ECLI:NL:RBLIM:2018:6595

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
03/866104-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, diefstal van elektriciteit en voorhanden hebben van een stroomstootwapen

Op 11 juli 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 maart 2015 in Sittard meerdere verdovende middelen, waaronder MDMA, cocaïne, amfetamine en hasjiesj, voorhanden had. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van diefstal van elektriciteit en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig had 28,92 gram MDMA, 15,4 gram cocaïne, 1030 gram amfetamine en 33 gram hasjiesj. De diefstal van elektriciteit werd wettig bewezen verklaard, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van braak of verbreking. De verdachte had ook een stroomstootwapen in zijn bezit, wat eveneens bewezen werd verklaard. De rechtbank hield rekening met het tijdsverloop van meer dan drie jaar tussen de aanhouding en de berechting, wat in het voordeel van de verdachte werd meegewogen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en overwoog de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866104-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende in [adres] ,
gedetineerd in [adresgegevens PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S. Weening, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 juni 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:meerdere verdovende middelen voorhanden heeft gehad;
Feit 2:hasjiesj voorhanden heeft gehad;
Feit 3:elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking;
Feit 4:een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
ten aanzien van feit 1 en 2:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hetgeen onder feit 1 en 2 aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het voorhanden hebben van GHB waarvan de verdachte dan ook dient te worden vrijgesproken. De verdachte heeft bekend dat hij drugs in zijn woning aanwezig had. Het Nederlands Forensisch instituut (hierna te noemen: NFI) heeft de aangetroffen drugs met betrekking tot feit 1 ook positief getest, uitgezonderd de GHB. Van de 2,4 gram aangetroffen drugs, die onder het laatste gedachtestreepje op de tenlastelegging bij feit staan 1, is gebleken dat dit geen heroïne betreft, maar een stof bevattende een hoeveelheid MDMA. Daarom moet deze hoeveelheid worden opgeteld bij de 28,92 gram van een materiaal bevattende MDMA onder het tweede gedachtestreepje onder feit 1.
Onder feit 2 is het voorhanden hebben van 2181 gram hasjiesj ten laste gelegd, die hoeveelheid is echter verwisseld met de aangetroffen hennep. De juiste hoeveelheid aangetroffen hasjiesj betreft 33 gram, zoals vermeld op de kennisgeving van inbeslagname op pagina 161 van het eindproces-verbaal.
ten aanzien van feit 3:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hetgeen onder feit 3 aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de aangifte van [benadeelde] en de bekennende verklaring van de verdachte. De stelling van de raadsman, dat een ander dan de verdachte de aftapping van de elektriciteitsleiding heeft aangebracht, klopt. Omdat medeplegen niet ten laste is gelegd, kan braak en/of verbreking niet worden bewezen.
ten aanzien van feit 4:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hetgeen onder feit 4 aan de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen voor één stroomstootwapen. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de stelling van de verdachte dat een van de aangetroffen stroomstootwapens afkomstig was van de dader van een kort voor de aanhouding gepleegde overval, onjuist of onaannemelijk is. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd over het andere stroomstootwapen, dat in de poef is aangetroffen. Dat de verdachte was vergeten dat het wapen daar lag, doet niet af aan de opzet van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
ten aanzien van feit 1 en 2:
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs betreffende hetgeen onder feit 1 en 2 aan de verdachte ten laste is gelegd.
ten aanzien van feit 3:
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder feit 3 ten laste gelegde braak en verbreking, omdat een ander de elektriciteitsleiding heeft afgetapt en omdat medeplegen niet aan de verdachte ten laste is gelegd.
ten aanzien van feit 4:
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van het stroomstootwapen dat op de kamer van zijn zoon is aangetroffen. Opzet kan niet worden bewezen, waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 4 aan hem ten laste is gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht het voorhanden hebben van stoffen bevattende MDMA (28,92 gram), cocaïne (15,4 gram) en amfetamine (1030 gram) door de verdachte wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 27 juni 2018;
  • de kennisgevingen van inbeslagneming van de verdovende middelen;
- het rapport van het NFI d.d. 1 mei 2015. [3]
De rechtbank acht het aanwezig hebben van GHB en heroïne niet wettig bewezen nu middels onderzoek van het NFI is vast komen te staan dat de onder de verdachte in beslag genomen middelen de genoemde materialen niet bevatten. De tenlastegelegde hoeveelheid heroïne (2,4 gram) zal de rechtbank niet als hoeveelheid MDMA optellen bij de hoeveelheid MDMA van 28,92 gram, omdat dit denaturatie van de tenlastelegging zou opleveren.
ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht het voorhanden hebben van, de tenlastelegging verbeterd gelezen, 33 gram hasjiesj door de verdachte wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 juni 2018;
  • het proces-verbaal van bevindingen, betreffende het doorzoeken van de woning van de
verdachte [4] ;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen. [5]
ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht de diefstal van elektriciteit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 juni 2018;
  • de aangifte door [benadeelde]
Het onder zijn bereik brengen van de elektriciteit door middel van braak of verbreking acht de rechtbank niet bewezen zodat daarvoor partiële vrijspraak volgt. De verklaring van de verdachte dat hij een ander de elektriciteit had laten aftappen, komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
ten aanzien van feit 4:
De politie heeft in een pand op het adres [adres] , waar de verdachte woonachtig was, op 27 februari 2015 in een holle poef een zogenoemde taser in de vorm van een zaklamp aangetroffen. [7] De politie heeft onderzoek aan het stroomstootwapen verricht en geconstateerd dat het een wapen is als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie. [8]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de zogenoemde taser kapot is, dat het een zaklamp betreft en dat deze zijn eigendom is. [9]
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen wettig en overtuigend bewezen.
De omstandigheden dat het stroomstootwapen kapot was en als zaklamp werd gebruikt, kunnen betekenen dat het wapen op het moment van aantreffen niet geschikt was om als wapen te dienen. Dat neemt echter niet weg dat het wel bestemd is om als zodanig te dienen.
Dat de verdachte in afwijking van zijn eerdere verklaring bij de politie, ter terechtzitting heeft verklaard dat het stroomstootwapen eigendom was van zijn zoon en dat hij vergeten was dat het in de poef lag, betekent niet dat de verdachte het wapen niet voorhanden heeft gehad. Hij was zich blijkens zijn verklaringen in meerdere of mindere mate wel bewust van de aanwezigheid van het wapen. Bovendien kon hij er feitelijk over beschikken.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte meer dan één stroomstootwapen voorhanden heeft gehad en overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting consequent verklaard dat het op de kast aangetroffen stroomstootwapen was achtergelaten door de daders van een overval op de verdachte, kort voordat de politie in zijn woning arriveerde. Gelet op de omstandigheden van het geval acht de rechtbank de verklaring van de verdachte op dit punt aannemelijk.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
op 27 maart 2015 te Sittard opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 28,92 gram van een materiaal bevattende MDMA,
- ongeveer 15,4 gram Cocaïne,
- ongeveer 1030 gram, Amfetamine
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
op 27 maart 2015 te Sittard opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 33 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3:
op 27 maart 2015 te Sittard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde] ;
feit 4:
op 27 maart 2015 te Sittard, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 3:
diefstal
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij het tijdsverloop tussen 27 maart 2015 en de behandeling ter terechtzitting in de strafeis in het voordeel van de verdachte heeft verdisconteerd door geen wijziging van de tenlastelegging te vorderen, maar daar waar van toepassing vrijspraak te vorderen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie in zijn strafeis geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak op zitting is gebracht, met ruim een jaar is overschreden.
Verder verzoekt de raadsman aan de rechtbank om rekening te houden met een andere strafzaak waarin de verdachte wordt verdacht van moord. Omdat de onderhavige zaak niet wordt gevoegd bij genoemde strafzaak, waarin de verdachte mogelijk wordt veroordeeld, komt hij niet in aanmerking voor vervroegde invrijheidstelling over het totaal van de straffen in beide zaken.
Verder zit de verdachte in Nederland een in Duitsland opgelegde gevangenisstraf uit tot augustus 2019. Er is geen sprake van detentiefasering omdat de onderhavige zaak nog open staat. Indien in de onderhavige zaak een gevangenisstraf wordt opgelegd zal dat ook gebeuren zonder fasering omdat de voornoemde strafzaak in verband met moord nog tot minimaal 2020 niet onherroepelijk zal zijn.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat voor het bezit van 33 gram hasjiesj en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen doorgaans geldboetes worden opgelegd en voor diefstal van elektriciteit een taakstraf.
De raadsman acht een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij een huiszoeking in de woning van verdachte heeft de politie grote hoeveelheden van verschillende harddrugs aangetroffen, evenals een hoeveelheid hasjiesj. MDMA, cocaïne en amfetamine, maar ook hasjiesj, zijn stoffen die schadelijk voor de gezondheid en (sterk) verslavend zijn. Daarnaast veroorzaken harddrugs schade en overlast voor de samenleving.
Behalve drugs is in de woning een stroomstootwapen aangetroffen. Ook is gebleken dat de verdachte elektriciteit heeft gestolen van [benadeelde]
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt onder meer dat hij eerder in Nederland en Duitsland is veroordeeld wegens opiumdelicten.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tot uitgangspunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS):
  • voor het aanwezig hebben van 1.000 tot 1.500 gram harddrugs: 5 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
  • voor het aanwezig hebben van 30 gram of meer softdrugs: een taakstraf van 40 uur;
  • voor het voorhanden hebben van een stroomstootwapen: een geldboete van € 550,-.
Voor diefstal van elektriciteit is geen oriëntatiepunt vastgesteld.
In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat hij in de onderhavige zaak is berecht ná zijn veroordeling in Duitsland, terwijl de feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld zijn gepleegd vóór de genoemde veroordeling in Duitsland.
Verder zal de rechtbank het tijdsverloop tussen de aanhouding van de verdachte en de berechting, ruim 3 jaar, meewegen in het voordeel van de verdachte.
De rechtbank acht, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen
2, 3, 10, en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een
gevangenisstrafvan
4 maandenmet aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. R.A.M.M. Gijselaers en
mr. A. Snijders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Jussen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2018.
Buiten staat
Mr. R. Verkijk en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 27 maart 2015 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 35,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende GHB,
- ongeveer 28,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
- ongeveer 15,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende Cocaïne,
- ongeveer 1030 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende Amfetamine en/of
- ongeveer 2,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
zijnde GHB, MDMA, Cocaïne, Amfetamine en/of Heroïne (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Heroïne,
2.
hij, op of omstreeks 27 maart 2015 te Sittard opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2181 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30/33 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij, op of omstreeks 27 maart 2015 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij, op of omstreeks 27 maart 2015 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in deze weergave verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Basisteam Westelijke Mijnstreek, Opsporing, proces-verbaalnummer 2015057475, gesloten d.d. 19 juli 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 167.
2.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 maart 2015, p. 143, 144, 146, 148, 149, 150 en kennisgeving van inbeslagneming d.d. 27 maart 2015, p. 155-158.
3.Rapport identificatie van drugs en precursoren door het NFI d.d. 1 mei 2015, p. 89-91.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2015, p. 16.
5.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 maart 2015, p. 77-78.
6.Aangifte door [benadeelde] d.d. 8 april 2015, p. 96-97.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d.12 april 2015, p. 15-16.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 maart 2015, p. 92
9.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 29 maart 2015, p. 123.