ECLI:NL:RBLIM:2018:5753

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
6380323 CV EXPL 17-7678
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsvordering van zoon wegens onrechtmatige daad van moeder over biologische afstamming

In deze zaak vordert de eiser, de biologische zoon van de gedaagde, schadevergoeding van zijn moeder omdat zij hem niet eerder heeft verteld dat zijn juridische vader mogelijk niet zijn biologische vader is. De eiser heeft op 2 juni 2015 een DNA-test ondergaan, waaruit bleek dat zijn juridische vader, de heer [naam echtgenoot], uitgesloten kan worden als biologische vader. De eiser heeft van zijn zuster vernomen dat er twijfels waren over de afstamming, en na aandringen heeft de gedaagde hem de naam van zijn (mogelijke) biologische vader gegeven. De eiser stelt dat hij kosten heeft moeten maken om zijn werkelijke afkomst te achterhalen en vordert een bedrag van € 3.205,56 aan hoofdsom, plus rente en incassokosten.

De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij niet met zekerheid wist of de heer [naam echtgenoot] de biologische vader was. De kantonrechter oordeelt dat de eiser recht heeft op kennis van zijn biologische vader, maar dat de gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld door niet eerder informatie te verstrekken. De rechter concludeert dat er geen causaal verband is tussen het zwijgen van de gedaagde en de gestelde schade van de eiser. De vordering wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6380323 CV EXPL 17-7678
Vonnis van de kantonrechter van 20 juni 2018
in de zaak
[eiser]
wonend te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. C. Koot, ARAG SE
tegen
[gedaagde]
wonend [adres]
[woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. drs. A.M.B.J. Derks-Höppener.
Partijen zullen hierna worden aangeduid met [eiser] en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser - geboren op [geboortedatum] - is de biologische zoon van [gedaagde] .
2.2.
De echtgenoot van [gedaagde] - de heer [naam echtgenoot] (hierna: [naam echtgenoot] ) - is de juridische vader van [eiser] .
2.3.
Op 2 juni 2015 is een DNA-test uitgevoerd bij [eiser] en [naam echtgenoot] . De conclusie van dat onderzoek - waarvan een kopie als productie 1 bij het exploot is gevoegd - luidt:
Op grond van de resultaten van het DNA onderzoek vermeld in de bijlage is de heer [naam echtgenoot] uitgesloten van het biologisch vaderschap ten aanzien van het kind [eiser] .
De waarschijnlijkheid (W) wordt berekend volgens de methode van Essen-Möller, uitgaande van het feit dat de a-priori waarschijnlijkheid niet beduidend lager dan 50% werd ingeschat.
De conclusie dat de heer [naam echtgenoot] niet de biologische vader kan zijn van het kind [eiser] berust op de waarnemingen vermeld in de bijlage.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.205,56 aan hoofdsom met de wettelijke rente daarover vanaf 29 juni 2017 tot de dag van voldoening, alsmede € 539,00 aan incassokosten, en verwijzing van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag.
[eiser] heeft van een van zijn zusters vernomen dat [naam echtgenoot] niet zijn biologische vader is. Een DNA-test heeft zulks bevestigd. Pas na herhaaldelijk aandringen heeft [gedaagde] toegegeven dat [naam echtgenoot] inderdaad niet de biologische vader is van [eiser] en heeft zij hem een naam gegeven van zijn (mogelijke) biologische vader. Vervolgens heeft [eiser] met enig speurwerk en wederom een DNA-test zijn biologische vader kunnen achterhalen.
Een kind heeft het recht om te weten wie zijn ouders zijn. [gedaagde] heeft onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door hem niet te vertellen dat [naam echtgenoot] niet zijn biologische vader is. [eiser] heeft kosten moeten maken om zijn werkelijke afkomst te achterhalen en om zijn biologische vader (althans nabestaanden van hem) op te sporen in Marokko. Deze kosten moeten door [gedaagde] worden vergoed, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist.

4.De beoordeling

4.1.
De conclusie van de op 2 juni 2015 afgenomen DNA-test is duidelijk: [naam echtgenoot] is niet de biologische vader is van [eiser] . In de conclusie van antwoord wordt nog verwezen naar de tweede alinea van de passage die hiervoor onder 2.3. is weergegeven (ten aanzien van de ‘waarschijnlijkheidsfactor’) maar [gedaagde] maakt niet duidelijk wat zij daarmee beoogt.
4.2.
[eiser] stelt terecht dat hij er recht op had zijn biologische vader te kennen, en dat [gedaagde] , gegevens diende prijs te geven van de (vermoedelijke) biologische vader (tenzij bij afweging van belangen [gedaagde] daardoor onevenredig in haar privé-leven zou worden geschaad). Dat zij dit niet heeft gedaan, kan worden gezien als een onrechtmatige daad van [gedaagde] ten opzichte van [eiser] . Hetgeen [gedaagde] heeft aangevoerd ten aanzien van de tijdsgeest, leeftijd dan wel gezondheidstoestand doet hieraan niet af.
4.3.
De vraag is echter of [eiser] door het zwijgen van [gedaagde] schade heeft geleden. Die vraag moet naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend beantwoord worden. [eiser] betwist namelijk niet de stelling van [gedaagde] dat zij niet met zekerheid wist of [naam echtgenoot] wel of niet de vader van [eiser] was. Met andere woorden: ook al had [gedaagde] [eiser] eerder van haar twijfels op de hoogte gebracht, dan nog had [eiser] kosten moeten maken om te achterhalen of [naam echtgenoot] wel of niet zijn biologische vader was en ook om te achterhalen of [naam biologische vader] - de naam die hem door [gedaagde] is aangereikt - inderdaad wél zijn biologische vader was. De gestelde schade kan niet worden gezien als het gevolg van het zwijgen van [gedaagde] .
4.4.
Daarnaast wordt nog overwogen dat ook over de omvang van de gestelde schade onduidelijkheid bestaat. [eiser] voert aan dat hij minder schade had geleden indien [gedaagde] éérder had gesproken omdat [naam biologische vader] nog lange tijd in Nederland heeft geleefd. De juistheid van deze stelling kan echter niet in rechte worden vastgesteld, omdat hij zijn stelling niet heeft onderbouwd met bewijs, wat wel had gemoeten nu [gedaagde] deze stelling betwist.
4.5.
Geconcludeerd wordt dat een causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige daad en de gestelde schade niet is komen vast te staan. Daarmee is niet aan alle vereisten van art. 6:162 BW voldaan. De vordering zal daarom afgewezen worden.
4.6.
De kantonrechter zal - gelet op de familierelatie tussen partijen - de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
type: AodK