ECLI:NL:RBLIM:2018:6904

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
6410481 CV EXPL 17-7921
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering werknemer tot nabetaling loon en geschil over cao-uurloon en vakantiedagen

In deze zaak vorderde de werknemer, [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie], nabetaling van loon van zijn werkgever, P.C. Personnel Company B.V. De werknemer stelde dat zijn uurloon lager was dan de cao voorschrijft en dat hij niet betaald was voor overwerk en niet uitbetaalde vakantiedagen. De arbeidsovereenkomst was onderhevig aan de cao Metaal en Techniek, waarbij de overeengekomen arbeidsduur 38 uur per week was. De werknemer had in de loop der jaren diverse verzoeken tot herberekening van zijn loon ingediend, maar de werkgever betwistte dat er te weinig loon was betaald.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op nabetaling van € 12.127,56 bruto, bestaande uit nabetaling van te laag uurloon en overwerktoeslagen. De vordering tot uitbetaling van vakantiedagen werd afgewezen, omdat deze was vervallen op grond van artikel 7:640a BW. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke kosten. De rechter wees ook de vordering van de werkgever in reconventie af, omdat het verrekeningsverweer niet was gehonoreerd.

Het vonnis werd uitgesproken op 18 juli 2018 door de kantonrechter E.P. van Unen in Maastricht. De werkgever werd verplicht om binnen veertien dagen deugdelijke loonspecificaties te verstrekken, op straffe van een dwangsom. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van voldoening.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6410481 CV EXPL 17-7921
Vonnis van de kantonrechter van 18 juli 2018
in de zaak van:
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie],
wonend te [land] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde F.W. Roguski,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.C. PERSONNEL COMPANY B.V.,
gevestigd te Noorbeek (gemeente Eijsden-Margraten),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde mr. A.S.J.H. van den Bronk.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] en PC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte wijziging van eis
  • de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] nagezonden productie 3 (ter vervanging van de bij dagvaarding gevoegde productie 3
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • het proces-verbaal van de op 5 maart 2018 gehouden comparitie van partijen, waarbij [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] zijn vordering heeft verminderd en waarbij gelijktijdig ook de zaak met het zaaknummer 6410615 CV EXPL 17-7925 is behandeld
  • de door PC tijdens de comparitie genomen akte houdende verzoek tot getuigenverhoor
  • de vervolgens door partijen genomen aktes, waarin door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] om vonnis gevraagd is en waarin door P.C. is verzocht om nader uitstel, althans haar toe te staan bewijs te leveren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is op 17 september 2012 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van PC. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek van toepassing. De overeengekomen arbeidsduur bedraagt 38 uur per week.
2.2.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is met PC overeengekomen dat hij in een periode van telkens vier weken gedurende drie weken meer uren werkt om dan een week niet ingeroosterd te worden zodat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in die week bij zijn familie te [land] kan verblijven.
2.3.
PC heeft steeds voor huisvesting van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gezorgd.
2.4.
Bij brief van 16 januari 2017 heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aan PC medegedeeld dat het aan hem betaalde loon lager is dan de cao voorschrijft. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft PC in gebreke gesteld en verzocht zijn loon te herberekenen.
2.5.
Bij brief van 15 februari 2017 heeft PC op onderdelen betwist aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] te weinig loon betaald te hebben en voorts ten aanzien van andere onderdelen medegedeeld dat dit nader onderzocht zal worden.
2.6.
Bij brief van 2 maart 2017 heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aan PC een herberekeningsrapportage toegezonden waarin is berekend dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] € 30.384,38 te weinig loon ontvangen heeft. Een gedeelte van dit bedrag ziet op volgens [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] ten onrechte niet betaald loon tijdens ziekte. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft PC verzocht € 35.428,81 te betalen: voornoemd bedrag, vermeerderd met 10% wettelijke verhoging, wettelijke rente en herberekeningskosten. Hij heeft PC erop gewezen dat bij niet tijdige betaling zij ook € 1.366,44 incassokosten verschuldigd zal zijn.
2.7.
Bij brief van 20 maart heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] PC gesommeerd tot betaling van € 35.428,81 en van buitengerechtelijke kosten van € 1.366,44 (inclusief btw).
2.8.
Op enig moment heeft PC, na daartoe te zijn veroordeeld door de kantonrechter bij vonnis in kort geding (5962273 CV EXPL 17-4011), het loon tijdens ziekte (over de periode 17 oktober 2016 tot en met mei 2017) van € 10.089,90 betaald aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
2.9.
Bij brief van 24 augustus 2017 heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] PC aangemaand tot betaling van het loon van € 22.125,54 (inclusief gedeeltelijk niet betaald loon tijdens ziekte over de maanden juni en juli 2017 van € 1.831,06), te vermeerderen met wettelijke rente, wettelijke verhoging en herberekeningskosten. In totaal gaat het om een bedrag van € 26.139,43.
2.10.
Bij brief van 11 september 2017 heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] PC gesommeerd tot betaling van
€ 26.139,43, te vermeerderen met € 1.254,04 incassokosten.
2.11.
PC heeft daarna het restantloon over de maanden juni en juli 2017 betaald aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
2.12.
PC is op 15 mei 2018 in staat van faillissement verklaard.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] vordert na vermeerdering van eis PC bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen tot:
betaling van € 20.294,48 brutoloon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging,
betaling van de wettelijke verhoging over het te laat betaalde “ziekengeld”
verstrekking van loonspecificaties ten aanzien van de betalingen onder 1. en 2. binnen veertien dagen na vonnisdatum op straffe van verbeurte van een dwangsom,
betaling van de wettelijke rente over “de totale vordering (…) vanaf de gemiddelde datum van tekortkomingen in de nakoming tot de dag van voldoening”,
betaling van € 1.366,44 alsmede € 439,00 (exclusief btw) als vergoedingen voor buitengerechtelijke kosten
betaling van de proceskosten en de nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Ter comparitie heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] de vordering onder 1. verminderd in die zin dat hij niet langer de vakantiebijslag over de overwerktoeslag vordert.
3.3.
PC voert verweer.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
PC vordert (indien en voor zover het in conventie gevoerde verrekeningsverweer wordt verworpen) [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen tot betaling van:
€ 10.423,00,
€ 500,00
de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in onderdeel 1 gevorderde hoofdsom van € 20.294,48 bruto bestaat uit de volgende componenten:
nabetaling in verband met te laag uurloon € 10.606,67
nabetaling toeslagen € 1.642,57 (nog te verminderen
met vakantiebijslag)
nabetaling vakantiedagen € 8.045,24
4.2.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft ten aanzien van onderdeel a betoogd dat PC van meet af aan een te laag uurloon hanteerde. In de overgelegde herberekeningsrapportage wordt vermeld dat PC bij aanvang van de arbeidsovereenkomst een uurloon van € 9,60 bruto hanteerde terwijl dat, zo stelt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] , volgens de cao € 11,19 bij functiegroep 4 moest zijn. Ook daarna heeft PC, zo stelt [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] blijkens de herberekeningsrapportage, consequent een volgens de cao te laag uurloon aan hem uitbetaald en werd het loon niet periodiek verhoogd terwijl de cao dat wel voorschrijft. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft bij de berekening van de nabetaling het verschil tussen het daadwerkelijk betaalde uurloon en het “cao-uurloon” vermenigvuldigd met het aantal volgens hem gewerkte uren per periode. Vervolgens heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] daarbij opgeteld de als gevolg van het te late uurloon te weinig betaalde vergoeding van vakantie-uren (9,23%) en vakantiebijslag (8%).
PC heeft tegen deze berekening aangevoerd dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] van een onjuist aantal gewerkte uren is uitgegaan. Omdat zij dit verweer in het geheel niet onderbouwd heeft, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Ook haar verweer dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] van een onjuist cao-uurloon uitgegaan is, wordt verworpen. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft ter onderbouwing van het door hem gehanteerde uurloon gesteld dat hij als onderdeel van zijn functie grote zware metalen panelen op hoogte gemonteerd heeft zodat hij op grond van het handboek functie-indeling Metaal en Techniek ingedeeld had moeten worden in functiegroep C4. Hier is door PC niets tegenin gebracht, zodat dit standpunt voor juist moet worden gehouden. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat het bedrag van € 10.606,67 bruto toewijsbaar is.
4.3.
De in onderdeel b. gevorderde nabetaling van toeslagen ziet op de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] (volgens hem) gewerkte overuren. In de herberekeningsrapportage heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] becijferd dat hij van week 40 in 2012 tot en met week 41 in 2016 in totaal € 1.520,89 bruto te weinig aan overwerktoeslag van PC ontvangen heeft. Dit heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] vervolgens in de herberekeningsrapportage vermeerderd met 8% vakantietoeslag, zodat het totaal € 1.642,57 bruto bedraagt. Ter comparitie heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] erkend dat over de overwerktoeslag geen vakantiebijslag verschuldigd is en zijn vordering daarom verminderd. Een concreet bedrag heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] niet genoemd, maar gelet op de herberekeningsrapportage is duidelijk dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] op dit onderdeel nog € 1.520,89 bruto vordert.
Het verweer van PC dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] geen recht heeft op een toeslag voor overuren op grond van de in 2.2 vermelde afspraak wordt verworpen. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] betwist niet die afspraak met PC gemaakt te hebben. Hij stelt dat hij het aantal gewerkte uren in drie weken telkens heeft gemiddeld over vier weken. Het aantal uren dat vervolgens de overeengekomen urenomvang van 38 per week overstijgt, heeft [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] aangemerkt als overuren en over die uren vordert hij niet het uurloon maar enkel de toeslag. Tegen dit betoog heeft PC niets concreets aangevoerd. Zij is blijven volharden dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gelet op de in 2.2. vermelde afspraak geen overuren gemaakt kan hebben, maar daarbij gaat zij dus niet in op de nadere uitleg van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] waaruit (onbetwist) blijkt dat hij meer heeft gewerkt dan de overeengekomen 38 uur per week gemiddeld. Op grond van deze overwegingen is ook het gevorderde bedrag van € 1.520,89 bruto toewijsbaar.
4.4.
[eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] vordert voorts uitbetaling van opgebouwde vakantiedagen van € 8.045,24 bruto. Hij stelt dat hij in de jaren 2012 tot en met 2016 geen vakantie opgenomen heeft. Op grond van het aan hem door PC betaalde brutoloon over die jaren van in totaal € 87.164,00 stelt hij over dat bedrag nog recht te hebben op 9,23% uitbetaling vakantiedagen over die jaren.
PC voert hiertegen een verrekeningsverweer. Dit verweer hoeft evenwel geen verdere bespreking. De aanspraak op (uitbetaling van) vakantiedagen die (eventueel) zijn opgebouwd in de jaren 2012 tot en met 2016 is namelijk inmiddels vervallen op grond van art. 7:640a BW. De in dat artikel genoemde vervaltermijn is immers overschreden. PC heeft daar terecht op gewezen en door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is niet aangevoerd dat hij redelijkerwijs niet in staat geweest is vakantie op te nemen. Hieruit volgt dat het gevorderde bedrag van € 8.045,24 niet toewijsbaar is.
4.5.
Op grond van voorgaande overwegingen zal aan hoofdsom worden toegewezen:
€ 12.127,56 bruto (€ 10.606,67 + € 1.520,89). Ook de wettelijke verhoging over dit bedrag zal worden toegewezen.
4.6.
De in onderdeel 2 gevorderde wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon over de periode dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] ziek was, zal worden afgewezen. PC heeft met verwijzing naar diverse overgelegde loonspecificaties betwist dat zij de wettelijke verhoging over dit onderdeel niet betaald heeft. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] is daar ter comparitie niet nader op ingegaan. Het moet er derhalve voor gehouden worden dat de wettelijke verhoging over dit onderdeel wel betaald is.
4.7.
Onderdeel 3 van de vordering wordt toegewezen voor zover daarin is gevorderd PC te veroordelen tot het verstrekken van bruto/netto loonspecificaties met betrekking tot onderdeel 1 van de vordering binnen veertien dagen na heden. Ook de gevorderde dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 10.000,00 zal worden toegewezen. In hetgeen door PC is aangevoerd heeft de kantonrechter geen grond gezien om dit onderdeel (deels) af te wijzen. Hoe [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in deze situatie misbruik van zijn executiebevoegdheid zal kunnen maken valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien.
4.8.
De wettelijke rente zal worden toegewezen over € 12.127,56 bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging. Onduidelijk is wat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] exact bedoelt met “de gemiddelde datum van de tekortkomingen”. Hij had op zijn minst moeten stellen welke datum dat dan is. Omdat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] op dit punt dus onvoldoende gesteld heeft, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding (omdat PC in ieder geval vanaf die datum in verzuim verkeert) tot de dag van voldoening.
4.9.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft PC betwist verschuldigd te zijn omdat er geen grond bestaat voor nabetaling van het loon. Dit verweer slaagt op grond van vorenstaande overwegingen niet. Ook PC’s stelling dat er geen reden was om haar diverse malen schriftelijk aan te manen / te sommeren omdat haar standpunt omtrent de vorderingen duidelijk was, slaagt niet. Uit het feitenrelaas blijkt dat de diverse incassopogingen van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] in de loop der tijd wel degelijk (enig) effect hebben gehad want PC heeft in de loop der tijd het over de ziekteperiode van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] verschuldigde loon (met wettelijke verhoging) betaald. Voorts was haar standpunt over het door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde hogere uurloon gedurende de periode dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] buiten rechte probeerde PC tot betaling te bewegen helemaal niet bekend en heeft het er alle schijn van dat PC [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] op dat punt aan het lijntje gehouden heeft. Ook heeft PC tegen beter weten ontkend dat [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] overuren gemaakt heeft. [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] was daardoor genoodzaakt zelf een loonberekening op te stellen. Gezien de omvang van de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] verrichte incassowerkzaamheden, die niet alleen zien op het thans toe te wijzen bedrag maar die ook betrekking hebben op het buiten rechte nabetaalde loon tijdens ziekte en de wettelijke verhoging, is de kantonrechter van oordeel dat de door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] gevorderde bedragen
(€ 1.366,44 incl. btw en daarnaast € 439,00 exclusief btw) toewijsbaar zijn.
4.10.
Als de (merendeels) in het ongelijk gestelde partij zal PC worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 102,10
  • griffierecht € 470,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 1.172,10
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening.
4.11.
De nakosten zullen worden op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.12.
Door PC is de vordering in reconventie ingesteld voor het geval haar verrekeningsverweer in conventie wordt afgewezen. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan want het verrekeningsverweer is in conventie niet afgewezen (zie 4.3). Hieruit volgt dat er geen sprake is van een vordering in reconventie.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt PC tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] van € 12.127,56 bruto en de maximale wettelijke verhoging over dit bedrag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2017 tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt PC om binnen veertien dagen na heden aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] deugdelijke
netto-/brutospecificies te verstrekken van de betaling van € 12.127,56 en de maximale wettelijke verhoging over dit bedrag, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100,00 voor iedere dag dat PC daarmee in gebreke blijft tot een maximumbedrag van
€ 10.000,00,
5.3.
veroordeelt PC tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] van € 1.366,44 incl. btw en van € 439,00 exclusief btw,
5.4.
veroordeelt PC tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] tot op heden begroot op € 1.172,10, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening,
5.5.
veroordeelt PC onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser in conventie, verweerder in voorwaardelijke reconventie] volledig aan dit vonnis voldoet tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, te begroten op:
  • € 100,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening
  • de explootkosten van betekening van het vonnis (indien betekening heeft plaatsgevonden), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW