ECLI:NL:RBLIM:2018:5753
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevergoedingsvordering van zoon wegens onrechtmatige daad van moeder over biologische afstamming
In deze zaak vordert de eiser, de biologische zoon van de gedaagde, schadevergoeding van zijn moeder omdat zij hem niet eerder heeft verteld dat zijn juridische vader mogelijk niet zijn biologische vader is. De eiser heeft op 2 juni 2015 een DNA-test ondergaan, waaruit bleek dat zijn juridische vader, de heer [naam echtgenoot], uitgesloten kan worden als biologische vader. De eiser heeft van zijn zuster vernomen dat er twijfels waren over de afstamming, en na aandringen heeft de gedaagde hem de naam van zijn (mogelijke) biologische vader gegeven. De eiser stelt dat hij kosten heeft moeten maken om zijn werkelijke afkomst te achterhalen en vordert een bedrag van € 3.205,56 aan hoofdsom, plus rente en incassokosten.
De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij niet met zekerheid wist of de heer [naam echtgenoot] de biologische vader was. De kantonrechter oordeelt dat de eiser recht heeft op kennis van zijn biologische vader, maar dat de gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld door niet eerder informatie te verstrekken. De rechter concludeert dat er geen causaal verband is tussen het zwijgen van de gedaagde en de gestelde schade van de eiser. De vordering wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.