ECLI:NL:RBLIM:2018:6962

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
C/03/250946 / KG ZA 18-296
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Trucks Trailers & Machinery B.V. en [gedaagde]

In deze zaak heeft Trucks Trailers & Machinery B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel het opheffen van een op 28 mei 2018 gelegd conservatoir beslag op haar bankrekening. Trucks Trailers & Machinery B.V. stelt dat er een koopovereenkomst is gesloten met [gedaagde] voor de levering van elektrogoederen, maar dat [gedaagde] deze overeenkomst niet is nagekomen. [gedaagde] heeft in reactie daarop beslag gelegd om haar vordering van € 97.000,- te waarborgen, die voortvloeit uit de aanbetalingen voor een Ferrari en vrachtwagencabines. De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, waarbij het belang van beide partijen is afgewogen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van ondeugdelijkheid van het beslag, aangezien [gedaagde] een vordering heeft op Trucks Trailers & Machinery B.V. en het beslag dus gerechtvaardigd is. De vorderingen van Trucks Trailers & Machinery B.V. worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/250946 / KG ZA 18-296
Vonnis in kort geding van 19 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRUCKS TRAILERS & MACHINERY B.V.,
gevestigd te Gulpen-Wittem,
eiseres,
advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud te Vaals,
tegen
[gedaagde] , tevens h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] , woonplaats kiezende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. dr. B. Sujecki te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Trucks Trailers & Machinery B.V. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties 1 tot en met 15
  • de bij brief van 5 juli 2018 aan de zijde van Trucks Trailers & Machinery B.V. overgelegde producties 16 en 17,
  • de per e-mail d.d. 10 juli 2018 aan de zijde van [gedaagde] overgelegde producties 1 tot en met 3,
  • de mondelinge behandeling d.d. 12 juli 2018,
  • de pleitnota van Trucks Trailers & Machinery B.V.
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Trucks Trailers & Machinery B.V. is een (groot)handel in machines voor de bouw, in (motor)voertuigen, vrachtauto’s, trailers, aanhangwagens, grondverzet- en wegenbouwmachines, alsmede in grote aantallen van restanten van verschillende goederen. [gedaagde] is een Poolse ondernemer (in de vorm van een eenmanszaak) die actief is in de bouwbranche en daarnaast handelt in voertuigen en machines.
2.2.
In maart 2018 heeft [gedaagde] contact opgenomen met Trucks Trailers & Machinery B.V. in verband met cabines voor vrachtwagens die Trucks Trailers & Machinery B.V. te koop aanbood. Naar aanleiding daarvan zijn partijen tevens in onderhandeling geraakt over andere goederen die Trucks Trailers & Machinery B.V. te koop aanbood, auto-onderdelen en hygiëneproducten, doch dit heeft niet tot overeenstemming geleid. Trucks Trailers & Machinery B.V. heeft vervolgens opnieuw goederen aan [gedaagde] aangeboden, waarover partijen in onderhandeling zijn getreden via e-mailverkeer, te weten op 21 maart 2018 een Ferrari 458 en op 26 maart 1,3 miljoen elektrogoederen. De Ferrari en de cabines zijn door [gedaagde] bezichtigd. Op 28 maart 2018 heeft [gedaagde] laten weten dat hij de Ferrari en 5 cabines wil kopen, ten aanzien van de elektrogoederen is aangegeven dat hij eerst wil weten om welke goederen het daadwerkelijk gaat. Trucks Trailers & Machinery B.V. heeft vervolgens een Exel-bestand gestuurd. Op 30 maart 2018 hebben partijen telefonisch een bespreking gehad over deze drie zaken. Aan de zijde van Trucks Trailers & Machinery B.V. heeft haar bestuurder en enig aandeelhouder dhr. [naam bestuurder] het woord gevoerd, in bijzijn van zijn echtgenote mw. [naam echtgenote] en aan de zijde van [gedaagde] is het woord gevoerd door haar vaste tolk met de voornaam [naam tolk] in bijzijn van [gedaagde] .
2.3.
Op 30 maart 2018 zijn door Trucks Trailers & Machinery B.V. 3 pro-forma facturen naar [gedaagde] verstuurd, te weten:
- voor 5 vrachtwagencabines van het merk Mercedes-Benz à € 5.800,-, in totaal voor € 29.000,-, half april af te halen, met een aanbetaling van € 5.000,- die direct dient te worden voldaan en het restant voor afhalen;
- 1.256.184 elektro-onderdelen à € 1,90, in totaal voor € 2.386.749,60, met een aanbetaling van 10% te voldoen in week 14 en het restant voor afhalen, afhalen binnen 3 maanden;
- een Ferrari met defecte motor à € 92.000,-, met een aanbetaling van 10% , uiterlijk 3 april 2018 te voldoen en het restant uiterlijk op 6 april voor afhalen te voldoen.
2.4.
De aanbetalingen voor de cabines en de Ferrari zijn tijdig door [gedaagde] betaald, evenals het restantbedrag voor de Ferrari. In totaal is € 97.000,- voldaan. Dit is bij e-mail van 5 april 2018 door [naam tolk] bevestigd en daarbij wordt medegedeeld dat de Ferari op 6 april zal worden opgehaald. Bij e-mail van eveneens 5 april 2018 deelt [naam tolk] namens [gedaagde] mede dat over de elektrogoederen op 30 maart 2018 geen overeenstemming is bereikt. De aanbetaling voor die goederen is niet voldaan. Trucks Trailers & Machinery B.V. heeft zich op het standpunt gesteld dat partijen een overeenkomst hebben gesloten ter zake de elektrogoederen die dient te worden nagekomen en heeft naar aanleiding daarvan op 6 april 2018 de levering van de Ferrari en de cabines opgeschort. [gedaagde] heeft op 12 april 2018 de overeenkomsten met betrekking tot de cabines en de Ferrari ontbonden. Hij heeft ook terugbetaling van de aanbetalingen gevorderd. Dat is door Trucks Trailers & Machinery B.V. geweigerd in verband met een door haar gestelde tegenvordering op [gedaagde] .
2.5.
Overeenkomstig het daartoe verleende verlof heeft [gedaagde] op 28 mei 2018 conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de bankrekening van Trucks Trailers & Machinery B.V. bij de ABN AMRO Bank. Deze bank heeft verklaard dat het beslag doel heeft getroffen voor een bedrag van € 18.533,92.

3.Het geschil

3.1.
Trucks Trailers & Machinery B.V. vordert samengevat - de opheffing van het op 28 mei 2018 gelegde beslag, alsmede een verbod om ter zake de ontbonden koopovereenkomsten conservatoir beslag te leggen op goederen van Trucks Trailers & Machinery B.V. of op vorderingsrechten die derden verschuldigd mogen zijn aan Trucks Trailers & Machinery B.V.
3.2.
Daartoe stelt Trucks Trailers & Machinery B.V. een spoedeisend belang te hebben bij de opheffing. Voorts stelt zij zich op het standpunt dat tussen partijen op 30 maart 2018 een koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen terzake de elektrogoederen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Trucks Trailers & Machinery B.V. een schriftelijke verklaring van mw. [naam echtgenote] overgelegd en verwezen naar de factuur die zij op 30 maart 2018 heeft verstuurd. Trucks Trailers & Machinery B.V. stelt dat zij op basis van die overeenkomst een vordering van € 238.674,96 op [gedaagde] heeft, die zij kan verrekenen met de vordering van [gedaagde] . Dit betekent dat [gedaagde] geen vordering op haar heeft en dat het beslag derhalve onrechtmatig is, zo stelt Trucks Trailers & Machinery B.V.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.3.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat door [gedaagde] een bedrag van € 97.000,- is betaald ter aan Trucks Trailers & Machinery B.V., te weten de volledig aankoopprijs van de Ferrari en het voorschot voor de cabines. Voorts staat vast dat de Ferrari op 6 april 2018 zou worden opgehaald door [gedaagde] en dat Trucks Trailers & Machinery B.V. de Ferrari op die datum niet heeft geleverd, noch op een latere datum. [gedaagde] is die overeenkomst aldus niet nagekomen. [gedaagde] heeft de overeenkomsten ten aanzien van de Ferrari en de cabines ontbonden en Trucks Trailers & Machinery B.V. heeft daar mee ingestemd. Door Trucks Trailers & Machinery B.V. wordt ook niet betwist dat [gedaagde] een vordering op Trucks Trailers & Machinery B.V. heeft voor het bedrag van € 97.000,-. Van een ondeugdelijkheid van het beslag is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen sprake.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin worden vastgesteld dat [gedaagde] door het leggen van het beslag misbruik van recht maakt. Dat [gedaagde] een vordering heeft op Trucks Trailers & Machinery B.V. staat, zoals hiervoor gezegd, vast. Ter bescherming van haar recht is het gerechtvaardigd dat zij beslag heeft gelegd op het tegoed op de bankrekening van Trucks Trailers & Machinery B.V. Dat er sprake is van een minder bezwarende wijze van beslaglegging of dat zekerheid wordt aangeboden is gesteld noch gebleken. Het enkele feit dat Trucks Trailers & Machinery B.V. mogelijk een tegenvordering heeft op [gedaagde] maakt niet dat [gedaagde] geen vordering heeft en maakt evenmin dat daarmee het door [gedaagde] gelegde beslag onrechtmatig is.
4.6.
Dat Trucks Trailers & Machinery B.V. mogelijk een zelfstandige vordering op [gedaagde] heeft kan op basis van de thans voorhanden gegevens en de stelling van Trucks Trailers & Machinery B.V. in het kader van het kort geding overigens niet worden vastgesteld. Dit zal in de bodemprocedure moeten blijken. De overgelegde schriftelijke verklaring van mw. [naam echtgenote] en de pro-forma factuur kunnen niet volstaan ter onderbouwing van het standpunt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen ter zake de elektrogoederen. Voorts is gesteld noch gebleken dat door Trucks Trailers & Machinery B.V. de voorwaarde zou zijn gesteld dat de overeenkomsten gekoppeld waren, in die zin dat indien één van de overeenkomsten géén doorgang zou vinden, de andere twee overeenkomsten dan eveneens geen doorgang zouden vinden.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vorderingen van Trucks Trailers & Machinery B.V. niet kunnen worden toegewezen.
4.8.
Trucks Trailers & Machinery B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 291,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 924,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Trucks Trailers & Machinery B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 924,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.type: EvdS