ECLI:NL:RBLIM:2018:6062

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
03/659129-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van verbalisanten met neppistool

Op 27 juni 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 maart 2017 in Velden twee verbalisanten heeft bedreigd met een sterk op een echt wapen gelijkend speelgoedpistool. De verdachte richtte het wapen vanuit zijn woning op de verbalisanten en reageerde niet op hun herhaalde verzoeken om het wapen te laten vallen. De verbalisanten voelden zich ernstig bedreigd en hebben hun dienstwapens moeten trekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een werkstraf van 150 uur. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een ernstige stoornis betreffende alcoholgebruik. De verdachte werd ook verplicht om zich te laten behandelen voor zijn verslaving en aan andere bijzondere voorwaarden te voldoen. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, de verbalisanten, voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659129-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. Stam, advocaat kantoorhoudende te Haarlem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 juni 2018. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Als deskundige is [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker, gehoord.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hoofdagenten van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling;
feit 2:een zeer sterk op een echt wapen lijkend speelgoedpistool voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wordt bewezenverklaard. Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde verwijst de officier van justitie naar de aangiftes van de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het proces-verbaal van bevindingen van diezelfde verbalisanten en het proces-verbaal van bevindingen van het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam. Met betrekking tot het onder feit 2 ten laste gelegde verwijst de officier van justitie naar het proces-verbaal van bevindingen van [naam taakaccenthouder] , taakaccenthouder Wet wapens en munitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat zij zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 refereert aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zich nauwelijks iets van het voorval kan herinneren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hoofdagenten politie Eenheid Limburg) relateren [2] dat zij op 25 maart 2017 omstreeks 19.05 uur een melding ontvangen van de regionale Politiemeldkamer Limburg om te gaan naar de [adresgegevens verdachte] . De bewoner van dit pand heeft ingebeld met de huisartsenpost dat hij opgenomen wenst te worden. Als dit niet gebeurt, zou hij zich een kogel door zijn kop schieten. Omstreeks 19.10 uur zijn zij ter plaatse. Ze kloppen en bellen herhaaldelijk aan, maar er komt geen reactie. Na overleg met de Operationeel Coördinator van de politie wordt besloten tot binnentreden van de woning op grond van artikel 3 Politiewet. Beide verbalisanten hebben zich vervolgens voorzien van kogelwerende vesten en zijn opnieuw naar de woning gegaan. [slachtoffer 2] ziet door het raam van de woonkamer de verdachte met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand in de woonkamer staan. [slachtoffer 2] ziet dat hij het vuurwapen op hem richt en hierbij in zijn richting kijkt. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] nemen dekking achter twee aldaar geparkeerde personenauto’s. Ze pakken hun dienstvuurwapen en richten op de verdachte en roepen meermalen dat hij zijn wapen moet laten vallen. De verdachte reageert hier niet op. De verdachte kijkt de verbalisanten meermalen afwisselend aan en richt daarbij zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp op hen. Ze zien dat het vuurwapen een pistool betreft. De verdachte loopt de woonkamer uit en verschijnt op de eerste verdieping voor een raam aan de voorzijde van zijn woning. Hij houdt het wapen ter hoogte van zijn borst en richt op verbalisant [slachtoffer 1] . Beide verbalisanten trekken weer hun dienstwapen en roepen dat de verdachte zijn wapen moet laten vallen. De verdachte loopt weer weg waarna de verbalisanten hem door het raam van de voordeur in de gang zien staan terwijl hij het wapen op hen richt. Ze zien en horen dat de verdachte met het wapen op het raam van de voordeur tikt. De politiemensen trekken opnieuw hun dienstvuurwapen en richten op de verdachte. De verdachte reageert niet op het luidkeels aanroepen om zijn wapen te laten vallen. Verbalisant [slachtoffer 1] ziet dat de verdachte de deur van zijn woning opent. Nadat wederom geroepen wordt dat hij zijn wapen moet laten vallen en zijn handen moet laten zien, sluit hij de voordeur weer en loopt weg uit het zichtveld van de politie. Omstreeks 20.50 uur worden de posities van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] overgenomen door het Arrestatie- en Ondersteuningsteam van de politie.
Uit zowel de aangifte [3] van [slachtoffer 1] als uit de aangifte [4] van [slachtoffer 2] blijkt dat zij zich ernstig bedreigd hebben gevoeld. Zij vreesden op dat moment beiden voor hun leven alsmede voor dat van hun collega.
De ter assistentie gekomen medewerkers van het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam locatie Zuid relateren [5] dat de verdachte de deur van zijn woning opent en in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hoogte van zijn heup met de loop in hun richting vasthield. Zij zien dat de man een aantal stappen in hun richting zet. Na sommaties legt hij uiteindelijk het vuurwapen voor zich op de grond.
Het wapen is onderzocht en het is een zwart speelgoedpistool met een trekkersgroep en kastgroep die lijken op die van verschillende bestaande vuurwapens in de vorm van een pistool van het merk Beretta met als voorbeeld het pistool Beretta Cougar F 8357. Het betreft een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I sub 7 van de Wet wapens en munitie. [6]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij naar buiten is gelopen met het plastic pistool en weer naar binnen is gegaan. Toen was er nog niets aan de hand. Hij is weer naar de woonkamer gegaan en heeft nog snel een halve liter bier gedronken. Daarna is hij nog een keer zo naar buiten gelopen en stonden er allerlei politiewagens voor de deur. [7]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 maart 2017 te Velden een speelgoedpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (merk Beretta type Cougar F 8357), voorhanden heeft gehad en heeft gedragen alsmede dat hij daarmee meermalen heeft gericht op de verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verbalisanten hebben zich hierdoor zo ernstig bedreigd gevoeld dat zij meermaals hun dienstwapen hebben getrokken. Door vanuit de woonkamer, de eerste verdieping en de hal van zijn woning een wapen te richten op agenten en op geen enkele wijze te reageren op hun herhaaldelijk luidkeels sommeren het wapen te laten vallen, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de twee verbalisanten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
feit 1
op 25 maart 2017 te Velden, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hoofdagenten van politie Eenheid Limburg) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, meermalen, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gericht (gehouden) en aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] getoond;
feit 2
op 25 maart 2017 te Velden, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een zwart speelgoedpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (merk Beretta type Cougar F 8357), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2:handelen in strijd met artikel 13, lid 1 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Gezondheidszorgpsycholoog J.F.L.M. van Kemenade heeft in het Pro Justitia rapport van
2 juni 2017 gerapporteerd over de geestvermogens van verdachte. Van Kemenade adviseert het gedrag dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde vertoonde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte lijdt aan een ernstige stoornis betreffende alcoholgebruik, die hem gemakkelijk in een door alcohol geïnduceerde psychose doet belanden. Er zijn in de aanloop naar het incident keuzemomenten geweest, maar verdachte heeft verkeerde besluiten genomen. De frustratie- en stresstolerantie van verdachte zijn beperkt, ook in nuchtere toestand. Verdachte zal volharden in een eenmaal gekozen oplossing. Dit brengt een verhoogd risico met zich mee dat hij kiest voor een oplossing die eigenlijk te kort door de bocht is. Duidelijk is dat indien het proces van alsmaar meer alcohol drinken vordert, zijn mogelijkheden er mee te stoppen, zienderogen afnemen. Verdachte brengt zichzelf in een toestand van gedrag dat hem valt toe te rekenen naar gedrag dat hem niet valt toe te rekenen.
De rechtbank komt op basis van de bevindingen en het advies in het rapport niet tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. De rechtbank zal in overeenstemming met de bevindingen van de deskundige wel rekening houden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling gericht op de alcoholverslaving en op copingvaardigheden, een korte klinische opname indien nodig, een harddrugs- en alcoholverbod en een verbod op het opsparen van medicatie. Daarnaast heeft zij een taakstraf gevorderd van 150 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafoplegging verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, naar de inhoud van het reclasseringsadvies van
29 maart 2018 en naar het Pro Justitia rapport van 2 juni 2017. Zij verzoekt een geheel voorwaardelijke straf (met proeftijd van twee jaren) op te leggen met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en een opname voor de maximale duur van 7 weken op het moment dat verdachte een terugval heeft in zijn verslaving. De aanmelding voor de ambulante behandeling bij FPP de Horst is nog niet op gang gekomen. Ambulante verslavingszorg bij GGZ Vincent van Gogh acht de raadsvrouw niet meer zinvol nu GGZ Vincent van Gogh verdachte niet in behandeling wenst te nemen. Een drugsverbod lijkt niet geïndiceerd gezien het feit dat er enkel sprake is van een problematische alcoholverslaving, en ook het gevorderde verbod op opsparen van medicatie acht de raadsvrouw onhaalbaar en dient enkel als bespreekpunt met de toezichthouder van de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 25 maart 2017 met een neppistool twee verbalisanten bedreigd.
Verdachte heeft voorafgaand telefonisch contact opgenomen met de huisartsenpost en
gezegd dat hij binnen een half uur opgenomen wilde worden anders zou hij een kogel door
zijn hoofd schieten. Toen de verbalisanten bij de woning van de verdachte kwamen, nota
bene om hulp te verlenen, heeft hij meermalen een nepvuurwapen op de agenten gericht.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de situatie dermate heeft laten escaleren
dat de verbalisanten zich meermalen genoodzaakt voelden om hun dienstwapen te trekken.
Om verdachte te overmeesteren is bijstand moeten komen van het Aanhoudings- en
Ondersteuningsteam.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2018 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit de psychologische rapportage van J.F.L.M. van Kemenade van 2 juni 2017 komt naar voren dat als verdachte enige tijd veel alcohol drinkt daarover schuldgevoelens ontstaan en hij behoefte krijgt aan medicatie om het gebruik van alcohol tegen te gaan. De combinatie van teveel alcoholinname met medicatie om het gebruik te stoppen doet hem in een door alcohol geïnduceerde psychose glijden. Bij een bewezenverklaring wordt een (deels) voorwaardelijke straf geïndiceerd onder de voorwaarde zich te laten behandelen en begeleiden door het Forensisch Fact Team van De Horst onder langdurig toezicht van de verslavingsreclassering. Gelet op de beperkte stressbestendigheid van verdachte is het van belang zowel aan zijn vaardigheden te werken om effectief met stressoren om te gaan als hem te doen inzien dat in zijn geval alcoholgebruik onder alle omstandigheden ontraden dient te worden. De psycholoog meent dat dit de kans op recidive – die verhoogd aanwezig is bij terugval in alcoholgebruik – zal verlagen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 29 maart 2018 waaruit blijkt dat de verdachte zich al weken slecht voelde en was teruggevallen in overmatig alcoholgebruik en daarbij veel medicatie had genomen. De verdachte is maanden abstinent van alcohol geweest, totdat hij een kaakabces kreeg. Hij dacht dat hij het aan zou kunnen korte tijd alcohol te drinken om de pijn te verzachten. De verdachte heeft een wat ambivalente houding ten opzichte van medicatie. Als hij onrustig is of pijn heeft, heeft hij graag medicatie in huis. Daarom spaart hij medicatie op. Als hij dit inneemt met alcohol loopt hij direct risico. Zijn medicatiegebruik wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Vanwege een nekhernia krijgt de verdachte Oxicodon (sterke opioïde pijnstiller) voorgeschreven. De verdachte is aangemeld bij FPP de Horst, maar wordt nog niet behandeld. De verdachte wil geen groepsbehandeling. Voor de verdachte is een individueel traject gewenst, omdat het aanhoren van verhalen van anderen zijn onrust zal versterken. De kans op recidive wordt als laag/gemiddeld ingeschat. De verdachte geeft aan dat hij uit baldadigheid heeft gehandeld om aandacht te trekken voor zijn alcoholprobleem. Hij geeft aan zich veel van het voorval niet meer te kunnen herinneren. Dit kan berusten op waarheid, maar kan ook een teken zijn dat hij de verantwoordelijkheid van zijn gedrag niet kan dragen. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandelverplichting bij FPP de Horst te Blerick en/of Forensisch Fact Team, ambulante behandelverplichting van GGZ Vincent van Gogh, een maximaal 7 weken durende klinische opname en een alcohol- en drugsverbod met urinecontroles/blaastesten.
Uit het Voortgangsverslag Toezicht van 8 juni 2018 blijkt dat verdachte trouw naar de meldplichtgesprekken komt en goed meewerkt aan urinecontroles. Hij gebruikt oxazepam als hij merkt dat zijn onrust niet afneemt. Een behandeling op het gebied van verslaving is nog niet van de grond gekomen. De intakegesprekken bij FPP de Horst zijn weliswaar afgerond, maar er is nog geen passende therapie beschikbaar.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en adviezen uit de rapportages en neemt deze over.
Indien de rechtbank alleen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting zou letten
zou een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele maandenvoor de hand liggen. De
rechtbank ziet echter in de persoon van verdachte, zoals onder andere naar voren komt uit de
genoemde rapportages, aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden op te leggen met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden een
meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting bij FPP de Horst te
Blerick en/of Forensisch Fact Team (of soortgelijke ambulante forensische zorg), een
maximaal 7 weken durende klinische opname (indien geïndiceerd door de reclassering) en
een drugs- en alcoholverbod. Met het opleggen van een voorwaardelijke straf wordt
verdachte ervan weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast is een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden om de ernst van de gepleegde feiten te onderstrepen. De rechtbank heeft kennis genomen van het feit dat verdachte arbeidsongeschikt is verklaard. De toezichthouder van de reclassering, [naam reclasseringswerker] , heeft ter terechtzitting desgevraagd echter aangegeven dat passend werk voor verdachte gezocht kan worden in een geschikte omgeving en dat hij dan in staat is een werkstraf uit te voeren.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd legt de rechtbank geen aparte bijzondere
voorwaarde op ten aanzien van het opsparen van medicatie. Zij acht dit niet zinvol nu dit valt
onder de aanwijzingen die de reclassering geeft. Daarnaast legt de rechtbank een drugs-
verbod op voor zowel softdrugs als harddrugs. De verdachte is psychotisch gevoelig.
De rechtbank acht het daarom niet wenselijk het gebruik van softdrugs wel toe te staan.
Verdachte gebruikt medicatie voor zijn nekhernia en hij geeft aan zich soms onrustig te
voelen. Het risico moet worden uitgesloten dat verdachte softdrugs als een vorm van zelfmedicatie gaat gebruiken om (pijn-)klachten te onderdrukken of rustig te worden en hierdoor in een vicieuze cirkel komt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 846,00 ter zake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit immateriële schade. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 846,00 ter zake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente. De gevorderde schadevergoeding bestaat uit immateriële schade. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen redelijk en voor toewijzing vatbaar zijn. Zij heeft gevorderd om het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit de beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren dan wel fors te matigen en daarbij dan de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot één (1) dag.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de stukken met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, voldoende komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat door verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde en acht zich in staat deze schadepost naar redelijkheid en billijkheid toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00.
De rechtbank realiseert zich dat de benadeelde partij ook boven dit bedrag schade kan hebben geleden, maar acht zich niet in staat dit in goede orde nader vast te stellen. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren zodat de restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 maart 2017.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van
€ 500,00 nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding daarbij de vervangende hechtenis te beperken tot een dag.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat door de verdachte aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde en acht zich in staat deze schadepost naar redelijkheid en billijkheid toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00.
De rechtbank realiseert zich dat de benadeelde partij ook boven dit bedrag schade kan hebben geleden, maar acht zich niet in staat dit in goede orde nader vast te stellen. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren zodat de restantvordering, desgewenst, bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 maart 2017.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor een bedrag van
€ 500,00 nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding daarbij de vervangende hechtenis te beperken tot een dag.

8.Het beslag

De rechtbank zal de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een luchtdrukwapen en een bajonet, onttrekken aan het verkeer. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. De goederen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 en feit 2 tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen twee dagen volgend op het onherroepelijk vonnis melden tussen 13:00 uur en 15:00 uur bij de GGZ Reclassering VvG op het volgende adres: Laurentiusplein 10, 6043 CS te Roermond. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Tevens houdt de veroordeelde zich aan de afspraken en de aanwijzingen die door de reclassering gegeven worden;
de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen bij FPP de Horst te Blerick en/of Forensisch Fact Team of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
e veroordeelde wordt verboden om zowel soft- als harddrugs en alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan urinecontroles/blaastesten zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 en feit 2 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vόόr de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van
25 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van € 500,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 25 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde
  • verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 2] van € 500,00 bij niet betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 25 maart 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • bajonet;
  • luchtdrukwapen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs en
mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van M.S.E.M. Oude Hengel, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2017 te Velden, in de gemeente Venlo,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (hoofdagenten van politie Eenheid Limburg) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, meermalen, althans eenmaal,
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
gericht en/of gericht gehouden en/of aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
getoond;
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2017 te Velden, in de gemeente Venlo,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten een zwart speelgoedpistool,
zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (merk Beretta type Cougar F 8357)
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet wapens en munitie;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden Limburg, onderzoek LB1R017045 ORLIAC/LB1R017045, gesloten d.d. 5 mei 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 82.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2017, pagina 7-9.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 26 maart 2017, pagina 36-38.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 25 maart 2017, pagina 39-41.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 maart 2017, pagina 52-53.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2017, pagina 27.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2017, pagina 66.