ECLI:NL:RBLIM:2018:6066

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
03/659262-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van poging tot doodslag met geweld en mesgebruik in Weert

Op 27 juni 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 8 maart 2009 samen met anderen heeft geprobeerd het slachtoffer te doden of zwaar te mishandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet met voldoende overtuiging kon worden vastgesteld of hij zelf met een mes heeft gestoken, wel degelijk heeft deelgenomen aan het geweld door te slaan en te schoppen. De verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer met een mes zou worden gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van medeplegen, gezien de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, gelijk aan de straf die eerder aan een van zijn mededaders was opgelegd. De rechtbank weigerde de vordering tot gevangenneming van de verdachte, omdat er geen grond voor voorlopige hechtenis was. De zaak is behandeld in tegenwoordigheid van de gemachtigde raadsman van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank achtte de bewezenverklaring van de poging tot doodslag gerechtvaardigd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659262-16
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juni 2018. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om samen met anderen [slachtoffer] te doden, dan wel zwaar te mishandelen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen. Hiertoe heeft zij naar voren gebracht dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat:
  • verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van het slachtoffer is gegaan, waar zij alle drie met vuisten op het slachtoffer hebben ingeslagen;
  • [medeverdachte 2] hierbij heeft gezegd dat zij het slachtoffer gingen vermoorden;
  • verdachte wist dat er een mes aanwezig was, nu hij dit zelf uit zijn broekzak heeft gepakt;
  • verdachte en [medeverdachte 1] achter het slachtoffer aan naar buiten zijn gerend en vervolgens ook buiten geweld tegen het slachtoffer hebben gebruikt;
  • het slachtoffer in totaal drie keer is gestoken, waarvan in ieder geval twee keer op straat;
  • het slachtoffer buiten is gestoken door verdachte óf door [medeverdachte 1] ;
  • het slachtoffer steekwonden had in buik en borstkas waarbij sprake was van ernstig bloedverlies.
Gelet op deze omstandigheden is er volgens de officier van justitie sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders. Verdachte heeft actief deelgenomen aan het geweld en hij heeft in ieder geval bewust de kans aanvaard dat [medeverdachte 1] het mes, dat hij van verdachte zou hebben gekregen, zou gebruiken. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de kans op de dood aanmerkelijk is als iemand met een mes in zijn borst of buik wordt gestoken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag en de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de personen die op de plaats delict aanwezig zijn geweest zodanig uiteenlopen dat hieruit niet kan worden afgeleid wie heeft gestoken en waar dit is gebeurd. Het meest aannemelijke scenario is volgens de verdediging dat het slachtoffer in zijn woning is gestoken door [medeverdachte 2] en buiten door [medeverdachte 1] .
Verder heeft de verdediging het volgende aangevoerd:
Het is niet duidelijk of verdachte ten tijde van het steken in de woning wist dat er een mes aanwezig was. Om die reden kan niet worden bewezen dat hij bij de ruzie in de woning van het slachtoffer bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer met een mes zou worden gestoken met mogelijk de dood tot gevolg.
Op het moment dat verdachte buiten was, wist hij dat [medeverdachte 1] een mes had. Het is echter mogelijk dat verdachte niet heeft gezien dat [medeverdachte 1] met een mes heeft gestoken, nu het waarschijnlijk ging om een nagelschaartje, een nagelknipper of een uitvouwbaar mesje. Dit kan worden afgeleid uit de verklaring van verdachte en het feit dat de beschadigingen die met het mesje aan het T-shirt zijn toegebracht, maar 22 respectievelijk 6 millimeter groot waren. Er kan dan ook niet worden bewezen dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het steken met een mes.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling
De verdediging heeft aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen het slachtoffer heeft geslagen en geschopt. Dit levert volgens haar echter geen poging tot zware mishandeling op, nu niet blijkt van een weerloos slachtoffer dat met geschoeide voeten tegen zijn hoofd is getrapt.
In geval van een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte in ieder geval (partieel) te worden vrijgesproken van het steken met een mes, aldus de verdediging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Inleiding
Op 8 maart 2009 ontving de politie een melding van een steekpartij op de [adres 1] te Weert. De dienstdoende verbalisanten gingen ter plaatse en troffen, liggend op straat, [slachtoffer] aan. Er zat bloed op de voorkant van zijn T-shirt ter hoogte van zijn buik en hij hield doeken tegen zijn buik om het bloeden te stelpen.
Ook [getuige 1] , de huisgenoot van het slachtoffer, werd op straat aangetroffen. Deze man vertelde dat er drie personen in hun woning waren geweest en dat er een vechtpartij was ontstaan tussen enerzijds twee van deze personen en anderzijds [slachtoffer] .
De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij samen met een ander of anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden, dan wel hem zwaar te mishandelen, door hem meermalen met een mes te steken en hem meermalen te slaan en te schoppen.
3.3.2
De bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft over hetgeen er op 8 maart 2009 is gebeurd onder meer het volgende verklaard.
Op 8 maart 2009 was [slachtoffer] thuis op het adres [adres 1] te Weert. Op een bepaald moment kreeg zijn huisgenoot [getuige 1] telefoon. Na dit telefoontje zei hij tegen [slachtoffer] dat [medeverdachte 2] had gebeld en dat hij langs wilde komen om te praten.
Ongeveer tien minuten later ging de bel. [getuige 1] maakte de deur open. [medeverdachte 2] kwam binnen met twee andere jongens. Gezamenlijk liepen zij naar de woonkamer.
Een van de jongens was de jongere broer van [medeverdachte 2] en heet [medeverdachte 1] (fonetisch). Die andere jongen, met een vlechtje, kende hij niet.
Op een gegeven moment kreeg [slachtoffer] van [medeverdachte 2] een klap in zijn gezicht. [medeverdachte 2] zei dat [slachtoffer] geen vrouw had om mee om te gaan, behalve zijn, [medeverdachte 2] ’s, vrouw. [medeverdachte 2] sloeg vaak. Hij sloeg met gebalde vuist. [slachtoffer] werd over zijn hele lichaam geraakt. Ook de broer van [medeverdachte 2] en de jongen met het vlechtje gaven hem klappen.
Vervolgens pakte de jongen met het vlechtje een mes uit zijn broekzak. [2] [slachtoffer] meent dat de lengte van het snijgedeelte van het mes ongeveer 12 centimeter was. [3]
[slachtoffer] rende weg. Toen hij vanuit de woonkamer de gang van zijn woning in rende, voelde hij een steek in zijn linkerzij. Vervolgens rende hij de trap van de flat omlaag. Buiten werd [slachtoffer] door de jongen met het vlechtje en de broer van [medeverdachte 2] vastgepakt. Ze sloegen hem met hun vuisten en raakten hem overal. Hij wilde wegrennen, maar werd door beiden vastgehouden. Daarna werd [slachtoffer] met zijn buik tegen de motorkap van een auto geduwd, waarna hij van achteren werd vastgepakt en omgedraaid, zodat hij met zijn rug tegen de motorkap lag. Hierop werd hij in zijn borst gestoken door de jongen met het vlechtje of de broer van [medeverdachte 2] . [slachtoffer] is toen weer gaan rennen. De jongen met het vlechtje en de broer van [medeverdachte 2] renden achter hem aan. Uiteindelijk viel [slachtoffer] tegen een auto. De jongen met het vlechtje en de broer van [medeverdachte 2] renden naar hem toe en sloegen hem weer. [slachtoffer] denkt dat hij ook daar weer is gestoken, maar hij weet niet door wie.
Even later kwam de auto van [medeverdachte 2] aanrijden. Deze stopte, waarna de jongen met het vlechtje en de broer van [medeverdachte 2] in de auto stapten. Ze reden vervolgens weg. [4]
[slachtoffer] is meerdere keren gestoken met een mes. Hij had schaafwonden aan beide ellebogen en een schaafwond op zijn linkerknie. Daarnaast had hij een dik gezicht ten gevolge van de klappen en voelde hij pijn over zijn hele lichaam en aan zijn gezicht. [5]
Op 8 maart 2009 werd door verbalisanten een forensisch onderzoek naar sporen verricht op de openbare weg De [adres 1] te Weert. Zij troffen onder meer aan:
  • enkele bloedsporen op het trottoir;
  • een bloedspoor ter hoogte van de perceelnummers 193-207;
  • een bloedspoor ter hoogte van de perceelnummers 177-191;
  • een kapot geknipt T-shirt met bloed op het trottoir ter hoogte van de perceelnummers 145-159;
  • bloed(veeg)sporen op de motorkap van een personenauto, ter hoogte van de grill.
Een groot gedeelte van het aangetroffen T-shirt was doorweekt met bloed. In het T-shirt zaten twee beschadigingen: een scherprandige beschadiging met een lengte van ongeveer tweeëntwintig millimeter aan de voorzijde ter hoogte van de borststreek en een rafelige beschadiging met een lengte van ongeveer zes millimeter, enkele centimeters naast de andere beschadiging. [7]
Op 8 maart 2009 is het slachtoffer [slachtoffer] onderzocht door dr. J. van Essen, chirurg in het St. Jans Gasthuis te Weert. Hij nam waar dat het slachtoffer steekwonden had in zijn bovenbuik en borstkas en dat sprake was van ernstig uitwendig bloedverlies. De duur van de genezing werd geschat op drie tot zes weken. [8]
Verschillende personen zijn getuige geweest van (een deel) van de geweldpleging tegen [slachtoffer] , te weten [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] .
[getuige 1] , de huisgenoot van [slachtoffer] , heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 8 maart 2009 was [getuige 1] in zijn woning aan de [adres 1] te Weert. Hij werd gebeld door [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ). Hij zei dat hij langs wilde komen. [getuige 1] zei dat dat goed was. Tien minuten later hoorde [getuige 1] de bel van de voordeur. Hij opende de deur en zag [medeverdachte 2] staan. Er waren twee jongens bij hem. [9] [medeverdachte 2] kwam binnen met zijn broer en een man met vlechtjes die [getuige 1] niet kende. [medeverdachte 2] begon tegen [slachtoffer] te schreeuwen dat deze zijn vrouw volgde en dat dit de laatste vrouw was die hij volgde. [medeverdachte 2] riep dat ze hem in elkaar zouden gaan slaan. Door deze drie personen werd op [slachtoffer] ingeslagen. [10]
[slachtoffer] rende vervolgens de trappenhal in en de trap af. Daarna renden ook de beide jongens (de rechtbank begrijpt: de broer van [medeverdachte 2] en de onbekende man met vlechtjes) de trap af. Ten slotte liep [getuige 1] samen met [medeverdachte 2] naar beneden. Hij zag dat [slachtoffer] op de grond lag. Hij hoorde hem huilen en schreeuwen. Beide jongens maakten met hun vuisten slaande/boksende bewegingen in de richting van [slachtoffer] en raakten hem. Even later kwam [medeverdachte 2] met een auto aan rijden. Hij stopte, waarop de twee jongens instapten en zij gedrieën wegreden. [11]
[getuige 2] , een buurtgenoot van [slachtoffer] , heeft onder meer het volgende verklaard.
Op 8 maart 2009 hoorde [getuige 2] , woonachtig op het adres [adres 2] te Weert, mensen schreeuwen. Het geschreeuw kwam uit de richting van het trappenhuis. Hij ging kijken en zag een donker getinte jongen snel de trappen af komen rennen. Deze jongen werd achtervolgd door twee eveneens donker getinte jongens. Ze renden alle drie naar buiten. De jongen die als eerste de trappen afrende, werd geslagen en getrapt door de twee andere jongens. Plotseling begon de jongen die geslagen en getrapt werd opnieuw te rennen. Hij werd wederom achterna gezeten door de twee andere jongens. Hij werd vervolgens ingehaald. De jongen lag op de grond. Er werd op hem ingetrapt en ingeslagen. Hierna reed een man met hoge snelheid in de richting van de drie jongens en stopte ter hoogte van hen. De twee jongens die de andere jongen hadden mishandeld, namen snel plaats in de personenauto, waarna deze wegreed.
De mishandelde jongen liep terug in de richting van de getuige. Hij had bloed aan de voorzijde van zijn kleding en zakte voor de hoofdingang van de flat in elkaar. [12]
Een andere buurtbewoner, genaamd [getuige 3] , woonachtig op het adres [adres 3] te Weert, heeft verklaard dat hij op 8 maart 2009 een hoop geschreeuw hoorde en vervolgens zag dat drie donker getinte mannen ruzie hadden. Eén man lag op de grond en de andere twee waren op hem in aan het trappen en slaan. Vervolgens kwam er een personenauto aan rijden die stopte ter hoogte van de vechtende mannen. De mannen die aan het slaan en schoppen waren, namen vervolgens plaats in de auto, waarna de auto wegreed. [13]
Verdachte heeft het volgende verklaard.
Op 8 maart 2009 ging verdachte met [medeverdachte 1] naar de [adres 1] in Weert. [14] Op een foto herkent hij [medeverdachte 1] als [medeverdachte 1] . [15] [medeverdachte 1] zei dat zijn broer problemen had met een jongen. Die jongen zou iets met de vrouw van [medeverdachte 1] ’s broer hebben. Zij zouden nu met die jongen gaan praten. De broer van [medeverdachte 1] was ook daar. Op enig moment rende [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) de woning uit en rende [medeverdachte 1] achter hem aan. Ook verdachte liep er achteraan. [16]
3.3.3
De bewijsoverwegingen
3.3.3.1
Algemeen
Bij de geweldpleging op 8 maart 2009 waren in totaal vijf personen ‘betrokken’, te weten het slachtoffer [slachtoffer] , zijn huisgenoot [getuige 1] en de drie mannen die [slachtoffer] hebben mishandeld. Al deze betrokkenen hebben meerdere verklaringen afgelegd. Hoewel deze verklaringen op (soms belangrijke) punten van elkaar afwijken en de afzonderlijke personen ook in hun eigen verhoren niet consistent hebben verklaard, acht de rechtbank zich in staat om op grond van de door haar gebruikte bewijsmiddelen vast te stellen wat er naar haar oordeel is gebeurd. De rechtbank is hierbij uitgegaan van die bewijsmiddelen die elkaar onderling steunen en - uiteraard - waaraan zij geloof hecht.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] in zijn woning door drie personen is mishandeld. Hij werd door hen herhaaldelijk geslagen. Daarnaast leidt de rechtbank uit een combinatie van deze verklaringen met de verklaring van verdachte af dat deze drie personen betreffen: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] (in de bewijsmiddelen ook wel ‘ [medeverdachte 1] ’, ‘de broer van [medeverdachte 2] ’ en ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd) en verdachte (in de bewijsmiddelen ook wel aangeduid als ‘de man/jongen met het vlechtje/de vlechtjes’).
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer] , [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] ook op straat is mishandeld. Hij is daar geschopt en geslagen door verdachte en [medeverdachte 1] , onder meer terwijl hij op de grond lag.
Daarnaast is [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn lichaam gestoken. Dit is af te leiden uit de verklaring van het slachtoffer zelf, het bij hem aangetroffen letsel, de aangetroffen bloedsporen en de beschadigingen aan zijn T-shirt. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat het slachtoffer:
  • in ieder geval op straat is gestoken met een mes;
  • op straat met een mes is gestoken door verdachte, door [medeverdachte 1] óf door beiden;
  • in ieder geval (ook) is gestoken met het mes dat verdachte in de woning in zijn hand heeft gehad. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de beschadigingen aan het T-shirt kunnen passen bij een steekverwonding met een mes waarvan het snijgedeelte ongeveer twaalf centimeter lang is.
Over de vraag wíe [slachtoffer] op straat heeft/hebben gestoken - verdachte, [medeverdachte 1] of beiden - tast de rechtbank in het duister. Zij kan dit niet met voldoende overtuiging afleiden uit het dossier. Dit betekent echter niet dat de rechtbank niet kan komen tot het oordeel dat - ten aanzien van het steken met een mes - sprake is van medeplegen tussen verdachte en zijn mededader(s).
3.3.3.2
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte het volgende af.
Verdachte ging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van het slachtoffer [slachtoffer] . Hij wist dat zij het slachtoffer zouden gaan aanspreken over zijn (vermeende) relatie met de ex-vrouw van [medeverdachte 2] , terwijl hij noch het slachtoffer noch [medeverdachte 2] kende. Vrijwel direct na binnenkomst in de woning werd het slachtoffer door hen alle drie geslagen, waarbij verdachte op enig moment een mes pakte en in zijn hand hield. Vervolgens sloeg het slachtoffer op de vlucht, waarna hij werd achtervolgd door verdachte en [medeverdachte 1] . Daarna is het slachtoffer meermalen door beiden geslagen en geschopt, ook terwijl hij op de grond lag. Bovendien is het slachtoffer buiten met een mes gestoken.
Kortom, verdachte heeft zelf geweld gepleegd door te slaan en te schoppen en hij heeft tijdens het plegen van het geweld een mes gepakt. Als hij al niet zelf met het mes heeft gestoken, heeft hij op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer met een mes zou worden gestoken.
Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het slaan, schoppen en steken met een mes.
3.3.3.3
Opzet om van het leven te beroven
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met zijn mededaders het slachtoffer [slachtoffer] met een mes in diens bovenbuik en borstkas gestoken ten gevolge waarvan het slachtoffer veel bloed heeft verloren. De geschatte duur van genezing bedroeg drie tot zes weken.
De vraag die de rechtbank in dit verband dient te beantwoorden is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood van het slachtoffer - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat hij wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De rechtbank is gelet op de feiten en omstandigheden, zoals hierboven omschreven, van oordeel dat verdachte met de gedragingen van hemzelf en van zijn mededaders willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge van de messteken in diens bovenbuik en borstkas zou overlijden. Het mag immers als algemeen bekend worden verondersteld dat zich in de zachte, kwetsbare buikstreek en in de borstkas veel vitale organen bevinden. Door het slachtoffer op die plekken met een mes te steken, hebben verdachte en zijn mededaders willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat een of meer van deze vitale organen zou(den) worden geraakt en dat het slachtoffer hieraan zou overlijden.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn mededaders - het steken met een mes in de bovenbuik en borstkas van het slachtoffer - naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van het slachtoffer gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, waarvan de rechtbank niet is gebleken, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
3.3.3.4
Conclusie
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen acht zij het primair ten laste gelegde feit bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
primair
op 8 maart 2009 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met anderen meermalen met een mes in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en meermalen voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt, onder meer terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
medeplegen van poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van voorarrest. Hiertoe heeft zij naar voren gebracht dat:
  • poging tot doodslag een ernstig strafbaar feit is;
  • het feit bovendien is gepleegd op straat;
  • het weliswaar een oud feit betreft, maar dat van een overschrijding van de redelijke termijn geen sprake is, nu verdachte pas laat in beeld is gekomen;
  • een van de mededaders, [medeverdachte 2] , in 2009 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, terwijl hij enerzijds initiatiefnemer was van de geweldpleging en anderzijds minder heeft deelgenomen aan het fysieke geweld.
Ondanks het feit dat tegenwoordig voor soortgelijke gevallen in het algemeen hogere straffen worden opgelegd dan in 2009, is de officier van justitie van mening dat in dit geval dezelfde straf op zijn plaats is als die aan mededader [medeverdachte 2] is opgelegd.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd om bij het wijzen van het vonnis de gevangenneming van verdachte te bevelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede gelet op de ouderdom van de zaak, geen enkel redelijk doel meer dient. Hij heeft dan ook verzocht om in geval van een bewezenverklaring van de poging tot doodslag een grote voorwaardelijke gevangenisstraf van twee of drie jaar op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[medeverdachte 2] , een van de mededaders van verdachte, heeft contact opgenomen met de huisgenoot van het slachtoffer om te vragen of hij kon langskomen. Vervolgens is hij samen met twee andere mannen, onder wie verdachte, naar de woning van het slachtoffer gegaan waar zij het slachtoffer hebben mishandeld door hem meermalen te slaan. Nadat het slachtoffer naar buiten was gevlucht, zijn verdachte en een mededader achter hem aangerend en hebben zij hem op straat geslagen en geschopt. Bij dit alles is het slachtoffer met een mes in zijn bovenbuik en borstkas gestoken. Het bloedverlies was groot. Het T-shirt van het slachtoffer was doorweekt met bloed en ook op het trottoir en op een van de auto’s is bloed aangetroffen. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat er door deze messteken geen vitale organen zijn geraakt. Dat het slachtoffer ten tijde van dit gebeuren voor zijn leven heeft gevreesd, spreekt voor zich.
De gedragingen van verdachte en zijn mededaders leveren een poging tot doodslag op. Doodslag is een van de ernstigste strafbare feiten die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat hierbij het leven van een ander, het meest fundamentele rechtsgoed dat een mens bezit, wordt afgenomen. Alleen hieruit blijkt al dat ook een poging tot doodslag een zeer ernstig strafbaar feit is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van de strafsoort en strafmaat voor dit feit niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een grote voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank is het dan ook niet met de verdediging eens dat het nut of de noodzaak van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door de ouderdom van de zaak is vervallen.
Hoewel het feit meer dan negen jaar geleden is gepleegd, is er geen reden om hiermee bij de strafoplegging rekening te houden. De reden dat in deze zaak nu pas vonnis wordt gewezen, is immers gelegen in het feit dat pas in 2016, naar aanleiding van een zogenoemde DNA-hit, bekend is geworden dat verdachte een van de betrokkenen bij de geweldpleging is geweest. Verdachte is pas in juli 2016 aangehouden. Van een overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is dan ook geen sprake.
Bij onherroepelijk vonnis van de toenmalige rechtbank Roermond van 13 november 2009 is een van de mededaders van dit feit, [medeverdachte 2] , veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Hoewel tegenwoordig voor soortgelijke gevallen in het algemeen hogere gevangenisstraffen worden opgelegd dan in 2009, acht de rechtbank het passend en geboden om bij de strafoplegging aan te sluiten bij de aan [medeverdachte 2] opgelegde straf. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar opleggen.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van verdachte afwijzen. Weliswaar zijn er met een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit voldoende ernstige bezwaren aanwezig. Een grond voor voorlopige hechtenis ontbreekt echter.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • wijst af de vordering van de officier van justitie tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. de Loo, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
primair
hij op of omstreeks 8 maart 2009 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt, onder meer terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 maart 2009 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval met een scherp voorwerp, in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt, onder meer terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers met de toevoeging (dossier [verdachte] ) wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer 2009023050, gesloten d.d. 20 januari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 136. Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers met de toevoeging ‘(dossier [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] )’ wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Regio Limburg Noord, District Midden-Limburg, registratienummer 2009023050-1, gesloten d.d. 23 mei 2009, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 302.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 10 maart 2009 op de pagina’s 30-33 (dossier [verdachte] ).
3.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 maart 2009 op pagina 28 (dossier [verdachte] ).
4.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 10 maart 2009 op pagina 33 (dossier [verdachte] ).
5.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 22 april 2009 op pagina 46 (dossier [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] ).
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 maart 2009 op pagina 157 (dossier [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] ).
7.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 maart 2009 op pagina 158 (dossier [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] ).
8.De medische informatie van GGD Limburg-Noord - dr. J. van Essen, chirurg St. Jans Gasthuis te Weert - met betrekking tot [slachtoffer] op pagina 35 (dossier [verdachte] ).
9.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 8 maart 2009 op de pagina’s 18 en 19 (dossier [verdachte] )
10.Het verkort proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Roermond op 30 oktober 2009 in de strafzaak tegen [medeverdachte 2] met parketnummer 04/610075-09, pagina 3.
11.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] d.d. 8 maart 2009 op de pagina’s 19 en 20 (dossier [verdachte] ).
12.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 8 maart 2009 op de pagina’s 95 en 96 (dossier [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] ).
13.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 8 maart 2009 op pagina 99 (dossier [medeverdachte 2] / [medeverdachte 1] ).
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 juli 2016 op pagina 109 (dossier [verdachte] ).
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 juli 2016 op pagina 109 in combinatie met de foto op pagina 113 (dossier [verdachte] ).
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 juli 2016 op de pagina’s 109 en 110 (dossier [verdachte] ).