Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
3.[gedaagde sub 3] ,
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00;
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert eiser, een erfgenaam, dat de onwillige erfgenamen, waaronder gedaagde sub 1, sub 2 en sub 3, worden veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning die tot de nalatenschap van hun overleden moeder behoort. De moeder is op 22 september 2017 overleden en in haar testament heeft zij gedaagde sub 1 als executeur benoemd. De woning is te koop aangeboden voor € 269.000,--, maar er zijn al biedingen van € 245.000,-- gedaan. Eiser stelt dat de verkoop noodzakelijk is om de nalatenschap af te wikkelen en om te voorkomen dat er schade ontstaat door een gebrekkige scheidsmuur. Gedaagde sub 3 verzet zich tegen de verkoop, onder andere omdat hij vreest dat de potentiële kopers een coffeeshop uitbaten en mogelijk drugs willen verkopen vanuit de woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van eiser bij de verkoop van de woning evident is, gezien de klachten van de buren en de financiële situatie van de nalatenschap. De vordering van eiser wordt in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van de hoofdelijke veroordeling tot medewerking aan de verkoop, omdat de gedaagden niet in staat zijn om deze verplichting na te komen. Gedaagde sub 3 wordt veroordeeld in de proceskosten.