ECLI:NL:RBLIM:2018:6611

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
C/03/243883 / HA ZA 17-644
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en onvoldoende onderbouwing van subsidieverlening door gemeente Heerlen aan projectontwikkelaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap B.V. (eiseres in conventie, verweerster in reconventie) en de Gemeente Heerlen (gedaagde). De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door een betalingstoezegging van € 360.000,- niet na te komen, die zou zijn gedaan ten behoeve van de ontwikkeling van het voormalig gemeentehuis in Hoensbroek. De gemeente betwistte dat er door bevoegde personen een dergelijke toezegging was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tegen het college van burgemeester en wethouders, omdat dit college geen rechtspersoonlijkheid bezit. De vorderingen tegen de gemeente werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde toezeggingen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente niet aansprakelijk was voor de vermeende schade en dat het beslag dat door de eiseres was gelegd onrechtmatig was. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die aanzienlijk waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/243883 / HA ZA 17-644
Vonnis van 11 juli 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.L. Emons,
tegen
1.
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE HEERLEN, in zijn hoedanigheid van bestuurder van de gemeente Heerlen,
zetelend te Heerlen,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaten mr. R.H.J. Cox en mr. A.J.M. van Diem.
Eiseres zal hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden genoemd. Gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 zullen hierna respectievelijk het college en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
  • de aanvullende producties van gedaagden,
  • het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 30 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het stuk van 2 mei 2011 van de provincie Limburg aan het college (productie 1 bij dagvaarding) houdt in, voor zover relevant:

Hierbij delen wij u mede dat wij besloten hebben voor de projecten Hoensbroek/voormalig gemeentehuis (…) extra middelen toe te kennen (…).
Het project Hoensbroek/voormalig gemeentehuis behelst ontwikkeling van het voormalig gemeentehuis Hoensbroek tot eerstelijns zorgcentrum (…). Hiervoor stellen wij € 360.000,00 beschikbaar. (…)”.
2.2.
De als productie 1 bij antwoord in conventie overgelegde subsidiebeschikking van
24 augustus 2011 ondertekend door het college en gericht aan [naam BV 1] BV houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Het voormalig gemeentehuis in Hoensbroek wordt (…) als een karakteristiek pand beschouwd dat behouden dient te blijven (…).
Besluit
(…)
1.
Aan [naam BV 1] BV een doelsubsidie te verstrekken van € 544.000 (…) ten behoeve van de realisatie van (…) én renovatie van het voormalig gemeentehuis Hoensbroek.
(…)
De voorwaarden (…) zijn de volgende:
Het project dient te zijn gerealiseerd in de periode 1 augustus 2011 – 1 juni 2012 (…).
(…)
De subsidie zal in twee gedeeltes worden uitbetaald, te weten (…) € 360.000 bij start werkzaamheden (…).”.
2.3.
Het als productie 2 bij antwoord in conventie overgelegde schrijven van
17 december 2012 van het college en gericht aan [naam advocaten] Advocaten houdt in, voor zover relevant:

Op 24 augustus 2011 is aan [naam BV 1] BV een subsidiebeschikking (…) afgegeven ten behoeve van de realisatie (…) én renovatie van het voormalig gemeentehuis Hoensbroek.
Een van de voorwaarden in de beschikking stelt dat het project vóór 1 juni 2012 gerealiseerd dient te zijn. Helaas blijkt dat door het faillissement van [naam BV 1] BV er geen sprake is van realisatie. (…)
Voornoemde beschikking wordt dan ook onzerzijds ingetrokken.”.
2.4.
Het hiervoor genoemde bedrag van € 360.000,- is omstreeks 2011 door de provincie aan de gemeente overgemaakt.
2.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft het voormalig gemeentehuis in 2013 uit het faillissement van [naam BV 1] gekocht.
2.6.
In 2016 en 2017 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en de gemeente over de mogelijkheid voor [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] om (de eerder aan [naam BV 1] toegekende) subsidie(s) te verkrijgen ten behoeve van de ontwikkeling van het voormalig gemeentehuis.
a. Het als productie 2 bij dagvaarding overgelegde verslag van het gesprek op 8 juni 2016, opgemaakt door [naam 1] van [naam BV 2] ( [naam BV 2] BV, zie productie 5 antwoord in conventie) houdt in, voor zover relevant:
“SUBSIDIE PROVINCIE
(…)
Destijds is toegezegd dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gebruik kan maken van de bestaande subsidie welke destijds aan [naam BV 1] was toegekend (…)
Hiervoor stelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een aanvraag op. (…)
De aanvraag wordt voorbesproken bij de gemeente en indien nodig bijgesteld. Op basis van de definitieve opzet zal de gemeente Heerlen een aanvraag doen bij de Provincie. (…)”.
b. Het als productie 3 bij dagvaarding overgelegde bericht van 13 juni 2016 van [naam 2] van de gemeente houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Subsidie provincie: we willen als gemeente er net niet tussenin zitten, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] doet rechtstreeks zaken met provincie zolang ze er vastgoed van willen aankopen, wij organiseren wel een gesprek. (…)”.
c. Het als productie 5 bij dagvaarding overgelegde bericht van 8 december 2016 13:26 van [naam 3] van de gemeente aan [naam 2] houdt in, voor zover relevant:

Hallo [naam 2] , wat is specifiek de vraag?
(…)
De bruikbaarheid van de taxatie kan ik moeilijk beoordelen. Gezien de markt en de opzet van de taxatie vind ik het nog een uitdaging om dit gebouw tegen deze prijs weg te zetten in Hoensbroek. (…) De taxatie gaat uit van een huurprijs van € 75,= (…). Waarop is het gevraagde bedrag van € 380.000 (…) gebaseerd? De provincie had € 360.000 ter beschikking gesteld. (…) Wat is met het subsidiebedrag van 360k gebeurt. Hebben we het naar [naam BV 1] overgemaakt, is het teruggehaald uit de boedel? Hebben we het weer herbestemd voor de Royal? Wat mogen we met deze subsidie als de uitvoering dient te starten voor 2012?
m.a.w. veel vragen weinig helderheid.”.
d. Het als productie 6 bij dagvaarding overgelegde bericht van 8 december 2016 13:58 van [naam 2] aan [naam 3] houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Met de taxatie doen wij vooralsnog niets, behalve als zij die nu inbrengen om iets mee af te dekken (dat weet ik niet). De subsidie van € 360.000 gaan wij inzetten voor het voorterrein en mogelijk om een realistisch tekort (niet zijnde financiering van het vastgoed dat de artsen verlaten) af te dekken. Helder?”.
e. Het als productie 7 bij dagvaarding overgelegde verslag van de op 7 februari 2017 gehouden vergadering Projectgroep Voormalig gemeentehuis Hoensbroek, opgesteld door [naam 2] , houdt in, voor zover van belang:
“(…)
Dit overleg is ervoor om te kijken waar we staan en hoe verder.
Onderstaand de actie en aandachtspunten.
(…)
-
Na akkoord over financiën zullen [naam 2] en [medewerker gemeente] de provinciale subsidie van € 360.000 ophardden. Toevoegen: deze subsidie is uitsluitend bedoeld voor het project en de ontwikkleaar [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bv en de financiële middelen hiervoor, staan nog steeds geparkeerd op een rekening van de Gemeente Heerlen.Reactie [naam 2] : subsidie is niet meer beschikbaar. Deze is nu opgenomen in de provinciale bijdrage aan het centrum van Heerlen. Tekst kan dus niet worden toegevoegd.
(…)
3. Bestaande Subsidiebedrag completeren en overdragen, medio maart 2017?Reactie [naam 2] ; zie bovenstaande opmerking over de subsidie van € 360.000. Kan dus niet. Gevelsubsidie is akkoord.
(…)”.
2.7.
Bij e-mailbericht van [naam 2] van 21 maart 2017 (productie 11 conclusie van antwoord in conventie) laat de gemeente [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] weten, voor zover relevant:

Naar aanleiding van jouw recente mails en telefoontje van vanochtend bijgaand mijn reactie op jouw toevoegingen op het verslag van 7 februari.
Belangrijkste opmerking: het bedrag van € 360.000 is niet meer beschikbaar voor dit project. De provincie heeft dit zonder overleg met ons toegevoegd aan het bedrag dat de provincie wil inzetten voor het Centrumplan van de gemeente Heerlen. (…)”.
2.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft op 22 september 2017 conservatoir derdenbeslag gelegd onder de Bank Nederlandse Gemeenten op de gelden van de gemeente, tot zekerheid van verhaal op een vordering op de gemeente begroot op € 702.000,- (130% x € 540.000,-).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert, na vermindering van eis ter comparitie, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld,
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt:
a) tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van € 360.000,-, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juli 2017, meer subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
b) tot vergoeding aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 6.175,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
c) tot vergoeding aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de kosten van deze procedure, inclusief de kosten verbonden aan het leggen van de beslagen.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat ter zake van het bedrag van € 360.000,- sprake is van een betalingstoezegging.
3.3.
De gemeente betwist dat betalingstoezeggingen door daartoe bevoegde personen zijn gedaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De gemeente vordert dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het op 22 september 2017 door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder de Bank Nederlandse Gemeenten gelegde beslag opheft, dan wel, subsidiair, vermindert tot een bedrag van € 180.000,-, dan wel, meer subsidiair, tot een bedrag van € 540.000,-, dan wel nog meer subsidiair, tot een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
voor recht verklaart dat door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het beslag geheel ten onrechte dan wel vexatoir, en daarmee onrechtmatig, is gelegd en dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aansprakelijk is voor de dientengevolge door de gemeente geleden schade,
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt tot vergoeding van de door de gemeente door het beslag geleden en nog te lijden schade, op dit moment te begroten op de ter zake het beslag gemaakte advocaatkosten ad € 397,14, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 119 BW vanaf de datum van beslaglegging, althans vanaf de factuurdatum (13 oktober 2017) van voorbedoelde kosten, althans vanaf de datum van het vonnis van de rechtbank, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot en met de dag der algehele voldoening.
3.6.
De gemeente legt hieraan ten grondslag dat het beslag onrechtmatig is gelegd.
3.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

het college
4.1.
Het college bezit geen rechtspersoonlijkheid in de zin van art. 2:1 lid 1 BW. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot veroordeling van het college. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het college worden begroot op nihil.
vermindering van eis
4.2.
De rechtbank doet recht op de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tijdens de comparitie na antwoord verminderde eis.
grondslag vordering
4.3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert, met inachtneming van het verhandelde ter zitting zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal, als grondslag voor haar vordering aan dat de gemeente haar betaling van € 360.000,- (aan provinciale subsidie) heeft toegezegd. Daarmee is de vordering een vordering tot nakoming.
4.4.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt ten aanzien van de volgens haar gedane toezegging als volgt. De heer [medewerker provincie] (werkzaam bij de provincie) en de heer [medewerker gemeente] (werkzaam bij de gemeente), lieten volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] weten dat een officiële aanvraag niet nodig was en dat intern tussen de provincie en de gemeente zou worden geregeld dat het bedrag van € 360.000,- zou worden uitbetaald. Deze betalingstoezegging hield volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in dat er geen subsidieaanvraag hoefde te worden ingediend en dat er intern zou worden geregeld dat het bedrag van € 360.000,-, dat de provincie destijds al aan de gemeente had uitbetaald, aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zou worden uitbetaald. Deze vóór 7 februari 2017 gedane betalingstoezegging is aldus [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vervolgens tijdens de vergadering van 7 februari 2017 herhaald. Met het woord ‘ophardden’ in productie 7 bij dagvaarding is deze hele gang van zaken samengevat en bedoeld. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] biedt uitdrukkelijk bewijs aan van (1) de volgens haar door [medewerker provincie] en [medewerker gemeente] gedane betalingstoezegging voorafgaand aan de vergadering van 7 februari 2017 alsmede (2) de herhaling van die betalingstoezegging tijdens de vergadering van 7 februari 2017.
toezegging vóór de vergadering van 7 februari 2017?
4.5.1.
Gesteld noch gebleken is dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de inhoud van de hiervoor in rov. 2.1. tot en met 2.3. genoemde stukken nog niet kende voordat de onder 2.6. genoemde gesprekken aanvingen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wist dus, of had moeten weten, dat de gemeente het bedrag van € 360.000,- niet meer beschikbaar had voor het gemeentehuis. Voor zover [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dit al niet wist gelet op het in rov. 2.6. sub b genoemde stuk, had zij dit in elk geval uit dit stuk moeten afleiden. Dat de gemeente feitelijk misschien nog over dit bedrag beschikte, brengt niet anders met zich, juist omdat de grond waarom dit geld was overgeboekt, niet meer bestond. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , als professioneel projectontwikkelaar, mag bekend worden verondersteld met dit soort regels en de gevolgen daarvan. Met inachtneming van het vorenstaande, weet [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , of behoort [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als professionele projectontwikkelaar ook te weten dat toezeggingen omtrent betalingen van dit soort formeel dus vervallen subsidie bedragen alleen door daartoe door de gemeente bevoegd verklaarde personen kunnen worden gedaan. Gesteld noch gebleken is dat dhr. [medewerker gemeente] , die volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de gestelde toezegging zou hebben gedaan, een dergelijke bevoegde persoon is. Voor zover de vordering dan ook berust op de stelling dat [medewerker gemeente] de betaling heeft toegezegd, kan die vordering niet worden toegewezen. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe: een eventueel vaststaande toezegging door [medewerker gemeente] bindt de gemeente niet.
4.5.2
Voor zover een toezegging door dhr. [medewerker provincie] , werkzaam bij de provincie, zou zijn gedaan, kan een dergelijke toezegging de gemeente niet binden. Hij is geen medewerker van de gemeente maar een medewerker van de provincie. De omstandigheid dat het geld op dat moment - al sinds 2011 - op de rekening van de gemeente stond, maakt dit ook niet anders. Ook dit had [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als professioneel projectontwikkelaar moeten weten.
Gelet op het voorgaande wordt aan bewijslevering op dit punt ook niet toegekomen wat de gestelde toezegging van dhr. [medewerker provincie] betreft.
toezegging tijdens de vergadering van 7 februari 2017?
4.6.
De gemeente betwist dat uit het woord ‘ophardden’ valt af te leiden dat er een toezegging is gedaan. Volgens de gemeente is bedoeld dat [naam 2] en [medewerker gemeente] gedurende de bespreking op 7 februari 2017 hebben aangegeven dat zij bereid waren binnen de gemeente en eventueel bij de provincie navraag te doen naar de vraag hoe het stond met de status en beschikbaarheid van de provinciale gelden. Uit navraag naar de status van de provinciale gelden bleek vervolgens dat deze inmiddels een nieuwe bestemming hadden gekregen, hetgeen vervolgens meteen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is meegedeeld.
4.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft met niets onderbouwd dat het woord ‘ophardden’ betekent dat haar betaling van € 360.000,- is toegezegd. Uit de correspondentie zoals vermeld in rov. 2.6. sub a tot en met d kan de rechtbank niet afleiden dat voldoende definitieve toezeggingen zijn gedaan. Gelet daarop valt niet te begrijpen dat zonder nadere in het verslag gegeven uitleg, die ontbreekt, iets zo belangrijks als betaling van € 360.000,- zou zijn verwoord met een woord dat voor zover de rechtbank weet alleen bekend is uit de binnenscheepvaart, maar dan geschreven als “opharden”. Zonder nadere, maar eveneens ontbrekende toelichting, is verder onbegrijpelijk dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , ook na ontvangst van het gecorrigeerde verslag, enige tijd na de vergadering, niet terstond heeft gereageerd met de stelling dat er onvoorwaardelijke harde betalingstoezeggingen zijn gedaan op de vergadering van 7 februari 2017. Dat had, indien aan het woord ophardden de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voorgehouden betekenis diende te worden gegeven, wel in de rede gelegen. Dat aan het woord ophardden de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voorgestane betekenis dient te worden toegekend, is dan ook zodanig onvoldoende feitelijk onderbouwd dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op dit punt gedane bewijsaanbod zal (dan ook) worden gepasseerd.
4.8.
De gevorderde verklaring voor recht en de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling door de gemeente van € 360.000,- dienen, gelet op het voorgaande, te worden afgewezen. De met deze vorderingen samenhangende nevenvorderingen zullen gelet hierop eveneens worden afgewezen.
4.9.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gemeente worden begroot op:
- griffierecht 3.894,00
- salaris advocaat
6.198,00(2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 3.099,00)
Totaal € 10.092,00
in reconventie
opheffen beslag
4.10.
De gemeente vordert, onder verwijzing naar art. 705 (lid 2) Rv, opheffing, dan wel vermindering, van het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder de Bank Nederlandse Gemeenten op de bankrekening van de gemeente gelegde beslag tot een bedrag van € 702.000,-.
4.11.
Het beslag dient volgens de gemeente te worden opgeheven, nu summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen recht. Het beslag is aldus de gemeente voorts onnodig en lichtvaardig gelegd, nu er geen enkele reden was om aan te nemen dat de gemeente geen verhaal zou bieden. Ten aanzien van het bedrag ter hoogte waarvan het beslag is gelegd is bovendien een behoorlijke opslag van 130% gehanteerd.
4.12.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat de gemeente belang heeft bij het opheffen van het beslag en verwijst in dat verband naar art. 704 lid 2 Rv. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verliest daarbij naar het oordeel van de rechtbank uit het oog dat, van het van rechtswege komen te vervallen van het beslag, eerst sprake kan zijn wanneer het vonnis waarin (afwijzend) op de onderhavige hoofdzaak is beslist, in kracht van gewijsde is gegaan. Hier is ten tijde van het wijzen van dit vonnis nog geen sprake van. Tegen dit vonnis staat immers nog hoger beroep open. De gemeente heeft aldus belang bij het opheffen van het beslag. De rechtbank overweegt ter zake van het beslag als volgt.
4.13.
De vorderingen ter waarborging waarvan het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gelegde beslag strekt, worden zoals hierboven onder r.o. 4.8. weergegeven integraal afgewezen. Het inroepen van het recht tot beslaglegging kan gelet op de gronden die aan die afwijzing ten grondslag liggen, naar het oordeel van de rechtbank als ondeugdelijk worden aangemerkt. Het leggen van het beslag kan naar het oordeel van de rechtbank eveneens als onnodig, en ook nog tot een onnodig hoog bedrag, worden aangemerkt. Er was immers geen enkele reden om aan te nemen dat de gemeente, een overheidsorgaan, geen verhaal zou kunnen bieden, dan wel dat er gegronde vrees voor verduistering bestond. Handhaving van het beslag dient dan ook geen enkel doel zodat het gelegde beslag zal worden opgeheven.
schadevergoeding
4.14.
De gemeente vordert tevens vergoeding van de door haar als gevolg van het gelegde beslag geleden schade in de vorm van advocaatkosten ad € 397,14. Het gelegde beslag is volgens de gemeente onrechtmatig/vexatoir en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is aansprakelijk voor de als gevolg daarvan door de gemeente geleden schade.
4.15.
Het beslag heeft, gelet op de integrale afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in samenhang met de gronden die aan die afwijzing ten grondslag liggen, alsmede hetgeen (overigens) onder r.o. 4.13. is overwogen als onrechtmatig te gelden. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is derhalve gehouden om de door de gemeente als gevolg hiervan geleden schade (en nog te lijden schade), op dit moment (onbetwist) begroot op € 397,14, te vergoeden. De door de gemeente over dit bedrag gevorderde wettelijke rente, met als onbetwist door de gemeente gestelde ingangsdatum datum beslaglegging, zal worden toegewezen.
4.16.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- salaris advocaat
1.549,50(0,5 punt × tarief € 3.099,00)
Totaal € 1.549,50

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet-ontvankelijk in haar vorderingen voor zover deze zien op het college van burgemeester en wethouders,
5.2.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten van het geding tussen haar en het college van burgemeester en wethouders, tot op heden aan de zijde van dit college begroot op nihil,
5.3.
wijst de vorderingen af voor zover ingesteld tegen de gemeente,
5.4.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 10.092,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag, vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten, met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.4. en 5.5. gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.7.
heft het op 22 september 2017 door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder de Bank Nederlandse Gemeenten gelegde beslag op,
5.8.
verklaart voor recht dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het beslag ten onrechte en daarmee onrechtmatig, heeft gelegd en dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aansprakelijk is voor de dientengevolge door de gemeente geleden schade,
5.9.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot vergoeding van de door de gemeente door het beslag geleden en nog te lijden schade, op dit moment begroot op de ter zake het beslag gemaakte advocaatkosten ad € 397,14, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW daarover, vanaf de datum van beslaglegging tot de dag van volledige betaling,
5.10.
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op 1.549,50,
5.11.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.7., 5.9. en 5.10. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: CB