij de gemeente Landgraaf als voorman/begeleider bij de afdeling Beschut Groen voor het project onkruidverwijdering op verharding.
2.3.
In mei 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden met [eiser] , waarin hij geïnformeerd is over de organisatiewijziging.
2.4.
In een gesprek op 30 oktober 2017 is [eiser] meegedeeld dat de inlener (gemeente Landgraaf) niet met [eiser] verder wil en dat zijn inzet bij de gemeente Landgraaf per direct stopt. WSP heeft dit bij brief van 31 oktober 2017 schriftelijk aan [eiser] bevestigd. Daarin staat - voor zover relevant - vermeld (productie 1 conclusie van antwoord):
“(…) Vanwege een aantal voorvallen in de periode juni tot heden en de ontvangen signalen van collega’s, bewoners en wethouders bent u uitgenodigd voor een gesprek op 30 oktober jl. In dit gesprek hebben wij de besproken aandachtspunten van 31 mei jl aangehaald. Wij dienen te constateren dat u ook nu weer laatdunkende uitspraken doet over uw medewerkers. De incidenten en de gevoerde gesprekken geven blijk van het feit dat u kennelijk niet in staat bent om te voldoen aan de ‘nieuwe’ eisen. Het is inderdaad juist dat in uw groep zwakke medewerkers zitten, echter het is de taak van de voorman om de medewerkers met geduld en begrip te ontwikkelen tot waar zij wel toe in staat zijn. (…) Ook in dit gesprek ziet u niet uw eigen aandeel in de ontstane situatie. U weigert om naar uw eigen handelen te kijken en wijst uitsluitend naar anderen. Voor de inlener staat vast dat zij niet met u verder willen. U wordt medegedeeld dat uw inzet per direct stopt. (…)
Wij maken de afspraak dat u een aparte uitnodiging ontvangt voor het bespreken van uw mogelijkheden in passend werk. (…)”
2.5.
Vervolgens hebben er tussen partijen meerdere gesprekken plaatsgevonden, maar gemeente Landgraaf blijft bij haar besluit dat er geen draagvlak meer voor terugkeer van [eiser] is. Bij e-mailbericht van 1 december 2017 deelt de gemeente Landgraaf mee:
“(…) we komen (…) niet terug op de eerder genomen beslissing. We zien geen mogelijkheid om [eiser] nog te plaatsen binnen de gemeente Landgraaf.”

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • veroordeling van WOZL/WSP zich als goed werkgever te gedragen en de beschuldigingen in te trekken en de feiten recht te zetten zodat [eiser] kan herstellen en re-integreren, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat WOZL/WSP daarmee in gebreke blijft;
  • veroordeling van WOZL/WSP om [eiser] zijn werkzaamheden bij de gemeente Landgraaf te laten hervatten zodra [eiser] weer hersteld is, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag dat WOZL/WSP daarmee in gebreke blijft;
- veroordeling van WOZL/WSP in de proceskosten.
3.2.
WOZL en WSP hebben verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor zover [eiser] al voldoende spoedeisend belang zou hebben bij de door hem gevorderde voorlopige voorziening ligt deze voor afwijzing gereed. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Beoordeeld moet worden of de vorderingen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vorderingen vooruit te lopen. Daarbij moet de voorzieningenrechter thans uitgaan van de voorshands vaststaande feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering) die in deze procedure in beginsel slechts mogelijk is.
4.3.
Wat er precies is voorgevallen, is onderwerp van dit geschil. In het kader van dit kort geding valt uit de thans over en weer geponeerde stellingen niet op voorhand vast te stellen wie het gelijk aan haar/zijn zijde heeft. De standpunten van partijen staan daarvoor te veel tegenover elkaar. Nu partijen over en weer elkanders stellingen betwisten, is een en ander, in onderling verband en samenhang bezien, derhalve niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Daarvoor is nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering nodig, waarvoor onderhavige procedure zich niet leent.
4.4.
De vordering van [eiser] om WOZL en WSP te veroordelen zich als goed werkgever te gedragen en de beschuldigingen in te trekken en recht te zetten is te onbepaald en dient om deze reden te worden afgewezen. Niet nader geconcretiseerd dan wel gespecificeerd is om welke beschuldigingen het gaat en op welke wijze dit “rechtgezet” dient te worden. Daarbij komt dat de beschuldigingen betrekking hebben op de gemeente Landgraaf, die niet gedagvaard is en aldus geen procespartij is.
4.5.
Hetgeen hiervoor is overwogen geldt mutatis mutandis ook voor de gevorderde wedertewerkstelling. De gemeente Landgraaf is niet gedagvaard en aldus geen procespartij. Hoewel WOZL en WSP zich dienen in te spannen om [eiser] te herplaatsen, valt niet in te zien hoe zij de inlener (gemeente Landgraaf) kunnen dwingen om [eiser] weer bij haar te laten hervatten. De inlener blijft bij haar eerder genomen besluit dat er geen draagvlak meer voor terugkeer van [eiser] is.
4.6.
Met inachtneming van het vorenoverwogene komt de kantonrechter tot de slotsom dat het door [eiser] gevorderde dient te worden afgewezen. De aan de vorderingen gekoppelde dwangsom dient eveneens afgewezen te worden.
4.7.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van WOZL/WSP worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 salaris gemachtigde (2 punten x € 300,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van WOZL/WSP tot op heden begroot op € 600,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
CJ