ECLI:NL:RBLIM:2018:6348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
6737068 AZ VERZ 18-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst apothekersechtpaar door werkgever ABT

In deze zaak verzoekt de werkgever, ABT, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een apothekersechtpaar. De kantonrechter oordeelt dat het verzoek tot ontbinding op basis van de 'a-grond' niet-ontvankelijk is, omdat dit verzoek bij het UWV ingediend had moeten worden. Voor de 'e- en g-grond' wordt het verzoek afgewezen, omdat ABT niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde verwijten aan het adres van de werknemers. De kantonrechter concludeert dat er geen redelijke gronden zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De proceskosten worden toegewezen aan de werknemers, die als de overwegend in het gelijk gestelde partij worden beschouwd. De beschikking is gegeven op 4 juli 2018 door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6737068 AZ VERZ 18-20
Beschikking van de kantonrechter van 4 juli 2018
MD
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
apotheek brunssum treebeek b.v.,
gevestigd en kantoor houdend te Brunssum,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde mr. A.J.H.W.M. Versteeg,
tegen:
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken]
wonend aan de [adres 1] ,
[woonplaats] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,
gemachtigde mr. L.S. Kerkman.
Partijen zullen hierna ABT en [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 15 maart 2018 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
- het op 5 april 2018 ter griffie ontvangen verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling d.d. 17 april 2018, waarbij de behandeling is aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een minnelijke regeling te bereiken;
- het bericht van de gemachtigde van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] d.d. 9 mei 2018, waarin hij onder meer laat weten dat geen minnelijke regeling is bereikt;
- de mondelinge behandeling d.d. op 26 juni 2018 (ten overstaan van een andere kantonrechter dan de kantonrechter die de zaak op 17 april 2018 heeft behandeld, waarmee partijen hebben ingestemd).
1.2.
Het onderhavige verzoek is gevoegd behandeld met een soortgelijk verzoek dat door ABT is ingediend en is gericht tegen A.E. [naam echtgenote] , de partner van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] . Dat verzoek
is hier geregistreerd onder zaaknummer 6736969 AZ VERZ 18-19.
1.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] (geboren op [geboortedatum 1] ) en zijn echtgenote A.E. [naam echtgenote] (geboren op [geboortedatum 2] ) zijn beiden apothekers. Samen hebben zij van 1 juli 1988 tot 1 juli 1993 een apotheek in de vorm van een maatschap geëxploiteerd: de apotheek gevestigd aan de [adres 1] te [vestigingsplaats 1] (‘de apotheek’) en aan de [adres 2] te [vestigingsplaats 2] (‘het servicepunt’).
2.2.
De panden waarin de apotheek en het servicepunt zijn gevestigd, zijn eigendom van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] . [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] zijn sinds 1988 woonachtig aan de [adres 1] te [woonplaats] . De apotheek en de woonruimte zijn bouwkundig volledig met elkaar verbonden. Aansluitingen van gas, water en elektra zijn slechts via de apotheek bereikbaar.
2.3.
Vanaf 1 juli 1993 tot 1 januari 2006 was [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] krachtens arbeidsovereenkomst werkzaam in dienst bij zijn [naam BV] B.V. Met ingang van
1 januari 2006 heeft Lloyds Apotheken B.V. (hierna: Lloyds) deze praktijkvennootschap overgenomen. De panden waarin de apotheek en het servicepunt zijn gevestigd, worden sindsdien door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] verhuurd aan Lloyds.
2.4.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is met ingang van 1 januari 2006 krachtens schriftelijke arbeidsovereenkomst bij Lloyds in dienst getreden als beherend apotheker, tegen een loon van laatstelijk € 5.593,06 bruto per maand (en een arbeidsomvang van 36 uur per week), exclusief acht procent vakantiebijslag, een bonus van maximaal 15% van het bruto jaarloon, een onkostenvergoeding van € 107,48 netto en een bijdrage van tweederde van de basispremie van de pensioenregeling van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] die bij de Stichting pensioenfonds apothekers is ondergebracht.
2.5.
Lloyds heeft de onderneming van een groot aantal apotheken, waaronder de apotheek en het servicepunt waarin [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote werkzaam waren, in 2010 overgedragen aan Brocacef Groep B.V. (die op haar beurt de zogeheten Benu-apotheken exploiteert). Nadat Benu ook de Mediq-apotheken had overgenomen, heeft de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) aan Benu mededingsrechtelijke beperkingen opgelegd. Benu diende op grond daarvan een aantal apotheken, waaronder de apotheek en het servicepunt die door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote was opgericht, af te stoten. Uiteindelijk heeft Benu (nadat voor een verkoop aan Napohoed I B.V. geen toestemming door de ACM was verleend) de apotheek en het servicepunt verkocht aan ABT, een aan Napohoed I B.V. gelieerde vennootschap. ABT is direct of indirect eigenaresse van een groot aantal apotheken in Nederland en exploiteert deze apotheken door middel van apothekers en ondersteunend personeel dat bij haar in dienst is. Sinds 21 maart 2018 is [naam bestuurder] enig statutair bestuurder van ABT.
2.6.
Begin 2018 hebben partijen onderhandeld over:
1) het eindigen van de arbeidsovereenkomst tussen ABT met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] ;
2) het voortzetten van de huurovereenkomst van de apotheek aan de [adres 1] te [vestigingsplaats 1] en het servicepunt aan de [adres 2] te [vestigingsplaats 2] ;
3) het al dan niet verkopen van het woonhuis naast de apotheek in [woonplaats] .
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] hebben zich bij die onderhandelingen laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Partijen hebben uiteindelijk een conceptovereenkomst gesloten, waarbij [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven dat die overeenkomst nog door een jurist moeten worden nagekeken.
2.7.
Mr. Kerkman – die [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] ook in deze procedure bijstaat – heeft namens [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] de conceptovereenkomst beoordeeld en aanvullingen voorgesteld. Over die aanvullingen hebben partijen geen overeenstemming bereikt.
2.8.
Op 9 maart 2018 zijn [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote door ABT met onmiddellijke ingang vrijgesteld van de verplichting om arbeid te verrichten.
2.9.
Op 12 maart 2018 heeft ABT aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote het volgende bericht:
“Geachte [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] ,
Wij hebben vandaag moeten constateren dat u de goede gang van zaken in de apotheek frustreert door instructies te geven aan het personeel van de apotheek in strijd met aanwijzingen van ons als werkgever.
Ook u bent in dienst van de apotheek en bent dus onze werknemer.
Wij hebben u, middels een schrijven aan uw raadsman, vrijgesteld van de verplichting werkzaamheden te verrichten en wij zijn er daarbij van uitgegaan dat u die vrijstelling zou respecteren. Kennelijk is u niet duidelijk dat uw aanwezigheid in de apotheek niet langer gewenst is. Wij geven u derhalve thans uitdrukkelijk de opdracht uit de apotheek weg te blijven en u te onthouden van contact met of beïnvloeding van ons personeel.
Mocht u aan deze opdracht geen gevolg geven en mocht u toch in de apotheek verschijnen, dan zullen wij aangifte doen van lokaalvredebreuk.
Wij hebben de inschrijving als apotheker gewijzigd zodat er voor u ook uit dien hoofde geen aansprakelijkheid meer ontstaat en voor u geen reden meer is in de apotheek te verschijnen.
Hoogachtend
(…)”.
2.10.
Op 13 maart 2018 heeft ABT, zonder voorafgaand overleg met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] , de toegang van de apotheek naar de woning (alsmede enkele alleen via de apotheek toegankelijke gedeelten van de woning) van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] laten dichttimmeren. De dag erna hebben [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote zich ziek gemeld.
2.11.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] is (evenals zijn echtgenote) beherend apotheker en als zodanig bij de Inspectie voor de Volksgezondheid geregistreerd en eindverantwoordelijk voor de farmaceutische gang van zaken binnen de apotheek (en het servicepunt). Uitschrijving van een beherend apotheker door derden is, zonder toestemming van de beherend apotheker zelf, niet mogelijk. Inmiddels is door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] – voor de duur van het geschil met ABT – een interim beherend apotheker aangesteld, die door ABT is voorgedragen.
2.12.
Pogingen om het geschil (zowel ten aanzien van de arbeidsovereenkomst, de huurovereenkomsten inzake de apotheek en de servicepunt en de mogelijke verkoop van de woning van het echtpaar naast de apotheek) in der minne te regelen, zijn niet geslaagd.
3. Het geschil
3.1.
ABT verzoekt om de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tegen een door de kantonrechter vast te stellen datum te ontbinden, kosten rechtens.
3.2.
Op de grondslagen van het verzoekschrift wordt hierna bij de beoordeling verder ingegaan.
3.3.
[verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] voert verweer en verzoekt:
I. primair tot niet-ontvankelijkverklaring van ABT, subsidiair het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen en meer subsidiair, indien de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden, om aan hem een transitievergoeding van € 77.000,-- [bruto] en een billijke vergoeding van € 100.000,-- [bruto] toe te kennen;
II. voor het geval dat ABT, na daartoe door de kantonrechter in de gelegenheid zijn gesteld, het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst intrekt, de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen alsnog ontbindt, onder toekenning van transitievergoeding van € 77.000,-- [bruto] en een billijke vergoeding van € 100.000,-- [bruto] aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] .
3.4.
Op de gronden van het verweer wordt hierna bij de beoordeling verder ingegaan.
3.5.
De stellingen van partijen worden hierna eveneens, voor zover van belang, nader besproken.

4.De beoordeling

Opzegverbod

4.1.
Niet gebleken is dat het verzoek van ABT met de ziekmelding van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verband houdt. Het verzoek staat los van ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid wegens ziekte. Evenmin gelden er andere bijzondere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift. De kantonrechter komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Vastgesteld moet worden dat ABT zelf geen gronden als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW ter onderbouwing van haar verzoek heeft aangevoerd. Ter zitting heeft zij hier evenmin een nadere toelichting over gegeven. Daarom moet de kantonrechter de gronden, aan de hand van hetgeen daarover in het verzoekschrift is aangevoerd, proberen te duiden.
4.3.
Uit dat verzoekschrift kan worden opgemaakt dat ABT de ‘a-grond’ (kort gezegd: verval arbeidsplaats) als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW aan het verzoek ten grondslag heeft willen leggen. In haar verzoekschrift schrijft zij immers (onder randnummer 11): “ABT wenst de organisatie van de apotheek en de bedrijfsvoering van haar onderneming ook in farmaceutisch opzicht aan te passen. Zij werkt daartoe samen met verschillende andere apothekers die eigen apotheek exploiteren en in het verband van de samenwerking tussen die apotheken wordt gezocht naar schaalvoordelen”. En even verderop: “Ook de heer [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] moet zich immers hebben gerealiseerd dat de nieuwe eigenaar van de apotheek een eigen koers wilde varen en dat het niet langer nodig was dat hij als gevestigd apotheker zou functioneren binnen het verband van een onderneming die geen keten van apotheken exploiteert.”
4.4.
Voor zover het verzoek van ABT moet worden begrepen als een beroep op de ‘a-grond’ als genoemd in art. 7:669 lid 3 BW, geldt dat een dergelijk verzoek op grond van het bepaalde in art. 7:671a BW bij het UWV dient te worden ingediend. Pas wanneer het UWV toestemming heeft geweigerd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, kan een dergelijk verzoek op grond van art. 7:671b lid 1, onderdeel b, BW ter beoordeling aan de kantonrechter worden voorgelegd [de situatie als bedoeld in art. 7:671b lid 1, onderdeel c, BW doet zich hier niet voor]. Van een situatie waarin het UWV toestemming heeft geweigerd om de arbeidsovereenkomst met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] op te zeggen, is evenwel geen sprake. Dit betekent dat ABT, voor zover haar verzoek is gebaseerd op de ‘a-grond’, niet-ontvankelijk is.
4.5.
Voor zover het verzoek van ABT (mede) is gebaseerd op de ‘e-grond’ als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW (verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer), kan ook die grond niet slagen. ABT heeft in dit verband alléén maar gesteld dat de verhouding tussen huisartsen in de omgeving van de apotheek en [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] zodanig verstoord is dat zij geen enkel overleg meer met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote wensen te voeren. [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote hebben dit verwijt gemotiveerd weersproken en hun verweer aan de hand van verklaringen (huisartsenpraktijk [naam huisartsenpraktijk 1] te [vestigingsplaats 1] en huisartsenpraktijk [naam huisartsenpraktijk 2] te [vestigingsplaats 1] ) onderbouwd. Derhalve is geenszins komen vast te staan dát er een verstoring in de verhouding tussen de apotheek en omliggende huisartsenpraktijken is, laat staan dat die verstoring aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en/of zijn echtgenote te wijten is. Nu iedere nadere onderbouwing door ABT van dit verwijt aan het adres van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote ontbreekt, is de ‘e-grond’ bij lange na niet voldragen.
4.6.
ABT voert verder – zo begrijpt de kantonrechter althans uit het verzoekschrift – aan dat door de opstelling van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote in de onderhandelingen (over de in rechtsoverweging 2.6. onder 1), 2) en 3) genoemde punten) de situatie met ABT is geëscaleerd. Dat kan aan [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote worden toegerekend, aldus ABT. Voor zover deze stelling moet worden opgevat als een beroep op de ‘g-grond’ als bedoeld in art. 7:669 lid 3 (een ernstig en duurzame verstoorde arbeidsverhouding), geldt het volgende. Tussen partijen staat vast dat de onderhandelingen over de in rechtsoverweging 2.6. onder 1), 2) en 3) genoemde punten uiteindelijk niet tot resultaat hebben geleid. Ook staat vast dat er op hoofdlijnen een akkoord was bereikt, maar dat [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] die overeenkomst juridisch hebben willen laten toetsen. Uit de inhoud van die conceptovereenkomst, volgt genoegzaam dat de vertegenwoordiger van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en [naam echtgenote] dit voorbehoud bij de onderhandelingen ook aan ABT kenbaar heeft gemaakt (zie rechtsoverweging 2.6.). Dat er naar aanleiding van de door [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] en zijn echtgenote ingeschakelde jurist nog opmerkingen kwamen over de inhoud van de
conceptovereenkomst [onderstreping kantonrechter], mag geen verbazing wekken. Laat staan dat het maken van dergelijke opmerkingen meebrengt dat
daardoorsprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Dat na de eerste mondelinge behandeling op 17 april 2018 nog getracht is verder te onderhandelen, maakt evenmin dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De ‘g-grond’ als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW is derhalve ook niet voldragen.
Conclusie
4.7.
Voor zover het verzoek is gegrond op de ‘a-grond’ als genoemd in art. 7:669 lid 3 BW, is ABT niet-ontvankelijk. Voor zover het verzoek is gegrond op de ‘e- en/of g-grond’ als genoemd in dat artikellid, geldt dat die gronden niet zijn voldragen en geen redelijke gronden opleveren om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor zover dat op de ‘e- en/of g-grond’ is gebaseerd, wordt mitsdien afgewezen. Aan een beoordeling van de verzoeken van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , die als uitgangspunt nemen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden, wordt daardoor niet meer toegekomen.
Proceskosten
4.8.
ABT dient als de overwegend in het ongelijk gesteld partij te worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten ((in het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken)). Die proceskosten worden aan de zijde van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] tot op heden begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde (0,5 x tarief € 600,00). Die waardering op een half punt vloeit voort uit het feit dat beide verzoeken van ABT tegen het apothekersechtpaar gevoegd zijn behandeld en de verzoek- en verweerschriften in beide zaken nagenoeg identiek zijn.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In het verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken
5.1.
verklaart ABT niet-ontvankelijk, voor zover haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gebaseerd op de ‘a-grond’ als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW;
5.2.
wijst het verzoek van ABT tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] , voor zover dat is gebaseerd op de e- en/of g-grond als bedoeld in art. 7:669 lid 3 BW, af;
5.3.
veroordeelt ABT tot betaling van de aan de zijde van [verweerder, tevens verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op € 300,00;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.