In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werkneemster en haar werkgever, Hato B.V. De werkneemster, die sinds 2015 in dienst was bij Hato, vorderde doorbetaling van haar loon tijdens ziekte. De werkneemster had een arbeidsovereenkomst met Hato, maar ontving ook loon van twee aan Hato gelieerde buitenlandse bedrijven. De kantonrechter oordeelde dat er geen afzonderlijke arbeidsovereenkomsten met deze buitenlandse bedrijven waren gesloten en dat de loonbetalingen door Hato dienden te geschieden. De werkneemster had zich op 5 maart 2018 ziek gemeld en ontving sindsdien geen loon meer van de buitenlandse bedrijven. Hato voerde verweer en stelde dat de werkneemster de verkeerde partij had aangesproken, maar de kantonrechter verwierp dit verweer. De kantonrechter oordeelde dat Hato gehouden was om gedurende de eerste zes maanden van ziekte 90% van het loon door te betalen, de daaropvolgende zes maanden 85% en in het tweede ziektejaar 70%. Daarnaast werd Hato veroordeeld tot betaling van een wettelijke verhoging en de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij ziekte van werknemers en de noodzaak om duidelijke afspraken te maken over loonbetalingen.