ECLI:NL:RBLIM:2018:5950

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
C/03/249990 / KG ZA 18-267
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over wanprestatie en onrechtmatig profiteren door nieuwe werkgever

In deze zaak, die op 21 juni 2018 door de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben EBG Group B.V. en EBG Building Control B.V. (hierna gezamenlijk EBG c.s.) een kort geding aangespannen tegen CC Control B.V. en Spie Nederland B.V. De eisers vorderden onder andere dat de gedaagden zouden worden verboden om klanten van EBG Building te benaderen en dat zij alle relevante inloggegevens en administratorrechten zouden afgeven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat Spie onrechtmatig heeft geprofiteerd van wanprestatie door voormalige werknemers van EBG c.s. en dat de vorderingen tegen Spie te algemeen zijn geformuleerd om te worden toegewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft wel geoordeeld dat CC en [gedaagde sub 2] (een van de gedaagden) zich moeten onthouden van het actief benaderen van klanten van EBG Building die voor 28 januari 2018 klant waren. Dit verbod is opgelegd op straffe van een dwangsom. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/249990 / KG ZA 18-267
Vonnis bij vervroeging in kort geding van 21 juni 2018
in de zaak van

1.EBG Group B.V.,

en
2.
EBG Building Control B.V.,
beiden gevestigd te Sittard-Geleen,
eiseressen,
advocaat mr. M.J. Mookhram,
tegen

1.CC Control B.V.,

gevestigd te Beek,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat gedaagden 1 en 2 mr. R. Gijsen,
3.
Spie Nederland B.V.,
gevestigd te Breda,
advocaat mr. M.W.G. Castelijns,
gedaagden.
Eiseres sub 1 zal hierna EBG worden genoemd en eiseres sub 2 EBG Building. Tezamen zullen zij EBG c.s. worden genoemd. Gedaagden worden hierna respectievelijk CC, [gedaagde sub 2] en Spie genoemd en allen tezamen “gedaagden”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 mei 2018, met de producties 1 tot en met 23;
  • de bij brief van 7 juni 2018 door CC en [gedaagde sub 2] ingebrachte producties 1 tot en met 12;
  • de bij bericht van 11 juni 2018 door Spie ingebrachte producties 1 tot en met 3;
  • de bij bericht van 11 juni 2018 door EBG c.s. ingebrachte producties 24 en 25;
  • de zijdens EBG c.s. voorgedragen en overgelegde pleitaantekeningen;
  • de zijdens CC en [gedaagde sub 2] voorgedragen en overgelegde pleitnota;
  • de zijdens Spie voorgedragen en overgelegde pleitnota;
  • de mondelinge behandeling van 12 juni 2018.
1.2.
Nadat vonnis is gevraagd, is vonnis bepaald.

2.De feiten

De voorzieningenrechter gaat in dit kort geding uit van de volgende voorlopig vaststaande feiten.
a. [gedaagde sub 2] was als zelfstandige werkzaam op het gebied van Meet-regeltechnische oplossingen aan gebouwen. Bij overeenkomst van 25 februari 2016 (productie 2 dagvaarding; hierna de samenwerkingsovereenkomst) kwamen [gedaagde sub 2] namens CC in oprichting en EBG overeen om hun reeds bestaande samenwerking vorm te geven in EBG Building.
b. art. 2 van de samenwerkingsovereenkomst houdt in, voor zover van belang:

“(…)

1. CCControl BV io zal haar activiteiten onderbrengen bij EBG Building (…)

2. CCControl BV io zal haar klantenbestand middels brief en/of persoonlijk op de hoogte stellen;

3. EBG Building (…) zal haar CRM module aanvullen met deze klanten;

(…)
De werkzaamheden van [gedaagde sub 2] worden uitgevoerd gedurende ca. 5 dag (40 uur) per week.
(…)”.
c. De beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst is neergelegd in een door EBG c.s. en CC ondertekende verklaring d.d. 28 januari 2018 (productie 8 dagvaarding). In deze verklaring is vermeld, voor zover van belang:
“(…)
In onderling overleg d.d. 27 januari 2018 is besloten dat:
(…)
Tevens zullen ook de verbindingen hersteld worden naar de server van EBG Projects als de inbelverbindingen naar alle relevatie projecten. Deze werkzaamheden zullen afgerond worden 29 januari 2018. Alle relevante inlogcodes en wachtwoorden worden bij overdracht verstrekt.
(…) [gedaagde sub 2] bereidt is tot inhoudelijke projectoverdracht naar de buitendienst monteurs [naam monteur 1] als [naam monteur 2] .
(…)
[gedaagde sub 2] uittreedt als aandeelhouder bij EBG (Building); dat hiervoor een vergoeding betaald wordt door EBG Group van € 50.000,-. (…)”.
d. Bij akte van 21 februari 2018 (productie 9 dagvaarding) heeft [gedaagde sub 2] als bestuurder van CC voor € 50.000,- verkocht en geleverd aan EBG de door CC in EBG Building gehouden 90 aandelen.
e. De bij dagvaarding als productie 10 overgelegde en namens CC en EBG c.s. op 21 februari 2018 ondertekende verklaring houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Dat de overeenkomst “inbreng van CCControl en Eco-Cool in EBG Building Control” gehandhaafd blijft en CCControl BV geen aanspraak kan uitoefenen op haar ingebrachte activa, klantenbestand en gereedschappen (…).
Dat de overeenkomst “Aandeelhouders en managementovereenkomst”(noot voorzieningenrechter: de samenwerkingsovereenkomst)
getekend d.d. 25 februari 2016 volledig komt te vervallen. CCControl BV kan geen aanspraak vorderen op de activa, klantenbestand en gereedschappen van EBG Building Control dan wel van CCControl BV. (…)”.
f. [gedaagde sub 2] is in elk geval sinds maart 2018 in loondienst van Spie en ook de bij EBG c.s. in dienst geweest zijnde [naam monteur 1] en [naam monteur 2] (in de stukken ook geschreven als “ [naam monteur 2] ”) zijn inmiddels in dienst getreden van Spie.

3.Het geschil

3.1.1
EBG Building vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. CC en/of [gedaagde sub 2] veroordeelt tot afgifte van alle relevante inloggegevens/-codes en wachtwoorden, alle administratorrechten, omzetting van het account ID van EBG Building naar haar oorspronkelijke setting ten name van EBG Building en het staken c.q. gestaakt houden van het (actief dan wel passief) benaderen van klanten of relaties van EBG Building of aan haar gelieerde ondernemingen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CC en/of [gedaagde sub 2] (zoals de voorzieningenrechter “gedaagde” leest) in gebreke blijft om aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
2. Spie veroordeelt zich te onthouden om - actief of passief, onmiddellijk of middellijk via
[gedaagde sub 2] of anderszins - klanten van EBG Building te benaderen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Spie in gebreke blijft om aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
EBG vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Spie veroordeelt zich te onthouden van welke handeling dan ook - actief of passief,
onmiddellijk of middellijk via [gedaagde sub 2] of anderszins - waardoor zij kan profiteren van
enige tekortkoming zijdens CC/ [gedaagde sub 2] in de nakoming van hun verplichtingen uit de met EBG gesloten overeenkomsten d.d. 30 november 2017 en 28 januari 2018, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Spie in gebreke blijft om aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
EGB c.s. vorderen verder ten aanzien van CC, [gedaagde sub 2] en Spie dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad CC, [gedaagde sub 2] en Spie veroordeelt in de kosten van het geding alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf de dag dat CC, [gedaagde sub 2] en Spie na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in gebreke blijven met betaling van de in het vonnis vastgestelde proceskostenveroordeling tot de dag der algehele voldoening;
Ter zitting hebben EBG c.s. mondeling en ter aanvulling van het bij dagvaarding gevorderde subsidiair gevorderd dat de voorzieningenrechter CC, [gedaagde sub 2] en Spie zal verbieden om in te loggen op EBG c.s.-IXON-systemen op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor elke keer dat dit gebod wordt overtreden.
3.1.2
EBG c.s. voeren hiertoe aan dat CC en [gedaagde sub 2] niet alle relevante inlogcodes, wachtwoorden en/of administratorrechten, in elk geval niet de volledige administratorrechten van het IXON-account, hebben verstrekt (randnr. 15 dagvaarding). In hun pleitaantekeningen hebben EBG c.s. wat dit laatste betreft aangevoerd dat [gedaagde sub 2] door de niveau 0-rechten van de administrator te behouden en slechts niveau 1-rechten aan EBG c.s. te verschaffen, zijn verplichtingen heeft geschonden. Door het behoud van die administratorrechten maken CC en/of [gedaagde sub 2] onrechtmatig gebruik van het systeem van EBG c.s. (randnr. 17 dagvaarding). CC en/of [gedaagde sub 2] hebben verder, aldus EBG c.s., in het inlogportaal van EBG c.s. een logo van Spie geplaatst. Klanten van EBG c.s. die inlogden, zagen dit logo van Spie en aldus werd ten onrechte de indruk gewekt dat EBG c.s. zou zijn overgenomen door Spie (randnr. 18 dagvaarding). Verder zou [gedaagde sub 2] aan klanten van EBG c.s. vertellen dat EBG Building is overgenomen door Spie en benadert hij klanten van EBG c.s. met de mededeling dat hij vanaf 1 maart 2018 werkzaam is bij Spie.
[gedaagde sub 2] heeft ook twee werknemers van EBG Building, [naam monteur 1] en [naam monteur 2] , omgepraat om in dienst te treden van Spie, hetgeen deze twee ook hebben gedaan. Deze twee ex-werknemers hebben daarmee overtreden het relatiebeding, het geheimhoudingsbeding en het anti-ronselbeding dat in hun arbeidsovereenkomsten met EBG c.s. was opgenomen (randnrs. 19 tot en met 23 dagvaarding). Spie heeft deze twee werknemers Spie in dienst genomen ondanks deze genoemde bedingen en profiteert daarmee op onrechtmatige wijze van de door [naam monteur 1] en [naam monteur 2] gepleegde wanprestatie.
Aan de mondeling ter zitting ingediende subsidiaire vordering hebben EBG c.s. ten grondslag gelegd dat aldus wordt voorkomen dat er wordt ingelogd op het Ixon-systeem van EBG c.s. door bovengenoemde partijen.
3.2
Gedaagden voeren verweer.

4.De beoordeling

4.1
Gesteld noch gebleken is dat de mondelinge aanvulling op de eis in strijd is met de eisen van een goede procesorde zoals vermeld in art. 130 lid 1 Rv, zodat de voorzieningenrechter de zaak zal beoordelen met inachtneming van die aanvulling.
4.2
De posities van CC en [gedaagde sub 2] enerzijds van Spie anderzijds zijn zo verschillend van elkaar dat de voorzieningenrechter het gevorderde ten opzichte van hen afzonderlijk zal beoordelen, waarbij als eerste zal worden beoordeeld de vordering van EBG c.s. tegen Spie.
4.3
Spie heeft betwist dat zij met EBG c.s. een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, het zogenaamde “gentlemen’s agreement”. Een door partijen ondertekend exemplaar van die overeenkomst bestaat kennelijk niet. Andere feiten of omstandigheden aan de hand waarvan voorlopig tot het bestaan van die overeenkomst kan worden geconcludeerd, zijn er niet. Het horen van getuigen omtrent deze kwestie kost meer tijd dan passend is in een kort geding. Dit leidt tot de conclusie dat voor zover de vordering tegen Spie op die vaststellingsovereenkomst is gegrond, zij zal worden afgewezen.
4.4
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de door EBG c.s. tegen Spie ingestelde primaire vorderingen te algemeen zijn geformuleerd om te worden toegewezen.
De vordering van EBG Building houdt immers feitelijk in dat Spie zich moet onthouden van het op welke wijze dan ook benaderen van klanten van EBG Building. Deze vordering betekent bijvoorbeeld dat Spie ook geen reclame in algemeen verspreide periodieken zou mogen maken. De voorzieningenrechter begrijpt verder dat EBG Building honderden klanten heeft en dat Spie niet al die klanten kent. De vordering is echter zodanig algemeen geformuleerd door EBG Building dat bij toewijzing door de voorzieningenrechter Spie ook een boete verbeurt indien zij iemand benadert waarvan achteraf blijkt dat dit een klant is van EBG Building.
De vordering van EBG tegen Spie kent een vergelijkbaar manco: het recht kent niet de algemene regel dat, concreet gemaakt voor dit geval, Spie niet mag profiteren van “enige tekortkoming door CC en/of [gedaagde sub 2] wat betreft de nakoming van de verplichtingen van de twee laatstgenoemden ten opzichte van EBG”.
4.5.1
Naast hetgeen hiervoor is geoordeeld, heeft het volgende te gelden.
In randnr. 24 van de dagvaarding hebben EBG c.s. vermeld dat tussen EBG c.s. en [naam monteur 1] en [naam monteur 2] is afgesproken dat concurrentie- en relatiebedingen tussen EBG c.s. en [naam monteur 1] en [naam monteur 2] zouden vervallen bij indiensttreding van [naam monteur 1] en [naam monteur 2] bij Spie op voorwaarde dat Spie de leasecontracten van de door [naam monteur 1] en [naam monteur 2] bereden voertuigen zou overnemen en dat dit is geschied. Voor zover het tegen Spie gevorderde dan ook berust op onrechtmatig profiteren van wanprestatie door [naam monteur 1] en [naam monteur 2] omdat zij het met EBG c.s. gesloten concurrentie- en relatiebeding hebben overtreden, kan dit niet worden toegewezen. Die twee bedingen zijn immers vervallen (zie ook de als productie 1 door Spie overgelegde correspondentie).
4.5.2
Er zijn in dit kort geding onvoldoende feiten en omstandigheden voorshands aannemelijk geworden waaruit kan worden geconcludeerd dat Spie wanneer dan ook onrechtmatig heeft geprofiteerd van het feit dat [naam monteur 1] en [naam monteur 2] hun geheimhoudingsplicht hebben overtreden. Dit brengt met zich dat ook op die grond het tegen Spie gevorderde niet kan worden toegewezen.
4.5.3
Het recht kent niet een algemene regel dat Spie als concurrent van EBG c.s. geen klanten van EBG c.s. zou mogen benaderen. In beginsel staat het Spie dus vrij om klanten van EBG c.s. te benaderen. Dit kan onder omstandigheden anders zijn, maar dat die omstandigheden thans aanwezig zijn, laat zich met onvoldoende zekerheid vaststellen. De voorzieningenrechter ziet met name geen concrete feiten en omstandigheden waaruit voorshands kan worden afgeleid dat Spie met kennis van [gedaagde sub 2] die [gedaagde sub 2] niet zou mogen delen, klanten van EBG c.s. benadert of heeft benaderd. Uit het enkele feit dat klanten van EBG c.s. zijn overgestapt naar Spie valt niet zonder meer af te leiden dat kennis van [gedaagde sub 2] hierbij is misbruikt. Om een en ander vast te stellen, is nader onderzoek noodzakelijk, waartoe een kort geding zich niet leent.
4.5.4
Gelet op het vorenstaande kan de vordering tegen Spie voor het overige niet worden toegewezen omdat die vordering voor zover niet gegrond op de hiervoor beoordeelde gedragingen, te algemeen van aard is. Waar [naam monteur 1] en [naam monteur 2] ten opzichte van EBG c.s. geen concurrentie- en relatiebeding overtreden en Spie niet zonder meer onrechtmatig handelt indien zij klanten van EBG c.s. benadert, zijn de tegen Spie gevorderde onthoudingen te algemeen van aard om te worden toegewezen.
4.5.5
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat EBG c.s. en Spie wat bepaalde klanten betreft, samenwerken. EBG c.s. hebben gesteld dat het slechts om twee klanten gaat en dat het door die klanten afgedwongen samenwerking betreft. Spie heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat de samenwerking algemeen van aard is, in elk geval was. De stelling van EBG c.s. dat de samenwerking slechts betrekking heeft op twee klanten staat onvoldoende vast, zodat de voorzieningenrechter ervan uit gaat dat partijen ter zake de nodige klanten samenwerken. De voorzieningenrechter begrijpt dat Spie in het kader van die samenwerking moet kunnen inloggen op het EBG c.s.-IXON-systeem. Een belangenafweging brengt dan met zich dat de subsidiaire vordering tegen Spie moet worden afgewezen. Het belang op een probleemloze verhouding tussen Spie en haar klanten wordt door de voorzieningenrechter groter geacht dan de mogelijkheid dat Spie bij afwijzing van de vordering schade toebrengt aan EBG c.s.
4.6
Ten aanzien van de vordering van EBG Building tegen CC en/of [gedaagde sub 2] wat betreft afgifte van “alle relevante inloggegevens/-codes en wachtwoorden, alle administratorrechten” wordt voorop gesteld dat EBG c.s. in hun dagvaarding in randnr. 15 hebben vermeld dat CC en [gedaagde sub 2] een deel van de relevante inlogcodes en wachtwoorden aan EBG c.s. hebben verstrekt, maar niet alle en dan met name niet de belangrijkste administrator-rechten. In de pleitaantekeningen van EBG c.s. is in randnr. 6 vermeld dat [gedaagde sub 2] met de door hem ingebrachte producties kennelijk wil betogen dat wachtwoorden zijn teruggegeven, “
maar hij vermeldt niet dat deze wachtwoorden en de administratorrechten door hem vele maanden geleden terug gegeven hadden moeten worden en in de tussentijd het hem niet was toegestaan om gebruik te blijven maken van het IXON-platform noch gebruik te blijven maken van de servers waarop hij vrijelijk nog steeds kan inloggen.”. Dit alles in onderling verband en samenhang beziend brengt met zich dat de door EBG Building tegen CC en [gedaagde sub 2] ingestelde primaire vordering voor wat betreft de afgifte van alle relevante inloggegevens/-codes en wachtwoorden en alle administratorrechten moet worden afgewezen. EBG Building heeft onvoldoende duidelijk gemaakt wat CC en/of [gedaagde sub 2] nu nog precies moeten afgeven. Wat de administratorrechten betreft wijst de voorzieningenrechter er nog op dat onvoldoende duidelijk is gebleken dat onjuist is de stelling van CC en [gedaagde sub 2] dat EBG c.s. een gebruiker als [gedaagde sub 2] van het EBG-Ixonplatform kan verwijderen.
4.7
EBG Building heeft ook gevorderd veroordeling van CC en/of [gedaagde sub 2] om het account ID van EBG Building om te zetten naar haar oorspronkelijke setting ten name van EBG Building. CC en [gedaagde sub 2] hebben zich tegen dit deel van de vordering verweerd met in elk geval de stelling dat er geen company registration is gemaakt en dat, zo begrijpt de voorzieningenrechter, er dus niets valt om te zetten naar de oorspronkelijke setting. Het is, gelet op dit verweer, onvoldoende duidelijk geworden dat een account moet worden teruggezet naar haar oorspronkelijke setting, maar ook is het de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk dat CC en/of [gedaagde sub 2] dit zouden moeten doen omdat dit EBG c.s. onmogelijk is. Ook dit deel van de vordering is dus niet toewijsbaar.
4.8.1
Tenslotte heeft EBG Building gevorderd dat het CC en/of [gedaagde sub 2] moet worden verboden om, kort gezegd, klanten en/of relaties van EBG Building te benaderen.
Er kan voor voorshands niet van worden uitgegaan dat [gedaagde sub 2] zich in het geheel niet onrechtmatig heeft gedragen. Zo kan er in dit kort geding van worden uitgegaan dat hij bij zijn vertrek drie servers van EBG c.s. heeft meegenomen (die wel weer door hem zijn teruggegeven). Er kan ook van worden uitgegaan dat [gedaagde sub 2] handelingen heeft verricht waardoor het Spie-logo een aantal dagen verscheen indien werd ingelogd op het EBG-Ixonplatform. Ter zitting is door EBG c.s. verder voorgelezen een e-mailbericht van [gedaagde sub 2] als werknemer van Spie aan klanten van EBG c.s. van 14 juni 2018 waarin hij, op de keeper beschouwd, meedeelt thans bij Spie de werkzaamheden uit te voeren die hij eerst bij EBG c.s. uitvoerde. Er kan wat dit betreft van worden uitgegaan dat [gedaagde sub 2] gelet op zijn werkzaamheden bij EBG c.s., weet wie de klanten van EBG c.s. zijn. Ter zitting is wat de juistheid van dit bericht betreft slechts door de raadsman van [gedaagde sub 2] opgemerkt dat dit bij gebrek aan wetenschap wordt betwist, maar aan een dergelijke betwisting komt, nu [gedaagde sub 2] in persoon aanwezig was maar heeft gezwegen, geen waarde toe. Er is, gelet op dit alles en met inachtneming van het feit dat [gedaagde sub 2] € 50.000,- heeft ontvangen voor de door hem overgedragen aandelen (zie rov. 2d) voldoende reden om het gevorderde benaderingsverbod toe te wijzen. Dit kan echter alleen ter zake de klanten die EBG Building al had toen de samenwerking met CC en [gedaagde sub 2] werd verbroken, zijnde 28 januari 2018 (zie rov 2c). Het staat klanten verder vrij om zelf te bepalen met wie zij een relatie willen aangaan, zodat het gevorderde “passieve verbod” ook zal worden afgewezen. Het is onvoldoende duidelijk wie EBG Building bedoelt met “relaties”, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
De voorzieningenrechter merkt nog op dat het aan EBG c.s. is om, indien de hiervoor genoemde samenwerking het noodzakelijk maakt voor Spie om [gedaagde sub 2] bij een en ander te betrekken (zie rov. 4.5.5), aan [gedaagde sub 2] voor zo’n geval ontheffing te verlenen van het verbod.
4.8.2
Zijdens CC is geen ter zake dienend verweer gevoerd dat en waarom ten opzichte van haar anders moet worden geoordeeld dan ten aanzien van [gedaagde sub 2] . De vordering zoals tegen [gedaagde sub 2] zal worden toegewezen, zal daarom ook ten opzichte van CC worden toegewezen.
4.9
EBG c.s. hebben ten opzichte van Spie te gelden als in het ongelijk gesteld en worden daarom in het geding tussen hen en Spie veroordeeld in de proceskosten. Er zijn geen feiten komen vast te staan op grond waarvan een reële proceskostenveroordeling zou kunnen worden uitgesproken, zoals Spie heeft gevorderd. De proceskosten worden aan de zijde van Spie begroot op € 1.606,- (€ 626,-, aan griffierecht en € 980,- voor salaris advocaat).
CC en [gedaagde sub 2] zullen als overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure tussen hen enerzijds en EBG c.s. anderzijds. Deze worden aan de zijde van EBG c.s. eisers begroot op € 890,01 (€ 313,-, zijnde de helft van het griffierecht, € 87,01 kosten betekening dagvaarding aan CC en [gedaagde sub 2] en € 490,- zijnde de helft van het salaris advocaat).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
verbiedt CC en [gedaagde sub 2] om actief te benaderen klanten van EBG Building of aan haar gelieerde ondernemingen voor zover deze al voor 28 januari 2018 klant waren bij EBG c.s., zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat CC en/of [gedaagde sub 2] hiermee in gebreke blijft/blijven met een maximum van € 75.000,-;
5.2
veroordeelt CC en [gedaagde sub 2] in de kosten van het geding tussen hen enerzijds en EBG c.s. anderzijds, aan de zijde van EBG c.s. tot op heden begroot op € 890,01;
5.3
wijst af de tegen Spie ingestelde vorderingen;
5.4
veroordeelt EBG c.s. in de kosten van het geding tussen hen en Spie, voor zover gerezen aan de zijde van Spie begroot op € 1.606,-;
5.5
verklaart het verbod en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: jrs