In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 13 juli 2018, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J.M. Stassen, een kort geding aangespannen tegen B.J.M. Finance B.V. De vordering van eiser betreft de afgifte van originele bronbescheiden, waaronder bankafschriften en facturen, die betrekking hebben op de periode van 1 januari 2015 tot en met augustus 2017. Eiser stelt dat de documenten noodzakelijk zijn voor zijn bedrijfsvoering en dat B.J.M. Finance B.V. ondeugdelijk werk heeft geleverd, wat heeft geleid tot een geschil over de afgifte van deze documenten.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 december 2017, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 december 2017. Na een schorsing om een minnelijke regeling te treffen, heeft eiser op 2 januari 2018 aan de rechtbank gemeld dat er een vergelijk was bereikt. Echter, de afgifte van de documenten heeft tot verdere complicaties geleid, waardoor eiser genoodzaakt was om het kort geding aanhangig te maken. B.J.M. Finance B.V. heeft erkend dat de documenten begin januari 2018 zijn overgedragen, maar stelt dat eiser geen recht heeft op de gevraagde documenten vanwege een retentierecht.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen materieel belang meer is bij een toewijzend vonnis, aangezien de documenten inmiddels zijn teruggegeven aan eiser. Desondanks is de vordering terecht ingesteld, en is B.J.M. Finance B.V. veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 1.352,21. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van eiser om een hogere vergoeding voor het salaris van de advocaat afgewezen, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.