Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
[rechtspersoon 2] ) tot het opzettelijk vervalsen van (een deel van) de bedrijfsadministratie door in de bedrijfsadministratie op te nemen en/of te verwerken valselijk opgemaakte inkoopfacturen;
3.De voorvragen
“en aldus van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt”. Daarmee laat hij ten onrechte in het midden of van het witwassen een gewoonte is gemaakt, waardoor de dagvaarding in dit opzicht ter zake niet voldoet aan de eisen die artikel 261, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt.
4.De beoordeling van het bewijs
- 3 inkoopfacturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [rechtspersoon 4] , telkens gericht aan de B.V. (D-304, D-295 en D-287) en
- 3 inkoopfacturen, volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [rechtspersoon 1] , telkens gericht aan de B.V. (D-232, D-235 en D-243),
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De straf en/of de maatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
- veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf voor de duur van
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
3 juli 2018.