ECLI:NL:RBLIM:2018:5924

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2959
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsingsverzoek in LFNP-functie en voorwaarden voor tijdelijke tewerkstellingen

In deze zaak gaat het om een beroep van een eiser, werkzaam bij de politie eenheid Limburg, die verzocht heeft om geplaatst te worden in de LFNP-functie ‘operationeel expert technische opsporing’. Eiser was eerder geplaatst in de functie van ‘senior tactische opsporing’ en had op 23 februari 2017 een verzoek ingediend voor de nieuwe functie. Het primaire besluit van de korpschef van Politie, dat dit verzoek afwees, was gebaseerd op het standpunt dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden zoals vastgelegd in de relevante werkinstructies. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 1 november 2013 tot 1 november 2014 op een leerwerkplek werkzaam was, maar dat hij materieel gezien de functie van operationeel expert heeft waargenomen. De rechtbank oordeelt dat eiser de functie minimaal drie jaar onafgebroken heeft uitgeoefend en dat hij voldoet aan de overige voorwaarden van het beleid inzake langdurige tijdelijke tewerkstellingen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en plaatst eiser in de gewenste functie per datum van aanvraag. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/2959
uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juni 2018 in de zaak tussen
[eiser], te Heerlen, eiser
(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en
De korpschef van Politie, verweerder
(gemachtigde: mr. C.M.P.M. Brouwers).
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers plaatsingsverzoek in een LFNP-functie afgewezen, omdat -kort gezegd- eiser deze functie niet minimaal 3 jaar onafgebroken zou hebben uitgeoefend vóór 1 juli 2016.
Bij besluit van 3 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en P.J.H. [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. A.P.C.W. Tummers.
Overwegingen
1. Eiser, werkzaam bij de politie eenheid Limburg, is bij besluit van 10 juni 2016 per
1 juli 2016 geplaatst in de functie van ‘senior tactische opsporing’ (schaal 8) bij de eenheid Limburg. Eiser heeft op 23 februari 2017 verzocht geplaatst te worden in de LFNP-functie ‘operationeel expert technische opsporing’. Bij het primaire besluit heeft verweerder voormeld verzoek afgewezen.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat eiser niet voldoet aan één van de (limitatieve) voorwaarden zoals vastgelegd in de ‘Notitie tijdelijke tewerkstellingen in fase 2’ van 20 september 2016 , de ‘Aanvulling werkinstructie inzake Tijdelijke tewerkstellingen in de periode tot 1 juni 2016’ en de (aanvullende) werkinstructie ‘ Tijdelijke tewerkstellingen na 1 juli 2016’ van 4 april 2017 (Werkinstructie). In dit verband stelt verweerder dat eiser in de periode van 1 november 2013 tot 1 november 2014 werkzaam was op een zogenaamde ‘leerwerkplek’, in die periode niet in overwegende mate werd voldaan aan het daadwerkelijk uitoefenen van de kern van de functie van een Operationeel Expert Tactische Opsporing en eiser evenmin aan de voorwaarde voldeed die inhoudt dat het gedurende drie jaar onafgebroken uitoefenen van de functie op uiterlijk 1 juli 2017 is bereikt.
3. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat op grond van verweerders beleid inzake langdurige tijdelijke tewerkstellingen hij had moeten worden geplaatst in de functie van ‘operationeel expert technische opsporing’. In dit verband voert eiser aan dat hij in de periode van 1 november 2013 tot 1 november 2014 weliswaar formeel werkzaam was in het kader van een ‘leerwerkplek’, maar dat materieel in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de functie. Daartoe verwijst eiser naar een verklaring van zijn toenmalige chef ( [naam 1] ) van 14 april 2017 (“Feitelijk is er geen sprake geweest van een leerwerkplek”).

4.De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van de ‘Werkinstructie’ kunnen medewerkers die tijdelijk belast zijn met een andere functie dan waarin zij formeel zijn geplaatst, onder voorwaarden, een verzoek indienen om definitief in die tijdelijke functie te worden geplaatst. Eén van de voorwaarden is dat de medewerker voor minimaal drie jaar onafgebroken belast is met de andere functie. De periode van drie jaar onafgebroken uitoefenen van een andere functie word bereikt na 1 juli 2016, maar uiterlijk op 1 juli 2017. Voorts dient vastgesteld te worden dat door het uitoefenen van de tijdelijke werkzaamheden in overwegende mate is voldaan aan de niveaubepalende elementen van de andere functie.
5. Ter zitting is gebleken dat het geschil zich toespitst op de vraag of de periode van
1 november 2013 tot 1 november 2014 meetelt bij het berekenen van het drie jaar onafgebroken uitoefenen van de functie. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Bij besluit van 12 november 2013 heeft verweerder bepaald dat eiser tijdelijk in het kader van een leerwerkplek per 1 november 2013 tot 1 november 2014 werkzaamheden verricht als ‘operationeel expert technische opsporing’ uit het LFNP. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij besluit van 13 april 2016 heeft verweerder eiser een waarnemingstoelage verstrekt voor de periode van 1 november 2014 tot en met 31 mei 2016 voor de functie ‘operationeel expert technische opsporing’. Ook dit besluit staat in rechte vast.

6.Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser een besluit van verweerder van

7 december 2015 overgelegd met als onderwerp ’Toekenningsbesluit gratificatie’ ondertekend door teamchef [naam 2] . In dit besluit is vermeld dat de aanleiding voor deze toekenning is gelegen in het feit dat eiser boven schaalniveau functioneerde. Hij nam als zodanig de functie van O.E. (operationeel expert) waar gedurende een periode van 2 jaar en stuurde op grote ‘zwacri’ onderzoeken.
De rechtbank is van oordeel dat dit besluit bij verweerder bekend had moeten zijn, dat verweerder hiermee in zijn besluitvorming rekening mee had behoren te houden en dat verweerder dit besluit aan het dossier had behoren toe te voegen.
7. De rechtbank is van oordeel dat uit voormeld besluit moet worden afgeleid dat eiser (materieel gezien) ook in de periode (einde) 2013-2014 de functie van ‘operationeel expert’ (volledig) heeft waargenomen. Daartoe overweegt de rechtbank voorts dat deze conclusie wordt ondersteund door de verklaring van eisers toenmalige chef ( [naam 1] ).
Blijkens de verklaring van [naam 1] van 14 april 2017 heeft eiser in de gehele periode van september 2013 tot januari 2017 de werkzaamheden, zoals verbonden aan de functie van ‘operationeel expert technische opsporing’, volledig en zelfstandig uitgevoerd. Aan het besluit van 12 november 2013 is kennelijk in zoverre geen uitvoering gegeven, dat er (feitelijk) geen sprake is geweest van een ‘leerwerkplek’.
8. Ten slotte acht de rechtbank het van belang dat verweerder eiser bij besluit van
12 november 2013 weliswaar werkzaamheden heeft opgedragen in het kader van een ‘leerwerkplek’, maar dat verweerder ter zitting niet heeft kunnen toelichten hoe dit leerwerktraject er in concreto uitzag bij eiser en in welk opzicht dit werk verschilde met de werkzaamheden waarvoor hij (nadien) een waarnemingstoelage heeft ontvangen.
9. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat eiser de functie ‘operationeel expert technische opsporing’ uiterlijk op 1 juli 2016 minimaal drie jaar onafgebroken heeft uitgeoefend en -nu dit niet ter discussie staat- kennelijk ook aan de overige voorwaarden van verweerders beleid inzake langdurige tijdelijke tewerkstellingen voldoet.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat eiser wordt geplaatst in de LFNP-functie ‘operationeel expert technische opsporing’ per datum aanvraag.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit, bepaalt dat eiser wordt geplaatst in de LFNP-functie ‘operationeel expert technische opsporing’ en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.G. Klein (voorzitter), en mr. F.A.G.M. Vluggen en
mr. M.M.T. Coenegracht, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.
griffier voorzitter (voor deze de oudste rechter)
Afschrift verzonden aan partijen op: 26 juni 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.