ECLI:NL:RBLIM:2018:6773

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
4702m6649471 cv expl 18-785
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten met verweer tegen opzegging van de overeenkomst

In deze zaak vordert de besloten vennootschap ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V. betaling van onbetaalde energiekosten van de gedaagde partij, die stelt dat de overeenkomst is opgezegd. De kantonrechter heeft op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in Roermond. De eisende partij heeft facturen overgelegd die onbetaald zijn gebleven, en vordert een totaalbedrag van € 1.375,02, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij voert aan dat zij de overeenkomst per 1 juni 2017 heeft opgezegd, maar kan dit niet onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat de overeenkomst is beëindigd en wijst de vordering van de eisende partij toe. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 860,21. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6649471 \ CV EXPL 18-785
Vonnis van de kantonrechter van 18 juli 2018
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENGIE NEDERLAND RETAIL B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G.M.M. van Tilborg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar een overeenkomst betreffende de levering van energie aangegaan ten behoeve van het adres [ander adres gedaagde partij ] te [woonplaats ander adres gedaagde partij] .
2.2.
De volgende facturen zijn aan gedaagde partij gezonden en zijn onbetaald gebleven:
  • F012179737, 13 juni 2017 ad € 412,49
  • F012441400, 13 juli 2017 ad € 683,00;
  • F012441400, 25 juli 2017 ad € 118,41 (eindafrekening).

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat en na vermindering van eis - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 1.152,03, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagde partij voert bij dupliek aan dat eisende partij niet heeft voldaan aan de substantiëringsplicht en bewijsaandraagplicht. Eisende partij heeft immers eerst bij repliek haar standpunten onderbouwd en het verweer van gedaagde partij is niet in de dagvaarding opgenomen. De kantonrechter verwerpt het verweer van gedaagde partij en overweegt daartoe als volgt. Gedaagde partij geeft niet aan welk verweer niet in de dagvaarding is opgenomen. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde partij, eerder dan in deze procedure, enig bezwaar tegen de vordering kenbaar heeft gemaakt. Evenmin blijkt dat eisende partij zich in de dagvaarding op stukken heeft beroepen die niet bij dagvaarding zijn overgelegd. Eisende partij stelt eenvoudigweg dat partijen een overeenkomst hebben gesloten, maar zij heeft in de dagvaarding geen beroep gedaan of verwezen naar de schriftelijke overeenkomst. Hoewel het wellicht handiger was geweest dat de facturen reeds bij dagvaarding waren overgelegd, is het niet zo dat gedaagde partij hierdoor in haar verdediging is geschaad. Gedaagde partij betwist immers de gestelde overeenkomst niet en stelt naar aanleiding van de facturen en de aanmaningen telefonisch contact te hebben opgenomen. Hieruit volgt dat gedaagde partij de inhoud van de facturen kent.
4.2.
Eisende partij vordert betaling van de hiervoor genoemde facturen, zulks met aftrek van een bedrag van € 61,87 in verband met ten onrechte in rekening gebrachte aanmaankosten. Als niet betwist staat vast dat partijen een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot de levering van energie aan het adres [ander adres gedaagde partij ] te [woonplaats ander adres gedaagde partij] . Ten onrechte vermeldt eisende partij in haar repliek dat aan het adres [adres gedaagde partij] te [woonplaats gedaagde partij] energie is geleverd, maar uit de schriftelijke overeenkomst (productie 1 bij repliek) blijkt dat dit het postadres is.
4.3.
Eisende partij stelt dat door opzegging door gedaagde partij de overeenkomst ter zake de levering van gas is geëindigd per 20 juli 2017. Ter adstructie legt eisende partij als productie 4 bij repliek de bevestigingsbrief over. Omdat een overeenkomst voor de duur van drie jaar was aangegaan, heeft eisende partij opzegkosten in rekening gebracht. De overeenkomst ter zake de levering van elektriciteit is geëindigd per 12 juli 2017.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eisende partij een uittreksel van het Centraal aansluitingenregister overgelegd.
4.4.
Gedaagde partij verweert zich tegen de vordering en voert aan haar bedrijf op
1 juni 2017 te hebben uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ruim van te voren heeft gedaagde partij dit aan eisende partij doorgegeven, zodat eisende partij ervan op de hoogte was dat levering van gas en elektriciteit niet meer nodig was. Op 15 juni 2017 is gedaagde partij nog in het pand geweest en toen bleek dat er inderdaad geen elektriciteit meer was.
Nadat gedaagde partij facturen en aanmaningen ontving, heeft hij telefonisch contact opgenomen en gerefereerd aan de eerdere telefoongesprekken. Op verzoek van eisende partij heeft gedaagde partij zelfs nog de uitschrijving van de Kamer van Koophandel gestuurd.
4.5.
De kantonrechter verwerpt het verweer van gedaagde partij bij gebrek aan een onderbouwing daarvan. Gedaagde partij stelt per 1 juni 2017 de overeenkomst te hebben opgezegd, maar toont dit niet aan. Het enkele feit dat gedaagde partij de door haar gedreven onderneming heeft uitgeschreven bij de registers van de Kamer van Koophandel is in elk geval onvoldoende om aan te nemen dat ook de overeenkomst met eisende partij is geëindigd. Ook het verweer dat op 15 juni 2017 geen elektriciteit meer geleverd werd, is niet onderbouwd of op enige wijze aangetoond.
Bij gebrek aan onderbouwd verweer gaat de kantonrechter daarom uit van de beëindigingsdata zoals door eisende partij gehanteerd. Dit brengt met zich dat gedaagde partij gehouden is de facturen te voldoen. Bij deze facturen is immers het verbruik tot aan de beëindigingsdata in rekening gebracht.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat de verminderde vordering van eisende partij kan worden toegewezen, met inbegrip van de gevorderde rente en incassokosten. Tegen deze nevenvorderingen is immers in het geheel geen verweer gevoerd, zodat deze als niet weersproken vast staan. Ter zake de rente geldt dat eisende partij haar vordering op dit punt heeft verminderd met € 2,20.
4.7.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 84,21
  • griffierecht 476,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 860,21
4.9.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 1.375,02, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.152,03 vanaf 12 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 860,21,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: