4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vaststellen dat op auto’s is geschoten waarin [slachtoffer 1] reed. Dat is twee keer gebeurd: op 29 december 2014 te Echt en op 1 maart 2016 te Echt. Op 1 maart 2016 bevonden zich in de auto ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , de vrouw en zoon van [slachtoffer 1] .
Op 29 december 2014 is niemand gewond geraakt. Op 1 maart 2016 is [slachtoffer 1] geraakt in zijn knieën. Tot zover is er geen discussie geweest. De rechtbank zal hierna kort de inhoud weergeven van de bewijsmiddelen die hiervoor relevant zijn. Daarna zal zij ingaan op de vraag wie voor het schieten op de auto’s verantwoordelijk is. De verdachte zelf heeft niet over de verwijten willen verklaren en zich beperkt tot de opmerking dat hij er niets mee te maken heeft.
De aangiften
[slachtoffer 1] heeft op 12 oktober 2016 aangifte gedaan van de pogingen tot moord op respectievelijk 29 december 2014 en 1 maart 2016. Op 29 december 2014 reed hij in een Mercedes-Benz Vito bus richting Aasterberg (gemeente Echt). Een BMW haalde hem in. [slachtoffer 1] zag dat het raam van de BMW aan de bijrijderszijde geopend was, zag een loop en hoorde meteen erna een knal. [slachtoffer 1] trapte op de rem, de BMW reed door.
Op 1 maart 2016 reed hij in een Mercedes-Benz Viano met zijn vrouw [slachtoffer 2] en zijn zoon [slachtoffer 3] richting Stevensweert. Bij een splitsing gaf hij eerst ruimte aan een personenbus. Toen hij verder reed en rechtsaf sloeg, hoorde en zag hij schoten. Hij voelde dat hij werd geraakt in zijn benen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij en haar man [slachtoffer 1] en hun jarige zoon [slachtoffer 3] op 1 maart 2016 naar de bioscoop waren geweest. Op de terugweg naar huis wilden zij rechtsaf slaan. Zij lieten een bus voorgaan en toen zij verder reden, werden zij beschoten. Zij hoorde haar man zeggen dat hij geraakt was.
Het letsel van [slachtoffer 1]
Aan beide knieën heeft [slachtoffer 1] op 1 maart 2016 verwondingen opgelopen, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde. Dat betrof in- en uitschotverwondingen. Verder had [slachtoffer 1] botbreuken van beide onderbenen en van een bovenbeen: gefragmenteerde botbreuken in het linker en rechter kniegewricht.
[slachtoffer 1] is geopereerd en op 4 mei 2016 ontslagen uit het ziekenhuis. Later is links een knieprothese geplaatst en er zou waarschijnlijk ook een knieprothese worden geplaatst in de rechterknie.Uit de stukken die bij de vordering benadeelde partij zijn gevoegd blijkt dat die rechterknieprothese inmiddels is geplaatst.
Het (forensisch) onderzoek en de gebruikte wapens en munitie
Uit het sporenonderzoek is gebleken dat er zes inslagen van projectielen werden aangetroffen in de Mercedes-Benz Viano waarin [slachtoffer 1] reed op 1 maart 2016: twee in de motorkap, één in het linker voorscherm en drie in het linker voorportier. Op de locatie van de aanslag, een T-splitsing op de Aasterbergerweg te Echt, werden hulzen aangetroffen en veiliggesteld, 15 in totaal.Enkele ingeslagen projectielen werden ook veiliggesteld. Uit het sonderingsonderzoek bleek dat [slachtoffer 1] getroffen is door één van de kogels die het voorportier raakten.
De veiliggestelde hulzen zijn door het NFI onderzocht. Het betrof hulzen van het kaliber 7,62 mm. De afvuursporen die op de hulzen te zien waren, leverden de aanwijzing op dat deze verschoten waren met één vuurwapen (een zeer veel waarschijnlijker hypothese dan de hypothese dat de hulzen met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken zijn verschoten). De vorm en ligging van de systeemsporen in de hulzen vertoonden sterke gelijkenis met die van een (semi-)automatisch werkend aanvalsgeweer van het type Kalasjnikov.Het betreft dan munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie.
Uit het onderzoek is verder gebleken dat delen van een ingeslagen projectiel werden aangetroffen in de Mercedesbus waarin [slachtoffer 1] reed op 29 december 2014. In het voorportier aan de bestuurderszijde van de bus zag men een gat. Het deurpaneel van het portier was doorboord. In een kokerbalk achter het deurpaneel werden projectielresten aangetroffen (een kogelmanteldeel en een loden kerndeel). Deze werden veiliggesteld en onderzocht door het NFI. Deze resten pasten het best bij een kogel van het kaliber 9 mm Parabellum. Binnen dit kaliber pasten de systeemsporen van het kogelmanteldeel onder andere bij (semi-)automatisch werkende machinepistolen van het type Uzi.
De uitlatingen van de verdachte die in het geheim zijn opgenomen door de politie: feiten of fictie?
Met het voorgaande is er voldoende bewijs dat er twee aanslagen zijn gepleegd, waarbij drie personen als slachtoffer betrokken zijn. Gelet op de hoogte waarop de kogels de auto’s doorboord hebben, dat wil zeggen ter hoogte van de bestuurdersstoel, is het goed mogelijk geweest dat de inzittenden van die auto getroffen zouden worden in het bovenlichaam en dat dit tot dodelijk letsel had kunnen leiden. De kans daarop is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te noemen. Indien niet vastgesteld kan worden dat het opzet van de schutter rechtstreeks op de dood van de inzittenden was gericht, dan moet uit het handelen van de schutter worden aangenomen dat hij deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Dan is er sprake van voorwaardelijk opzet.
Kernvraag is wie nu deze aanslagen heeft gepleegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit de verdachte is geweest. Zij baseert dit op zijn eigen uitlatingen in door de politie heimelijk opgenomen gesprekken. De uitspraken zijn door de raadsman naar het rijk der fabelen verwezen, maar de rechtbank neemt ze serieus en zal hierna motiveren waarom. Kort samengevat: de uitlatingen passen zo nauw bij de feiten en omstandigheden dat er geen reden is om die uitlatingen als onzin af te doen.
De opgenomen gesprekken
In het politieonderzoek “Specht” werd vertrouwelijke communicatie opgenomen in een woning van een verdachte. Aan de opgenomen gesprekken nam de verdachte deel.Hij is dan in gesprek met twee mannen genaamd [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . De gesprekken zijn uitgewerkt in het dossier.
Op 27 juli 2016 gaat het gesprek over een niet met name genoemde man. De verdachte zegt tegen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] :
“Ik heb twee acties gedaan op hem. Ene keer doet het ding het niet. Was perfect, ga ik, met bodyguards en alles achter zich. Ondertussen met een snelle auto erachter in een keer. Had ik een mooie stellage gemaakt zo met de uzi zo erop, doorgelaaije/bovenlader en al in het midden. Vrooeem, vrooeem vrooeemm krrtsj tak, doet maar een schot. Ik door. Komen meer auto’s, afgeblazen.
De tweede keer, mooie ambush, maar ja hij had de hele familie bij zich, moest ik kijken hoe ik dat moest doen, bambambambambambam. Hij loopt nou, weet je…. op krukken.”
Details uit dit gesprek komen overeen met de verklaring van [slachtoffer 1] en de sporen die zijn aangetroffen, zoals hiervoor al weergegeven. Op 1 maart 2016 werd [slachtoffer 1] in zijn knieën getroffen, ten gevolge waarvan hij langdurig moest revalideren en daarom met behulp van krukken heeft moeten lopen. Op die dag zat hij bovendien met zijn familie in de auto en werden er in korte tijd meer schoten gelost. Ter plaatse werden 15 hulzen aangetroffen, hetgeen verdachte treffend verwoordt met “bambambambambambam”. Daar komt nog bij dat de politie beschreven heeft hoe de schutter zich op 1 maart 2016 verdekt kan hebben opgesteld bij de T-splitsing waar [slachtoffer 1] rechtsaf moest, op een talud, achter een schakelkast en dat de schutter ook gemakkelijk ongezien weer kon weggaan na de aanslag, wat samen te vatten valt in het door de verdachte gebruikte woord “ambush”.
Op 29 december 2014 werd [slachtoffer 1] voorbij gereden met een BMW, een auto die in het algemeen bekend staat als snel. Er werd maar één schot gelost. Verder blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] op weg was met zijn zoon [zoon slachtoffer 1] in een tweede auto, die achter hem aanreed. Dat kan betrekking hebben op de opmerking van de verdachte dat [slachtoffer 1] bodyguards achter zich had. [slachtoffer 1] verklaarde dat de BMW erg kort op de auto van zijn zoon reed en ging inhalen.Er reden meer auto’s, getuige de verklaring van de getuige [getuige] , één van de andere bestuurders, die ook weer past bij de uitlatingen van de verdachte. [getuige] verklaarde dat hij zelf ook werd ingehaald door een BMW met zeer hoge snelheid. Hij zag daarna dat de BMW vervolgens flink gas gaf (“
Vrooeem, vrooeem vrooeemm”) en naast de Mercedes Vito stopte, die vaart geminderd had voor een verkeersdrempel. De getuige hoorde toen een knal.
[slachtoffer 1] heeft bovendien verklaard dat hij, hoewel hij het wapen niet heeft gezien, wel zag dat het ergens (een steun) op rustte.Dat komt weer overeen met de uitspraak van de verdachte dat hij een stellage had gemaakt.
Daar komt nog het volgende bij. De verdachte verklaart in het gesprek dat hij schoot met een Uzi. Dat past bij de kogelresten die zijn aangetroffen van het kaliber 9 mm Parabellum, zoals door het NFI gerapporteerd is.
Ten aanzien van al deze details, zeker in onderlinge samenhang bezien, passen de feiten zo treffend bij de uitlatingen van de verdachte, dat er voldoende wettig bewijs is om aan te kunnen nemen dat hij de aanslagen heeft gepleegd.
De rechtbank ziet bovendien niet in waarom de verdachte een en ander volledig verzonnen zou hebben. Dat baseert zij niet alleen op de vele overeenkomsten tussen de voornoemde uitlatingen en de feiten, maar in het kader van de overtuiging ook op nog andere onderdelen van de opgenomen gesprekken, waarin de details die de verdachte noemt, opvallend goed passen bij de feiten van het dossier. Dat betreft het gedeelte dat over wapens en munitie gaat en het gedeelte waarin de verdachte vertelt dat hij over een informant bij de politie beschikt. De rechtbank zal dit hierna bespreken en daarna nog enkele slotconclusies trekken.
De vondsten van wapens, munitie en explosieven
In de opgenomen gesprekken spreekt de verdachte over wat hij allemaal wel niet aan wapens en springstof heeft liggen. Hij zegt dan onder andere:
“
Ik heb 2 soorten springstof liggen, 1 moet je mengen, ene semtex met verschillende ontstekers. Ik heb twee kilo semtex geloof ik. Met tien ontstekers. Bazooka’s hebben we ook, die LAW’s en een paar snipers heb ik nog liggen. Ik geloof dat ik 10 15 ontstekers heb.
Ik wil liever niet met zo’n ding gepakt worden, want daar krijg je makkelijk twee jaar voor. Ik heb echt heavy shit, maar werken doe ik er liever niet mee. Beretta’s, twee 65 met demper, 2 en twintigers met demper, micro uzi een kleine, met demper, laser alles erop, Baretta, twee 65 met demper. Automaat, Glock 19 automaat, vierde generatie, helemaal nieuw, volautomaat, prrr, magazijnen erin van 50, just in case, shotguns, automatische shotgun.”
Zo op het eerste gezicht lijkt deze opsomming van de verdachte grootspraak. Dat is het echter niet, omdat het tot in detail past bij wat bij doorzoekingen is aangetroffen en past bij de sporen die zijn aangetroffen op de plaatsen delict. In een kelderbox in Echt bij een pand aan de [getuige] , waar de verdachte gezien is tijdens een observatie, wordt onder andere aangetroffen:
- 3 pakjes met in totaal 1278 gram springstof, kneedbaar op basis van pentriet (
- diverse ontstekers en slagsnoeren, meer dan 13 stuks, getuige de foto’s in het dossier;
- een mengsel (86 gram) met afzonderlijke chemische bestanddelen, die toegevoegd worden aan springstoffen;
- 2 Bazooka’s, raketwerpers (zijnde LAW’s: lichte antitankwapens),
- een shotgun Browning met afgezaagde loop en kolf, zijnde een semi automatisch hagelgeweer;
- een riotgun FabArms ;
- Uzi houders;
- patroonmagazijnen die passen bij een Kalasjnikov, kaliber 7,62x39mm.
Op de behuizing van één van de raketwerpers, op de Browning shotgun en op de riotgun is DNA aangetroffen van meerdere personen. De conclusie van het NFI na onderzoek is dat het extreem veel waarschijnlijker is dat het DNA-materiaal van de verdachte en een andere man is dan van twee onbekende personen.
Bij een doorzoeking op 8 augustus 2016, dus kort na voornoemd gesprek, van een chalet in Zutendaal in België, alwaar een vriendin van de verdachte woonde en documenten op naam van de verdachte werden aangetroffen:
- een scherpschuttersgeweer met richtkijker (sniper), Kaliber 22;
- een Glock, model Gen. 4 (
Bij een doorzoeking in Brunssum op 9 augustus 2016, dus kort na voornoemd gesprek, in een woning aan de Keizerstraat werd een Beretta met geluiddemper, model 70, kaliber 7.65 mm aangetroffen, inclusief 6 patronen. Daarop werd ook DNA aangetroffen. Ook hier luidt de conclusie van het NFI dat het extreem veel waarschijnlijker is dat het DNA-materiaal van de verdachte en een andere man is, dan van twee onbekende personen.
Kortom: vrijwel alles wat de verdachte opsomt, blijkt te kloppen.
De politiemol [betrokkene 3]
In een ander deel van het opgenomen gesprek praten [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en de verdachte over een persoon genaamd [betrokkene 4] . Dit betreft een politieambtenaar, die onder dekmantel werkte in het hierboven genoemde onderzoek “Specht” (hierna: WOD-er). Uit het gesprek blijkt dat de gesprekspartners zaken met deze [betrokkene 4] en nog een andere WOD-er willen doen. Onder andere betreft dat de verkoop van politie-informatie. De verdachte en [betrokkene 2] zeggen onder meer het volgende:
De verdachte:“
Ze zijn gemakkelijk met geld geven. Hij kijkt, ik heb hem nu eventjes aangezet, ik zeg luister this is police, you can not get it, if you give me now one hundred thousand i can not give anyone for you anymore. There is only one. Ik zeg die ander houd ik zelf. Ik heb geld nodig anders had ik hem helemaal niet weggedaan. Had ik hem dinge, zeg eens gauw, ik heb hem al gezegd, ik moet die informatie hebben. Zo en zo en zo dan kom ik je dadelijk gelijk geld geven. Goed toen is hij meteen naar het bureau gegaan en heeft hij meteen gedaan. Ik zeg luister, ik verkoop 12 van die dingen nou, zegt hij is goed. Hij zegt doe maar weg.
Ik heb geluk daarmee, als ik die contact niet had gehad, kon ik het ook niet regelen. Maar ik heb geluk dat ik die contact al jaren heb betaald en heb geholpen.
[betrokkene 2] : we zijn goed bezig hier.
De verdachte: Ik denk het wel, want hij heeft dat nu weer meteen.. en ik moet die radio ook meenemen, zegt ie. Ik zeg weet je wat die kost? Hij zegt, ja ik heb het geld bij me.
[betrokkene 2] : ik zei het toen toch, hun kopen alles.
De verdachte: ik ben benieuwd hoeveel hij me gegeven heeft. Tel dat geld eens. Moet zeven en een half zijn. Hij zegt wat is dit. Ik zeg dat is the original paper. Ik had dat uitgedraaid van de politie. Met datum en alles. En toen deed ik dat ding aan en als je dat ding aanzet, zie je politie op het scherm.
[betrokkene 2] : dit is zeven en een half.”
Uit het dossier blijkt dat het gesprek wederom geen grootspraak is, maar betrekking heeft op een transactie waarbij de verdachte aan de WOD-er politie-informatie heeft geleverd en een politieportofoon heeft verkocht voor € 7.500,-. Die informatie was aan de verdachte geleverd door een politiemedewerker, genaamd [betrokkene 3] , die op 27 juli 2016, enkele dagen nadat de verdachte tegen de WOD-er zegt dat hij politie-informatie kan regelen, de desbetreffende informatie heeft opgevraagd uit de politiesystemen. Tegenover WOD-er [betrokkene 4] heeft de verdachte verklaard dat hij deze politieman de voorgaande jaren al meer dan € 300.000,- had gegeven voor informatie.
Uit het onderzoek blijkt tot slot dat de verdachte [slachtoffer 1] kende en aan [betrokkene 3] zowel in 2016 als in 2014, kort na de aanslagen op [slachtoffer 1] , om informatie over de aanslagen en [slachtoffer 1] heeft gevraagd of met [betrokkene 3] daarover heeft gesproken.
De verdachte heeft dus gesproken over vele zaken die kloppen met de feiten van het dossier, niet alleen over de aanslagen, maar ook over wapens en het kopen en verkopen van politie-informatie. Hij had de middelen om aanslagen te plegen, kende [slachtoffer 1] en hij wilde meer te weten komen over [slachtoffer 1] na die aanslagen. Dat draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat de politie niet willekeurige gebeurtenissen aan de verdachte heeft willen koppelen en daar het bewijs van aan de haren erbij heeft gesleept, wat de raadsman de officier van justitie verwijt. De verdachte verzint dus niets, als het gaat om de feiten van de tenlastelegging.
De rechtbank vindt dat een en ander zo naadloos aansluit, dat vastgesteld kan worden dat de verdachte buiten gerede twijfel als degene kan worden aangewezen die op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft geschoten.
Het oordeel van de rechtbank wordt niet anders door het gegeven dat een ander deel van de gesprekken ook op het eerste gezicht overkomt als grootspraak en niet verankerd kan worden in feiten. Dat deel gaat over de maffia/comorra, een consigliere, grote jongens en opdrachten die de verdachte zou hebben tot het plegen van aanslagen en over het plegen van andere misdrijven. Aan het dossier kan de rechtbank geen (overtuigende) feiten en omstandigheden ontlenen om al die opmerkingen voor waar aan te nemen, maar dat wil nog niet zeggen haar eerdere conclusies op losse schroeven komen te staan. De rechtbank krijgt uit de gesprekken de indruk dat de verdachte graag met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] een samenwerkingsverband wil aangaan en zoals hij het zelf zegt een “club” wil vormen. De verdachte beweert dan dat hij gemakkelijk aan opdrachten kan komen die geld opleveren en het is goed mogelijk dat hij hierbij schromelijk overdrijft. Een en ander zou meer aandacht behoeven als de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 4 had moeten beoordelen, maar daar komt zij gelet op het nietig verklaren van de dagvaarding ten aanzien van dit feit, niet aan toe. Voor haar bewijsoordeel ten aanzien van de overige feiten is het in elk geval niet relevant.
Poging moord of alleen poging doodslag?
De rechtbank deelt de visie van de officier van justitie dat in deze zaak het opzet van de verdachte in zuivere zin gericht was op het doden van [slachtoffer 1] en in voorwaardelijke zin op het doden van diens vrouw en zoon. Het zuivere opzet blijkt uit de uitlatingen van de verdachte in de opgenomen gesprekken. Het opzet op het doden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt uit het gegeven dat de verdachte hen heeft waargenomen en dus bewust niet heeft afgezien van de aanslag (voorwaardelijk opzet).
Duidelijk is verder dat de verdachte zich op het doden van [slachtoffer 1] heeft voorbereid. Hij had een wapen en munitie, een snelle auto en een stellage gemaakt voor zijn uzi op 29 december 2014. Op enig moment is hij zijn voornemen gaan uitvoeren door [slachtoffer 1] met zijn BMW te gaan inhalen. Voorafgaand daaraan moeten er voldoende momenten geweest zijn waarop hij zich had kunnen beraden of hij zijn voorgenomen plan wel echt zou gaan uitvoeren. Op 1 maart 2016 heeft hij zich verdekt weten op te stellen om [slachtoffer 1] op te wachten met zijn Kalasjnikov om hem te kunnen beschieten en moet er ook tijd geweest zijn om te beslissen dit toch niet te doen, zeker toen hij ook nog zag dat [slachtoffer 1] niet alleen was. Dat alles levert voorbedachte raad op, ook ten aanzien van het doden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De verdachte heeft dus twee keer een poging tot moord op [slachtoffer 1] gepleegd en één keer op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .