In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer. De opdrachtgever, vertegenwoordigd door mr. M.F.J. Gelissen, vorderde betaling van een factuur van € 2.770,90 voor werkzaamheden die door de opdrachtnemer waren verricht. De opdrachtnemer, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. Denis van DAS Rechtsbijstand, betwistte de vordering en stelde dat de opdrachtgever tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de opdrachtnemer niet voldoende was onderbouwd en dat de opdrachtgever recht had op betaling van de factuur. De vordering in reconventie van de opdrachtnemer, die extra kosten vorderde als gevolg van een vermeende tekortkoming van de opdrachtgever, werd afgewezen. De kantonrechter concludeerde dat de opdrachtnemer niet had aangetoond dat de opdrachtgever aansprakelijk was voor de extra kosten. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de opdrachtgever, die als winnaar uit de bus kwam.