8.2.Tot slot overweegt de rechtbank in dit kader nog als volgt. Voor zover verweerder dan wel derde-belanghebbende het standpunt innemen dat [directeur eiseres] niet bevoegd is namens eiseres op te treden – en op grond hiervan zou moeten worden geconcludeerd dat het handhavingsverzoek om die reden onbevoegd is gedaan – is de rechtbank van oordeel dat ook dit argument geen hout snijdt. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de in het dossier aanwezige uittreksels van de Kamer van Koophandel blijkt dat [directeur eiseres] (mede)directeur is van de Holding [naam Holding] B.V. en zelfstandig bevoegd is deze B.V. te vertegenwoordigen. Uit de uittreksels blijkt verder dat de Holding [naam Holding] B.V. de enig aandeelhouder en bestuurder van [eiseres] B.V. is. Gelet hierop is [directeur eiseres] , als indirecte directeur, bevoegd eiseres zelfstandig te vertegenwoordigen.
9. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat het verzoek om handhaving zou zijn ingediend door [directeur eiseres] als natuurlijk persoon. Het beroep van eiseres is in zoverre dan ook gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
10. Uit het oogpunt van finale geschillenbeslechting komt de rechtbank onder verwijzing naar artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) thans toe aan de vraag of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Ter zitting hebben partijen desgevraagd aangegeven hier geen bezwaren tegen te hebben, aangezien zij
zowel in bezwaar als in beroep (mondeling en schriftelijk) hun standpunten over de vraag of eiseres als concurrentbelanghebbende bij het handhavingsverzoek moet worden aangemerkt voldoende kenbaar hebben kunnen maken.
11. Verweerder heeft zich hieromtrent op het standpunt gesteld dat eiseres en derde-belanghebbende geen directe concurrenten van elkaar zijn. Enerzijds omdat eiseres een groothandel in bovenkleding is met in- en verkoop van feestkleding en beheersactiviteiten. Derde-belanghebbende richt zich op detailhandel op ander gebied en verkoopt alleen carnavalsattributen als ondergeschikt nevenassortiment tijdens de carnavalsperiode. Bovendien opereren zij niet in elkaars verzorgingsgebied.
12. Eiseres kan zich hier niet in vinden. Zij heeft aangevoerd dat verweerder bij de vaststelling van het marktsegment alleen heeft gekeken naar wat hierover in de uittreksels van de Kamer van Koophandel staat. Verweerder moet echter ook kijken naar de praktijk en die is dat derde-belanghebbende zich qua verkoop van carnavalskleding en artikelen richt op dezelfde doelgroep als eiseres. Beide opereren derhalve in hetzelfde marktsegment. Datzelfde geldt voor het verzorgingsgebied. Verweerder heeft hierbij ten onrechte niet meegewogen dat het om specifieke producten gaat, waardoor het geografische gebied anders beoordeeld dient te worden.
13. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
14. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 20 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1585) kan een concurrent, wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, als belanghebbende bij dit besluit worden aangemerkt. Dit is slechts het geval indien de betreffende ondernemer in hetzelfde marktsegment en binnen hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam is.