ECLI:NL:RBLIM:2018:6411

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
6691648 \ CV EXPL 18-1155
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van premies door Bouw & Infra aan Wecoba afgewezen wegens gebrek aan bewijs van werkingssfeer cao

In deze zaak vorderde de stichting Bouw & Infra betaling van premies van de besloten vennootschap Wecoba Holding B.V. De vordering werd afgewezen door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 4 juli 2018. De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek en een conclusie van dupliek. Wecoba, voorheen bekend als Wecoba Dak B.V., is een holdingmaatschappij met verschillende dochtervennootschappen die actief zijn in de bouwsector. Bouw & Infra stelde dat Wecoba onder de werkingssfeer van de cao's en de bijbehorende fondsen valt, maar de kantonrechter oordeelde dat Bouw & Infra niet voldoende bewijs had geleverd om deze stelling te onderbouwen. De kantonrechter merkte op dat het aan Bouw & Infra was om voldoende feiten te stellen en te bewijzen dat Wecoba premieplichtig was. De kantonrechter concludeerde dat de vordering onvoldoende was onderbouwd en wees deze af. Tevens werd Bouw & Infra veroordeeld in de proceskosten van Wecoba, die op € 600,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6691648 \ CV EXPL 18-1155
Vonnis van de kantonrechter van 4 juli 2018
in de zaak van:
1.
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING AANVULLINGSFONDS BOUW & INFRA,
gevestigd te Harderwijk,
2.
de rechtspersoonlijkheid bezittinde stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,
gevestigd te Amsterdam,
3.
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BOUW & INFRA,
gevestigd te Harderwijk,
eisende partij,
gemachtigde Vesting Finance Incasso B.V.,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WECOBA HOLDING B.V.,
statutair gevestigd te Swalmen en kantoorhoudende te 6085 NH Horn, Heythuyserweg 16,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A. Schmidt.
Partijen zullen hierna Bouw & Infra (mannelijk enkelvoud) en Wecoba genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wecoba is de moedervennoot van een aantal werkmaatschappijen die in de bouw actief zijn. Voorheen, tot 10 november 2016, was Wecoba genaamd “Wecoba Dak B.V.”; destijds was Wecoba zelf actief in de bouwsector, maar inmiddels betreft het een holdingmaatschappij. De dochtervennootschappen zijn “WECOBA Bouw B.V.”, “WECOBA Betumineuze B.V.”, “WECOBA Services B.V.” en “WECOBA.DAK B.V.”. De dochtervennootschappen zijn allen op 9 november 2016 opgericht.
2.2.
Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra en Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra zijn ingesteld door cao-partijen in de bouwnijverheid. De statuten en reglementen maken deel uit van de cao BTER. Deze cao is algemeen verbindend verklaard voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. Op 22 december 2015 is in de Staatscourant gepubliceerd dat de cao BTER opnieuw algemeen verbindend is verklaard voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019.
De verplichting tot het doen van premieafdrachten aan de BTER-fondsen vloeit voor bouwondernemingen voort uit artikel 15 cao BTER en de statuten en reglementen van de BTER-fondsen die zijn opgenomen in hoofdstuk 5 en 6 van de cao BTER.
Naast de cao BTER bestaat de cao voor de Bouw & Infra. Deze cao is laatstelijk algemeen verbindend verklaard op 28 juni 2017 voor de periode 2017 tot en met 2018.
2.3.
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (BPF Bouw) is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds ingevolge het bepaalde in de Wet verplichte deelneming bedrijfstakpensioenfonds 2000. De deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is door de Minister verplicht gesteld voor werknemers in de Bouwnijverheid, zulks laatstelijk bij beschikking van 14 juli 2016.
De verplichting tot het doen van premieafdrachten vloeit voor bouwondernemingen voort uit de Verplichtstellingsbeschikking, welke beschikking is gebaseerd op artikel 2 Wet bpf 2000. Op grond van artikel 4 van deze wet is de werkgever die valt onder de werkingssfeer van de Verplichtstellingsbeschikking gehouden de Statuten, Reglementen en Besluiten van BPF Bouw na te leven en derhalve gehouden om haar werknemers aan te melden bij en pensioenpremie af te dragen aan BPF Bouw.
2.4.
Bouw & Infra heeft haar administratie uitbesteed aan haar administrateur (APG).
Laatstgenoemde heeft een aantal facturen met een totaalbedrag van € 27.246,86 aan Wecoba gestuurd (zie productie 2 bij inleidende dagvaarding).
2.5.
Op respectievelijk 10 maart 2017, 13 april 2017 en 17 mei 2017 heeft Bouw & Infra haar vordering ter incasso gegeven. In de periode van 13 juli 2017 tot en met 22 december 2017 is een totaalbedrag van € 19.784,00 in mindering voldaan.
2.5.
In haar conclusie van repliek heeft Bouw & Infra haar vordering verminderd met € 4.005,99.

3.Het geschil

3.1.
Bouw & Infra vordert - samengevat en na vermindering van eis- veroordeling van Wecoba tot betaling van:
  • aan eiseres sub 1 een bedrag van € 827,95, vermeerderd met de vertragingsrente;
  • aan eiseres sub 2 een bedrag van € 8.533,52, vermeerderd met de vertragingsrente;
  • aan eiseres sub 3 een bedrag van € 530,69, vermeerderd met de vertragingsrente;
  • de kosten van deze procedure.
3.2.
Wecoba voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wecoba voert allereerst aan dat twee producties (1 en 3) zijn overgelegd, waarnaar in de dagvaarding niet wordt verwezen en zij geeft de kantonrechter in overweging om deze producties buiten beschouwing te laten. Nu Bouw & Infra dit verzuim in haar conclusie van repliek heeft hersteld, is de aanleiding om de producties buiten beschouwing te laten komen te vervallen. De kantonrechter zal daarom de inhoud van de producties 1 en 3 bij de beoordeling betrekken.
4.2.
Bouw & Infra vordert betaling van de aan Wecoba gezonden facturen. Naar aanleiding van het door Wecoba gevoerde verweer stelt Bouw & Infra in haar conclusie van repliek dat Wecoba Dak B.V. sinds september 2013 de premies aan de fondsen onder het aansluitnummer 3530170 betaald. Bij de fondsen krijgt iedere vennootschap dit uniek werkgeversnummer. De statutaire naam van Wecoba Dak B.V. is kennelijk gewijzigd in Wecoba. Wecoba heeft echter nagelaten deze naamswijziging door te geven of zelf door te voeren in het portaal. Van APG, en in het verlengde daarvan van Bouw & Infra kan niet verlangd worden dat zij telkens controleert of van een deelnemer de naam is gewijzigd.
4.3.
Wecoba voert tegen de vordering aan dat niet is aangetoond dat zij onder de werkingssfeer van de fondsen valt. De vorderingen zijn niet geïndividualiseerd, zodat niet blijkt welk bedrag aan welk fonds betaald moet worden. Ook blijkt niet dat verzuim is ingetreden. Na de gegeven toelichting bij repliek persisteert Wecoba bij haar eerder gevoerde verweer en geeft zij nogmaals aan dat Bouw & Infra haar vordering niet deugdelijk heeft gemotiveerd en onderbouwd.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Bouw & Infra, ondanks het uitdrukkelijk op dit punt gevoerde verweer, niet heeft aangetoond dat Wecoba onder de werkingssfeer van de betreffende cao’s c.q. fondsen valt. Het is aan Bouw & Infra om voldoende te stellen en – zo nodig – ook te bewijzen. Hierin is Bouw & Infra te kort geschoten. Zo stelt zij onvoldoende concrete feiten waaruit blijkt dat Wecoba onder de werkingssfeer valt. Het feit dat Wecoba Dak B.V. zich in het verleden bij de rechtsvoorganger van APG heeft aangemeld en ook premies heeft voldaan die bij factuur onder een uniek nummer in rekening zijn gebracht, is in dit verband onvoldoende. Van Bouw & Infra kan en mag inderdaad niet verlangd worden dat zij zelfstandig onderzoek verricht naar eventuele naamswijziging en wijzigingen in de organisatiestructuur en in dat kader had het ook op de weg van Wecoba gelegen een en ander op de juiste wijze kenbaar te maken. Dat die naamswijziging heeft plaatsgevonden, brengt echter niet – zeker zonder nadere toelichting – met zich dat Wecoba premieplichtig is jegens Bouw & Infra en dat de thans gevorderde bedragen terecht in rekening zijn gebracht.
Niet ter discussie staat dat de dochtervennootschappen (eventueel) premieplichtig zijn, maar dit laat onverlet dat Bouw & Infra niet inzichtelijk heeft gemaakt dat Wecoba de thans gevorderde bedragen dient te voldoen.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat Bouw & Infra onvoldoende onderbouwd heeft gesteld, zodat de vordering wordt afgewezen. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
4.6.
Bouw & Infra zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wecoba worden begroot op € 600,00 (2 x tarief € 300,00) als salaris voor de gemachtigde.
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Bouw & Infra in de proceskosten aan de zijde van Wecoba gevallen en tot op heden begroot op € 600,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: ksf