In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Limburg op 18 juli 2018, stond de vraag centraal of er in de overnamesom voor een huisartsenpraktijk een ongeoorloofde goodwillvergoeding was verdisconteerd. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door M.K. Struwe van Stichting VvAA rechtsbijstand, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde in conventie, die werd bijgestaan door mr. H.A.J. Stollenwerck. De procedure volgde op een tussenvonnis van 17 mei 2017, waarin de gedaagde de gelegenheid kreeg om bewijs te leveren dat er € 20.000,00 aan goodwill was verdisconteerd in de overnamesom.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in reconventie succesvol had aangetoond dat het bedrag van € 20.000,00 niet kon worden gerechtvaardigd als een tegemoetkoming in de waarneemkosten, aangezien er geen rechtsgrondslag voor deze betaling bestond. De rechter concludeerde dat de overnamesom feitelijk een verkapte vorm van bedongen goodwill was, wat in strijd is met de geldende regels.
De vordering tot betaling van € 20.000,00 werd toegewezen, inclusief wettelijke rente, en de eiser in conventie werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde direct recht had op betaling, ongeacht een eventuele hoger beroep. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor transparantie en rechtsgeldigheid in overnamecontracten, vooral in de zorgsector.