Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
1 tot en met 4;
Rechtbank Limburg
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben partijen, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie], een kort geding aangespannen met betrekking tot het gebruik van een huurwoning. De procedure is gestart op 25 juli 2018, waarbij beide partijen hun vorderingen hebben gepresenteerd. [Eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert het exclusieve gebruik van de woning voor een periode van zes maanden, terwijl [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een soortgelijke vordering indient. De rechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar dat de belangen van beide partijen niet voldoende zijn onderbouwd.
De feiten van de zaak tonen aan dat partijen sinds 1 september 2015 samen de woning huren, maar dat hun affectieve relatie is geëindigd. [Eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft de woning op 6 juni 2018 verlaten en woont sindsdien bij haar vader, terwijl [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de woning is gebleven. De rechter heeft geconcludeerd dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voldoende middelen heeft om de huur te betalen en dat er geen aanleiding is om de huidige situatie te veranderen. Daarom zijn de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] afgewezen en die van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toegewezen.
De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. Sijmonsma en openbaar uitgesproken op 25 juli 2018.