ECLI:NL:RBLIM:2018:6807

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
03/659098-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en bedreiging van een jonge vrouw tijdens tbs-verlof

Op 9 december 2016 vond in Oostrum een ernstige verkrachting plaats van een jonge vrouw door de verdachte, die op dat moment in tbs-verlof was. De rechtbank Limburg heeft op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De verdachte, die eerder een TBS-maatregel had opgelegd gekregen, werd beschuldigd van verkrachting en bedreiging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van voorarrest, en daarnaast de maatregel van TBS met dwangverpleging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 juli 2018, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie presenteerde overtuigend bewijs, waaronder DNA-analyses die de verdachte aan de misdaad koppelden. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de aangeefster niet gebruikt mochten worden voor het bewijs, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster consistent en gedetailleerd waren, en dat deze ondersteund werden door forensisch bewijs. De verdachte werd schuldig bevonden aan zowel verkrachting als bedreiging, waarbij hij de aangeefster onder dwang tot seksuele handelingen had gedwongen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat leed aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de gebeurtenissen. De rechtbank besloot dat de veiligheid van de samenleving een tbs-maatregel met dwangverpleging vereiste, gezien de eerdere gedragingen van de verdachte en de ernst van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659098-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in Vught PPC te Vught.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 3 juli 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:[slachtoffer] heeft verkracht;
feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer] (hierna: aangeefster) op
9 december 2016 te Oostrum heeft verkracht en heeft bedreigd. Daartoe heeft zij verwezen naar de gedetailleerde en consistente verklaringen van aangeefster, waaruit blijkt dat aangeefster meteen aan haar vader en vervolgens ook aan de politie heeft verteld wat haar is overkomen. Ook heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaring van de ex-vriendin van de verdachte ten overstaan van een deskundige van het Pieter Baan Centrum dat de verdachte goede kleding weggooide en de verklaring van de verdachte dat er orale seks heeft plaatsgehad. De verklaringen van de verdachte zijn niet geloofwaardig, nu hij pas met een verklaring is gekomen nadat hij de stukken had gelezen, terwijl hij, anders dan hij heeft verklaard, al in het eerste verhoor wist waarover hij werd verhoord. Ten slotte heeft de officier van justitie verwezen naar het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), waarin onder meer is vermeld dat er diep vaginaal sperma van de verdachte is aangetroffen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich - samengevat weergegeven - onder verwijzing naar het zogenoemde post-Vigden-arrest van 29 januari 2013 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2013:BX5539) op het standpunt gesteld dat de verklaring van aangeefster niet mag worden gebruikt voor het bewijs, omdat sprake is van strijd met artikel 6, derde lid, sub d, van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), omdat aangeefster als belastend verklarende getuige niet effectief en behoorlijk is gehoord door de verdediging. Het verzoek van de verdediging tot het horen van aangeefster is immers door de rechtbank afgewezen. De verdachte betwist de inhoud van de verklaring van aangeefster, omdat volgens hem geen sprake is geweest van penetratie. Ook is er niet of nauwelijks bewijsmateriaal dat de verklaring van aangeefster ondersteunt. Het rapport van het NFI bevestigt niet dat sprake is geweest van penetratie, maar bevestigt wel de verklaring van de verdachte, omdat DNA-materiaal van de verdachte in de mond van aangeefster is aangetroffen. De verdachte weet niet hoe het DNA-materiaal in de vagina is gekomen. Mogelijk is het DNA-materiaal verplaatst met de vingers van aangeefster of met de vingers van de verdachte. De verdediging is ten onrechte niet gecompenseerd voor het gebrek in het horen van aangeefster. Nader onderzoek naar het DNA-materiaal dat diep vaginaal bij aangeefster is aangetroffen is niet meer mogelijk, omdat het DNA-materiaal al is vernietigd. Daarom is niet komen vast te staan dat het aangetroffen DNA-materiaal diep vaginaal van de verdachte is. De matchkans is namelijk niet berekend. Kortom, voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde zal uitgegaan moeten worden van de verklaring van aangeefster. Nu deze verklaring, gelet op het voorgaande, niet voor het bewijs mag worden gebruikt, moet de verdachte volgens de verdediging primair worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat bij de beoordeling van het bewijs uit moet worden gegaan van de verklaringen van de verdachte, omdat deze betrouwbaarder zijn dan de verklaringen van aangeefster. De ontmoeting tussen de verdachte en aangeefster kan maximaal 10 minuten hebben geduurd. De door aangeefster genoemde handelingen kunnen onmogelijk in een dergelijk kort tijdsbestek zijn verricht. Ook heeft aangeefster tegenstrijdig verklaard over het tijdstip waarop zij op haar telefoon heeft gekeken, de fiets van de verdachte, de uiterlijke kenmerken van de verdachte, de tas van de verdachte en het aantal personen dat langs is gefietst. Ook moet daarbij worden betrokken dat aangeefster in eerste instantie haar interesse in de BDSM-scene heeft geprobeerd te verhullen en dat uit het procesdossier blijkt dat aangeefster haar verklaringen heeft afgestemd met haar vader.
Meer subsidiair heeft de verdediging gesteld dat slechts bewezen kan worden dat de verdachte door aangeefster is gepijpt en dat hij haar heeft gevingerd waardoor het DNA-materiaal op de aangetroffen plekken is aangebracht.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft op 14 december 2016 - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 9 december 2016 fietste ik vanuit mijn werk te Venray naar huis. In Oostrum merkte ik dat er een man achter mij fietste. Ik fietste over het fietspad en deze man kwam naast mij midden op de weg fietsen. Toen ging deze man weer achter mij fietsen. De man zei tegen mij dat het een overval was en dat ik mij geen zorgen hoefde te maken want hij wilde niks van me. Hij zei dat hij een mes had en dat er niets zou gebeuren als ik me stil zou houden en mee zou werken. Hij zei dat ik het straatje rechts na het viaduct moest pakken. Ongeveer halverwege dit straatje moest ik stoppen. Hij vroeg toen om een kusje met de tong. Ik zei daarop dat ik dit niet wilde. De man zei toen: “doe nou maar één kusje, dan laat ik je weer gaan”. Dat heb ik toen ook gedaan. Hij had twee armen om mij heen en ik kon niet weglopen. Hij zei tegen mij dat ik mijn voorlamp uit moest maken. Ik weet nog dat hij beide armen om mee heen had en dat ik nog heb geprobeerd hem van mij af te duwen. Hij dreigde toen weer met dat mes. Hij zei toen letterlijk: “als je niet mee werkt, dan prik ik door”. Hij heeft toen mijn broek losgemaakt. Hij deed dit met een hand, zijn linkerhand, want zijn rechterhand hield hij nog om mij heen. Hij is met zijn hand in mijn onderbroek gegaan. Hij ging met zijn vinger of vingers half in mijn vagina en over mijn clitoris. Toen vroeg hij wanneer ik voor het laatst seks had gehad. Hij trok zijn hand uit mijn broek en zei dat ik op mijn knieën moest gaan zitten en mijn mond open moest doen. Ik moest van hem gaan zuigen maar blijkbaar deed ik dat niet goed want hij zei nog: “met je tongetje, dit is geen zuigen”. Hij heeft een paar keer met zijn hand achter mijn hoofd geduwd, om mij verder te laten gaan. Ik moest kokhalzen. Het smaakte heel vies. Ik voelde zijn schaamhaar tegen mijn neus en mijn lippen. Vervolgens draaide hij zich om, bukte zich en duwde zijn kont in mijn gezicht en zei dat ik moest likken. Dat deed ik eerst niet, en toen zei hij dat ik moest likken en anders zou hij het mes pakken. Toen deed ik het wel. Ik moest hem aan de anus likken. Ik voelde dat ribbeltje, de kringspier. Hij draaide zich om. Hij vroeg wanneer ik voor het laatst was klaargekomen en zei dat ik een stukje verder in de berm moest gaan liggen. Ik ben op mijn rug gaan liggen. Hij heeft mijn broek en onderbroek tot op mijn knieën naar omlaag getrokken. Ik lag met mijn benen een beetje opgetrokken en open geklapt. Hij zat op zijn hurken. Hij ging mij toen vingeren en zei dat hij mij ging laten klaarkomen. Volgens mij deed hij dat met meerdere vingers. Hij vroeg of ik het lekker vond en hoe lekker ik het vond. Ik heb gezegd dat het pijn deed. Het deed ook echt veel pijn en daarom denk ik dat hij het met meerdere vingers deed. Hij deed zijn vingers ook echt diep in mijn vagina.
Ergens rondom dat ik die man moest kussen, had hij nog mijn jas losgemaakt en heeft hij met een hand in een bil geknepen en met de andere hand in mijn rechterborst geknepen.
Hij vroeg toen om een pasje waar mijn naam op stond. Ik heb hem toen mijn OV kaart en mijn bankpasje gegeven. Ook wilde hij mijn telefoon hebben, maar dat dat wilde ik niet. Hij zei toen dat ik kon kiezen tussen mijn telefoon of seks hebben. Ik koos voor seks omdat ik dacht dat als hij mijn telefoon zou hebben, hij mij alsnog zou pakken. Ik moest mee komen naar het einde van het straatje en de man zei tegen mij dat ik kon kiezen tussen mond, kont of kut. Ik stond met mijn rug naar hem toen en met mijn broek op mijn enkels. Hij heeft met zijn vingers zijn penis in mijn vagina geduwd.
Al die tijd was ik bang voor dat mes. Ik heb hem daarom ook niet van me af proberen te duwen. Doordat hij mijn pasjes heeft gezien, wist hij mijn naam. Hij wist ook mijn woonplaats.
Op enig moment heb ik van die man mijn telefoon helemaal uit moeten zetten. Toen ik van die man mocht gaan zei hij dat hij me een kogel door de kop zou schieten als ik het aan iemand zou vertellen. De man zei nog dat er zo nog twee negers zouden komen, die zouden mij helemaal zouden komen uitwonen. [2]
In het informatief gesprek van 10 december 2016 heeft aangeefster onder meer verklaard dat voornoemde man tegen haar heeft gezegd, ‘dit is een overval’ en ‘ik wil niets van je hebben, ik wil alleen iets van je weten’, ‘ik heb een mes en als je gewoon meegaat en geen geluid maakt gebeurt er niks’ en dat als zij hem geen kusje zou geven dat hij haar dan zou steken. Ook heeft de man tegen haar gezegd dat hij haar identiteitskaart had en dat zij niets mocht zeggen want hij wist haar te vinden. Later zag zij dat zij haar haar identiteitskaart niet meer had. Die man wilde haar telefoon want de vorige meiden hadden ook beloofd niet naar de politie te gaan en die hadden dat toch gedaan. [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangeefster hem op 9 december 2016 te Oostrum oraal heeft bevredigd. [4]
Op 9 december 2016 werden door de zedenrecherche onder meer de buitenste schaamlippen, binnenste schaamlippen en de vagina (diep vaginaal) van aangeefster bemonsterd. [5] Deze bemonsteringen zijn door het NFI onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen. Op 8 maart 2017 heeft het NFI gerapporteerd dat het afgeleide DNA-profiel van het sperma in de bemonstering van de binnenste schaamlippen matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met dit afgeleide DNA-profiel matcht is kleiner dan één op één miljard. Het afgeleide DNA-profiel van het sperma in de bemonstering van de buitenste schaamlippen en de bemonstering diep vaginaal matcht ook met het DNA-profiel van de verdachte. [6]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het betoog van de verdediging dat de verklaringen van aangeefster niet mogen worden gebruikt voor het bewijs, omdat aangeefster niet is gehoord door de verdediging overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging tot het horen van aangeefster op
23 juni 2017 afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat haar niet is gebleken in hoeverre het privéleven van de aangeefster van belang zou kunnen zijn voor de boordeling van deze strafzaak. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de door de verdediging aangevoerde discrepanties over de aanleiding van het contact tussen de verdachte en de aangeefster onvoldoende zijn onderbouwd. Deze beslissing brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat sprake is van een situatie als in bedoeld in het eerdergenoemde Vigden-arrest en dat de verklaringen van aangeefster zoals zij deze heeft afgelegd bij de politie niet mogen worden gebruikt als bewijs. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster, zoals blijkt uit de bewijsmiddelen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen en dat geen sprake is van een situatie dat de bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (sole or decisive) berust op de verklaringen van aangeefster. Er is daardoor naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een schending van het in artikel 6 van het EVRM gewaarborgde ondervragingsrecht. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt verworpen.
De rechtbank overweegt dat aangeefster van meet af aan bij de politie op essentiële punten zeer gedetailleerd en consistent heeft verklaard over het incident op 9 december 2016. Van enige ongerijmdheden in haar verklaringen is de rechtbank niet gebleken.
Bovendien worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door het rapport van het NFI van 8 maart 2017. Daarin is immers vermeld dat het afgeleide DNA-profiel van het sperma in de bemonstering van de binnenste schaamlippen van aangeefster matcht met het DNA-profiel van de verdachte en de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met dit afgeleide DNA-profiel matcht kleiner is dan één op één miljard. Het afgeleide DNA-profiel van het sperma in de bemonstering van de buitenste schaamlippen en de bemonstering diep vaginaal matcht ook met het DNA-profiel van de verdachte. Hiervan is de matchkans niet berekend. Echter, gelet op het sperma dat is aangetroffen in de binnenste schaamlippen bij aangeefster en de daarbij berekende matchkans met het DNA-profiel van verdachte, concludeert de rechtbank dat ook het sperma dat diep vaginaal is aangetroffen afkomstig is van de verdachte.
Met betrekking tot het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario dat het seksueel contact op instigatie van het slachtoffer heeft plaatsgevonden overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte is bij aanvang van zijn eerste verhoor op 10 maart 2017 door de politie medegedeeld waarvan hij werd verdacht. Hij heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht omdat hij naar eigen zeggen feit inhoudelijk nog te weinig informatie had. Pas nadat hij kennis heeft genomen van het informatief verhoor van aangeefster, de aangifte, een aanvullende verklaring van aangeefster en het NFI-rapport is de verdachte bereid geweest te verklaren. Dit maakt zijn verklaring reeds om die reden minder betrouwbaar dan dat hij diezelfde verklaring zou hebben afgelegd zonder voorafgaande kennisname van de stukken.
Voorts is de stelling van de verdachte dat hij niet eerder wenste te verklaren omdat hij niet wist waar het over ging onjuist. Uit het proces-verbaal van verhoor van 10 maart 2017 blijkt immers dat de politie hem bij aanvang heeft medegedeeld dat hij werd verdacht van een verkrachting en bedreiging van een jonge vrouw op 9 december 2016 te Oostrum en dat zijn DNA in het lichaam van die vrouw was aangetroffen. In dit verband merkt de rechtbank op dat de verdachte desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij voor die tijd nog nimmer op straat een aanbod tot seks van een onbekende vrouw had gekregen. De rechtbank acht het dan ook niet geloofwaardig dat de verdachte op 10 maart 2017 niet zou hebben geweten waar het over ging. Al met al acht de rechtbank het door verdachte gepresenteerde alternatieve scenario volstrekt onaannemelijk en onvoldoende onderbouwd.
Gelet op de verklaringen van de aangeefster, de verklaring van de verdachte dat hij op die dag in Oostrum seksueel oraal contact met de verdachte heeft gehad en de inhoud van het NFI rapport van 8 maart 2017, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte aangeefster heeft verkracht, zoals ten laste is gelegd onder 1 en dat de verdachte daarna aangeefster heeft bedreigd, zoals ten laste is gelegd onder 2.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
onder 1
op 9 december 2016 te Oostrum, door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , welk geweld en/of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld en bedreiging met een andere feitelijkheid hierin hebben bestaan dat hij, verdachte,
- ( afwisselend) achter en naast die [slachtoffer] is gaan en blijven fietsen en die [slachtoffer] (dreigend) heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Dit is een overval" en "Ik wil niets van je hebben, ik wil wat dingen van je weten" en "Ik heb een mes en als je gewoon meegaat en geen geluid maakt gebeurt er niks" en
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat er niets zou gebeuren als zij zich stil zou houden en mee zou werken en dat zij het straatje rechts na het viaduct moest pakken en toen zij halverwege het straatje was gefietst, dat zij nu moest stoppen en
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem wilde (tong)zoenen en - toen zij dit weigerde - (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar zou steken als zij hem dat kusje niet zou geven en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "doe nou maar één kusje, dan laat ik je weer gaan." en
- zijn, verdachtes, armen om die [slachtoffer] heen heeft geslagen en gehouden en
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar telefoon uit moest zetten en dat zij de voorlamp van haar fiets uit moest maken en "Als je niet meewerkt, dan prik ik door." en
- de broek van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en met zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] is gegaan en
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst seks had gehad en (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij op haar knieën moest gaan zitten en haar mond open moest doen en tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Met je tongetje, dit is geen zuigen." en (daarbij) het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- zijn, verdachtes, billen en/of anus in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geduwd en tegen die [slachtoffer] (dreigend) heeft gezegd dat zij daar moest likken en toen die [slachtoffer] zei, dat zij dat niet wilde, (dreigend) tegen haar heeft gezegd dat zij moest likken, anders zou hij, verdachte, het mes pakken en
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst was klaargekomen en (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij in de berm moest gaan liggen en
- de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] omlaag heeft gedaan en
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar ging laten klaarkomen en dat die [slachtoffer] moest zeggen dat zij het lekker vond en hoe lekker zij het vond en dat die [slachtoffer] haar telefoon moest afgeven, zodat zij de politie niet kon bellen en dat die [slachtoffer] moest kiezen tussen de telefoon afgeven en seks en dat die [slachtoffer] mee moest komen naar het einde van het straatje en dat die [slachtoffer] kon kiezen of
hij, verdachte, in kaar kut, kont of mond seks zou hebben;
onder 2
op 9 december 2016 te Oostrum [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd dat er zo nog twee negers zouden komen die haar helemaal uit zouden komen wonen en dat hij, verdachte, haar ID-kaart had en dat zij niks mocht zeggen, want hij, verdachte, wist haar te vinden en dat die [slachtoffer] niks mocht zeggen,
anders zou hij, verdachte, haar door haar kop schieten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
onder 1
verkrachting
onder 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater J.K. Harts heeft over de geestvermogens van de verdachte op 4 juni 2017 een rapport uitgebracht. Daarin is onder meer vermeld dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Deze psychopathologie heeft een chronische aard en was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte ontkent het tenlastegelegde en zodoende kan niet onderzocht worden of er een verband bestaat tussen het tenlastegelegde en de vastgestelde psychopathologie. Op basis van dit onderzoek is het derhalve niet mogelijk een uitspraak te doen over de mate van toerekenbaarheid.
Ook heeft de psycholoog J.E.J. Spée over de geestvermogens van de verdachte op
6 juni 2017 een rapport uitgebracht. Daarin is onder meer vermeld dat bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, indien en voor zover bewezen, was er bij de verdachte sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De ontkennende procespositie maakt dat er geen aanknopingspunten zijn voor het maken van een delict scenario dat betrekking heeft op het tenlastegelegde. Derhalve is het niet mogelijk om inzicht te verkrijgen in eventuele motieven, gedachten, gevoelens en gedragingen van de verdachte met betrekking tot de tenlastegelegde feiten. Evenmin is het daarom mogelijk uitspraken te doen over een mogelijk verband tussen het tenlastegelegde en de gediagnosticeerde psychische stoornis en de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid.
Ten slotte hebben de psychiater C.J.J.C.M. van Gestel en GZ-psycholoog L. Vermeulen, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (PBC), hebben over de geestvermogens van de verdachte op 14 maart 2018 een rapport uitgebracht. Daarin is onder meer vermeld dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Kern van de gebrekkige ontwikkeling is een sterke krenkbaarheid, die zowel tot berekenende, gecontroleerde agressie heeft aangezet, als tot meer impulsieve, reactieve agressie. In de loop der jaren is het beeld milder geworden. Een verhoogde mate van psychopathie werd diverse malen vastgesteld. De verdachte is nog altijd een krenkbare man, die in een steunende context agressief ‘acting out’ gedrag kan afwenden, maar in een bedreigende context niet, blijkens de diverse incidenten die in detentie hebben plaatsgevonden. Zijn persoonlijkheid is in diverse opzichten nog rudimentair ontwikkeld, met een beperkte mate van integratie tussen emoties, gedachten en gedrag. Wat er in de verdachte omgaat is voor hem en voor anderen moeilijk in te schatten, ook omdat de verdachte in de loop van zijn zeer langdurige verblijf in instellingen gehospitaliseerd is geraakt en gedrag laat zien dat eerder aangeleerd dan authentiek is. De verdachte is een rigide man die zich moeilijk in een ander kan verplaatsen, maar dit past bij de beschreven persoonlijkheidsproblematiek. Passend bij de gebrekkige ontwikkeling van de verdachte, is ook zijn seksuele ontwikkeling tot nu toe beperkt geweest. Van afwijkende voorkeuren of een afwijkende seksuele aandrift is evenwel nooit aantoonbaar sprake geweest. Onderzoekers stellen derhalve geen seksuele stoornis bij de verdachte vast. De vastgestelde persoonlijkheidsstoornis bestond ook ten tijde van de totstandkoming van het huidig tenlastegelegde. De verdachte heeft nooit eerder seksueel grensoverschrijdend (strafbaar) gedrag laten zien. Alle feiten op het strafblad van de verdachte betreffen een agressieve reactie op een krenking. Het huidig tenlastegelegde, indien bewezen, past derhalve niet in het van de verdachte welbekende delictpatroon. Op basis van het onderhavige onderzoek achten onderzoekers het niet mogelijk zich uit te spreken over het bestaan van een verband tussen de bij de verdachte vastgestelde gebrekkige ontwikkeling en het tenlastegelegde, indien bewezen. Een verband is niet te onderbouwen en evenmin uit te sluiten. Gezien het voorgaande kan de eventuele rol van verdachte’s pathologie in het plegen van het tenlastegelegde, indien bewezen, niet worden vastgesteld.
De rechtbank neemt de in voornoemd rapporten vervatte bevindingen over. Daarin is onder meer geconcludeerd dat geen uitspraken kunnen worden gedaan over de mate van toerekenbaarheid. Evenwel zijn er geen aanknopingspunten die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest en tevens dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld (tbs) en van overheidswege zal worden verpleegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij de verdachte geen seksuele stoornis is vastgesteld, zodat, bij een bewezenverklaring van de feiten, geen ‘nieuwe’ tbs dient te worden opgelegd. De verdediging verzoekt de rechtbank verder bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat het incident met aangeefster zal worden betrokken bij het lopende tbs-traject. De verdediging heeft daarom onder verwijzing naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, bij een bewezenverklaring van de feiten, verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden op te leggen zonder tbs.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting en bedreiging van een jonge vrouw. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen mee te gaan naar aan afgelegen plek en heeft haar onder meer gedwongen op diverse manieren seks met hem te hebben. Daarmee heeft de verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het bewezenverklaarde moet voor het slachtoffer buitengewoon vernederend en traumatisch zijn geweest. Dit blijkt ook wel uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Het slachtoffer lijdt als gevolg van het bewezenverklaarde aan een post traumatische stressstoornis (ptss) en heeft sindsdien moeite met werken en studeren. Haar leven is ontwricht en haar herstel duurt lang, hetgeen voor een jonge vrouw in de bloei van haar leven begrijpelijkerwijs moeilijk te verkroppen is. Ook heeft het slachtoffer in grote mate last van angstgevoelens waardoor zij beperkt wordt in haar doen en laten. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Algemeen bekend is dat slachtoffers van feiten als de onderhavige dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan lijden. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank ziet zich op grond van de omstandigheden van de zaak voor de vraag gesteld of het opleggen van de maatregel van tbs met verpleging geboden en noodzakelijk is. Nu eerder is vastgesteld dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft als omschreven in artikel 37a, eerste lid, aanhef en sub 1 van het Wetboek van Strafrecht is voor de beoordeling van die vraag relevant of de veiligheid van personen en de algemene veiligheid van goederen tot het opleggen van deze maatregel dwingt.
Zowel de deskundigen C.J.J.C.M. van Gestel en L. Vermeulen, werkzaam bij het PBC als de eerdergenoemde psychiater J.K. Harts en de psycholoog J.E.J. Spée hebben zich, gelet op de ontkenning van de verdachte, niet uitgesproken over het recidiverisico op seksueel gewelddadig gedrag. Evenmin hebben zij om die reden uitgesproken over het bestaan van een verband tussen de bij de verdachte vastgestelde gebrekkige ontwikkeling en het tenlastegelegde. Een verband is volgens de deskundigen niet te onderbouwen en evenmin uit te sluiten. Voornoemde bij het PBC werkzame deskundigen, hebben ter terechtzitting wel verklaard vaker gedurende de observatieperiode te hebben gezien dat de verdachte zaken ontkent die niet goed zijn gegaan en dat ontkennen past binnen de pathologie van de verdachte. Dit baart de rechtbank zorgen. Daarbij komt dat de verdachte gedurende zijn onbegeleid tbs-verlof een zeer ernstig feit heeft begaan, terwijl het in de lijn der verwachting lag dat zijn tbs met dwangverpleging zou worden omgezet naar een tbs onder voorwaarden. Gelet op het feit dat de verdachte ondanks het gegeven dat hij verbleef in de kliniek en slechts binnen beperkte marges en strikte voorwaarden zich buiten de kliniek mocht begeven en met vooruitzicht op een voorwaardelijke invrijheidsstelling op deze wijze over de schreef is gegaan, is de rechtbank is van oordeel dat de bescherming van de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging eist.
Daarnaast zal de rechtbank gelet op de ernst van het feit een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 50.803,02 ter zake van feit 1 en feit 2, bestaande uit: € 40.803,02 aan materiële schade (te weten de reiskosten ad.
€ 1003,18, de eigen bijdrage zorg ad. € 760,00, de kleding ad. € 300,00, ov-chipkaart ad.
€ 11,00, de dreadlocks ad. € 100,00, de elektrische fiets ad. € 1450,00, de zelfverdedigingslessen ad. € 375,00, de paardrijlessen ad. € 525,40, de kosten van de medische informatie ad. € 45,00, het inkomensverlies ad. € 6.033,44, de studievertraging ad.
€ 20.200,00, toekomstige schade ad. € 10.000,00 en € 10.000,00 voor immateriële schade, inclusief wettelijke rente en met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel dient te worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en met toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering slechts gedeeltelijk kan worden toegewezen. Ten aanzien van de reiskosten heeft de verdediging gesteld dat de afspraken bij de huisarts/therapie niet met stukken zijn onderbouwd, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat deze reiskosten zijn gemaakt. Ook blijkt uit de stukken niet dat de benadeelde partij altijd naar die afspraken is gegaan, zodat slechts € 562,46 voor toewijzing in aanmerking komt. Met betrekking tot de eigen bijdrage ziektekosten heeft de verdediging gesteld dat geen kosten kunnen worden gevorderd die nog niet zijn gemaakt. Gelet hierop komt slechts
€ 523,12 voor vergoeding in aanmerking. De ov-chipkaart had de benadeelde partij terug kunnen vragen aan de politie, zodat de kosten voor de aanschaf van een nieuwe ov-chipkaart niet voor vergoeding in aanmerking komen. De kleding heeft de benadeelde partij teruggekregen en hoeven daarom niet vergoed worden. De dreadlocks heeft de benadeelde partij zelf eruit gesneden, zodat ten behoeve daarvan geen kosten zijn gemaakt. De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een elektrische fiets nodig heeft en er bestaan goedkopere modellen dan het model dat zij heeft aangeschaft. De kosten van deze fiets komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. De kosten van de lessen zelfverdediging zijn niet onderbouwd en de vordering moet op dit punt worden afgewezen. De noodzaak van het volgen van paardrijlessen is niet onderbouwd. De kosten daarvan moeten daarom niet worden vergoed. Ten aanzien van de kosten van de medische informatie heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de door de benadeelde partij opgevoerde kosten van het inkomensverlies, studievertraging en toekomstige schade heeft de verdediging gesteld dat de beoordeling daarvan onnodig belastend is voor het strafproces, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gevraagde immateriële schadevergoeding moet worden gematigd tot € 5000,00.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij materiële schade is geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ter zake van de reiskosten ad. € 1.003,18 toewijzen. De benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij deze kosten heeft moeten maken en de verdediging heeft deze kosten onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook de door de benadeelde partij gevorderde kosten van de eigen bijdrage ziektekosten komen voor vergoeding in aanmerking ten bedrage van € 760,00. Dit eigen risico is weliswaar nog niet door de verzekering in rekening gebracht, maar de benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij reeds zoveel medische zorg heeft ondergaan dat zij het eigen risico volledig zal komen te betalen. Deze medische zorg staat in rechtstreeks verband tot het bewezenverklaarde. Hoewel de kosten nog niet in rekening zijn gebracht, is de schade wel reeds geleden en naar omvang concretiseerbaar.
De door de benadeelde partij gevorderde kosten van de kleding ten bedrage van € 300,00 voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht het redelijk dat de benadeelde partij nieuwe kleding heeft aangeschaft aangezien de kleding die zij droeg door de politie in beslaggenomen was en pas na een jaar werd geretourneerd.
De gevorderde kosten van de aanschaf van een nieuwe ov-chipkaart ad. € 11,00 zal de rechtbank toewijzen, omdat de benadeelde partij voldoende heeft onderbouwd dat zij deze kosten heeft moeten maken. De gevorderde kosten van de zelfverdedigingslessen en de paardrijlessen ten bedrage van respectievelijk € 375,00 en € 525,40 zal de rechtbank toewijzen, omdat deze kosten voldoende rechtstreeks verband houden met de bewezenverklaarde feiten. De psycholoog N.J. Oomkes heeft immers bij schrijven van 18 april 2018 te kennen gegeven dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde onder behandeling is in verband met ptss en dat zij baat heeft bij de paardrijlessen en de zelfverdedigingslessen. De rechtbank zal ook de gevorderde kosten met betrekking tot het opvragen van de medische informatie ad. € 45,00 toewijzen, nu deze kosten niet zijn betwist.
Ten aanzien van het gevorderde inkomensverlies volgt de rechtbank de benadeelde partij in haar subsidiaire standpunt, omdat voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij inkomensverlies heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Daarbij moet naar het oordeel van de rechtbank uit worden gegaan van het laatstverdiende inkomen van de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 4.744, 10 toewijzen in verband met het inkomensverlies van de benadeelde partij voor de periode december 2016 tot en met augustus 2017. Voorts zal de rechtbank het gevorderde bedrag ad. 20.200,00 ter zake studievertraging toewijzen. Voor de hoogte van het bedrag is aansluiting gezocht bij de Letselschade Richtlijn Studievertraging. Verder heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat zij zich ten tijde van het bewezenverklaarde al had ingeschreven voor de studie Farmacie in Groningen en dat zij niet heeft kunnen starten met deze studie als gevolg van de door het bewezenverklaarde opgelopen ptss en de medicatie die zij daarvoor moest nemen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij ter zake van het verwijderen van haar dreadlocks ad. € 100,00 niet-ontvankelijk verklaren omdat het rechtstreeks verband tussen de strafbare gedragingen van de verdachte en de gemaakte kosten onvoldoende is komen vast te staan. Om diezelfde reden komen de gevorderde kosten voor de aanschaf van de elektrische fiets ten bedrage van € 1.450,00 thans niet voor vergoeding in aanmerking.
Ook voor zover de vordering van de benadeelde partij ziet op toekomstige schade ad.
€ 10.000,00 zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering leent zich niet voor een behandeling bij de strafrechter, omdat de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten, zoals thans naar voren gebracht, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat door de benadeelde partij immateriële schade is geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Bij het vaststellen van de hoogte van deze schade zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Daarin is als uitgangspunt vermeld bij een verkrachting met seksueel binnendringen een bedrag van € 5000,00. Gelet hierop en het feit dat de benadeelde partij ook gedwongen is andere seksuele handelingen bij de verdachte te verrichten en er sprake is van bedreiging zowel voorafgaande, tijdens als na afloop van de verkrachting, acht de rechtbank een bedrag van € 6.500,00 voor de tot op heden geleden immateriële schade billijk. Voor het overige zal de rechtbank deze vordering afwijzen.
Tevens zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf
9 december 2016 tot aan de dag van algehele voldoening. Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 en feit 2 tot een gevangenisstraf van drie jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte, met verpleging van overheidswege;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 34.463,68,- (bestaande uit € 6.500,00,- immateriële schade en
€ 27.963,68,- materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de vordering van de benadeelde partij ter zake het verwijderen van de dreadlocks, de elektrische fiets en de toekomstige schade niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij ter zake de overige immateriële schade af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 34.463,68,- bij niet betaling en verhaal te vervangen door 100 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 december 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P. van Deventer, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. C. Drent, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juli 2018.
Mr. M.J.A.G. van Baal en mr. S.A.J. Wenders zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 december 2016 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , welk geweld en/of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of bedreiging met een andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- ( afwisselend) achter en/of naast die [slachtoffer] is gaan en/of blijven fietsen en/of die [slachtoffer] (dreigend) heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Dit is een overval" en/of "Ik wil niets van je hebben, ik wil wat dingen van je weten" en/of "Ik heb een mes en als je gewoon meegaat en geen geluid maakt gebeurt er niks" en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat er niets zou gebeuren als zij zich stil zou houden en/of mee zou werken en/of dat zij het straatje rechts na het viaduct moest pakken en/of toen zij halverwege het straatje was gefietst, dat zij nu moest stoppen en/of
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of zij hem wilde (tong)zoenen en - toen zij dit weigerde - (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar zou steken als zij hem dat niet zou geven en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "doe nou maar één kusje, dan laat ik je weer gaan." en/of
- zijn, verdachtes, armen om die [slachtoffer] heen heeft geslagen en/of gehouden en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar telefoon uit moest zetten en/of dat zij de voorlamp van haar fiets uit moest maken en/of "Als je niet meewerkt, dan prik ik door." en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of met zijn, verdachtes, hand in de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst seks had gehad en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij op haar knieën moest gaan zitten en/of haar mond open moest doen en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Met je tongetje, dit is geen zuigen." en/of (daarbij) het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- zijn, verdachtes, billen en/of anus in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of tegen die [slachtoffer] (dreigend) heeft gezegd dat zij daar moest likken en/of toen die [slachtoffer] zei, dat zij dat niet wilde, (dreigend) tegen haar heeft gezegd dat zij moest likken, anders zou hij, verdachte, het mes pakken en/of
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd wanneer zij voor het laatst was klaargekomen en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij in de berm en/of struiken moest gaan liggen en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] omlaag heeft gedaan en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, haar ging laten klaarkomen en/of dat die [slachtoffer] moest zeggen dat zij het lekker vond en/of hoe lekker zij het vond en/of dat die [slachtoffer] haar telefoon moest afgeven, zodat zij de politie niet kon bellen en/of dat die [slachtoffer] moest kiezen tussen de telefoon afgeven en seks en/of dat die [slachtoffer] mee moest komen naar het einde van het straatje en/of dat die [slachtoffer] kon kiezen of
hij, verdachte, in kaar kut, kont of mond seks zou hebben;
2.
hij op of omstreeks 09 december 2016 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk
geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer] gezegd dat er zo nog twee negers zouden komen die haar helemaal uit zouden komen wonen en/of dat hij, verdachte, haar ID-kaart had en dat zij niks mocht zeggen, want hij, verdachte, wist haar te vinden en/of dat die [slachtoffer] niks mocht zeggen,
anders zou hij, verdachte, haar door haar kop schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 2016222213, gesloten d.d. 26 mei 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 404.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2016 met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 109 tot en met 119.
3.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, doorgenummerde dossierpagina’s 103 tot en met 107.
4.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 juli 2018.
5.Een geschrift, zijnde de Onderzoeksrapportage behorende bij de onderzoeksset zedendelicten met identiteitszegel ZAAC8175NL, doorgenummerde dossierpagina’s 176 tot en met 183.
6.Een deskundige verslag, zijnde het rapport van het NFI van 8 maart 2017 van het Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Oostrum op 9 december 2016, doorgenummerde dossierpagina’s 191 tot en met 195.