ECLI:NL:RBLIM:2018:5734

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
C/03/245380/KG ZA 18-26
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermeerdering eis in strijd met goede procesorde en proceskostenveroordeling na minnelijke regeling

In deze zaak, die op 18 juni 2018 door de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.P. Voragen, een kort geding aangespannen tegen GGN Bewindvoering B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Senyuva. De procedure betreft een eisvermeerdering door eiseres, die in strijd werd geacht met de goede procesorde. Eiseres vorderde onder andere dat GGN haar dossier zou overhandigen en relevante documenten met betrekking tot haar BKR-registratie zou verstrekken. Tijdens de zitting op 12 juni 2018 werd door GGN bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis, omdat deze als onevenredig werd beschouwd en niet tijdig was aangekondigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vermeerdering van eis in strijd was met de goede procesorde, aangezien eiseres al eerder haar eis had gewijzigd en de nieuwe geldvorderingen pas op het laatste moment werden ingediend. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot toelating van de vermeerdering van eis afgewezen en geoordeeld dat alleen de proceskostenveroordeling nog relevant was. Uiteindelijk werd GGN veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.022,01 werden begroot, terwijl eiseres ook in de kosten van de voorgezette behandeling werd veroordeeld tot € 633,-. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/245380 / KG ZA 18-26
Vonnis bij vervroeging in kort geding van 18 juni 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.G.P. Voragen,
tegen
GGN Bewindvoering B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat thans mr. H. Senyuva,
gedaagde.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd, gedaagde GGN.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 januari 2018 met een productie;
  • de zijdens [eiseres] ten behoeve van de mondelinge behandeling van 6 februari 2018 ingestuurde producties 2 tot en met 6;
  • de akte vermeerdering eis d.d. 6 februari 2018;
  • het proces-verbaal van de zitting van 6 februari 2018;
  • het exploot van dagvaarding van 19 april 2018 waarbij GGN is opgeroepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling op 12 juni 2018;
  • de bij brief van 6 juni door [eiseres] in het geding gebrachte productie 7;
  • de bij brief van 7 juni 2018 door [eiseres] in het geding gebrachte producties 8, 9 en 10;
  • de zijdens GGN bij brief van 7 juni 2018 in het geding gebrachte producties 1 tot en met 10;
  • de zijdens GGN bij brief van 11 juni in het geding gebrachte productie 11;
  • de zijdens [eiseres] bij bericht van 10 juni 2018 ingebrachte akte houdende eisvermeerdering;
  • de mondelinge behandeling van 6 februari 2018 en 12 juni 2018.
1.2.
Nadat op 12 juni 2018 vonnis is gevraagd, is vonnis bepaald.

2.De feiten

De voorzieningenrechter gaat in dit kort geding uit van het feit dat GGN tot 16 januari 2018 bewindvoerster is geweest over het vermogen van [eiseres] en dat deze bewindvoering is geëindigd. [eiseres] heeft thans geen bewindvoerder meer.

3.De eis

3.1.1
[eiseres] vorderde bij dagvaarding dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. GGN gebiedt het dossier van [eiseres] aan [eiseres] te overhandigen/te laten toekomen binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt geheven;
b. GGN gebiedt de meest relevante bescheiden ten aanzien van de BKR-registratie aan [eiseres] te overhandigen binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt gegeven;
c. GGN gelast kenbaar te maken wie de BKR-registratie ten aanzien van [eiseres] heeft gedaan op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat GGN hiermee in gebreke blijft.
d. GGN veroordeelt tot het voldoen van € 391,59 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten, alsmede de wettelijke rente daarover;
e. GGN veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.1.2
Met inachtneming van de eerste eiswijziging van 6 februari 2018 vordert [eiseres] dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. GGN gebiedt het dossier van [eiseres] aan [eiseres] te overhandigen/te laten toekomen binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt gegeven;
b. GGN gebiedt om de meest relevante bescheiden ten aanzien van de BKR-registratie aan
[eiseres] te overhandigen als ook alle bankafschriften vanaf 01-01-2016 dan wel de dag van het begin van het bewind binnen drie dagen na het in dezen te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt gegeven;
c. GGN gebiedt om binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis de aan [eiseres] toekomende gelden te voldoen die nog onder GGN zijn;
d. GGN gelast kenbaar te maken wie de BKR-registratie ten aanzien van [eiseres] heeft gedaan (zoals “gedaagd” wordt gelezen) op straffe van verbeurte van een dwangsom van €500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt gegeven;
e. GGN veroordeelt tot het voldoen van € 391,59 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten alsmede de wettelijke rente daarover;
f. GGN veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.1.3
Bij haar bericht van 10 juni 2018 wenst [eiseres] haar eis te vermeerderen en vordert zij dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. GGN gebiedt het dossier van [eiseres] aan [eiseres] te overhandigen/te laten toekomen binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt gegeven;
b. GGN gebiedt de meest relevante bescheiden ten aanzien van de BKR-registratie aan [eiseres] te overhandigen binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat hier geen gehoor aan wordt gegeven;
c. GGN gelast kenbaar te maken wie de BKR-registratie ten aanzien van [eiseres] heeft gedaan op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde hiermee in gebreke blijft;
d. GGN veroordeelt tot betaling van € 1.980,-, te betalen aan ofwel [eiseres] ofwel Wehkamp/Vesting finance;
e. GGN veroordeelt tot betaling van € 2.589,-;
f. GGN gebiedt zorg te dragen voor doorhaling van de registratie op naam van eiseres ten aanzien van de schuld bij Wehkamp/Vesting finance op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat GGN hiermee in gebreke blijft na betekening van het in deze te wijzen vonnis;
g. GGN veroordeelt tot het voldoen van € 391,59 inclusief btw aan buitengerechtelijke kosten, alsmede de wettelijke rente daarover;
h. GGN veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2
GGN heeft bezwaar gemaakte tegen de hiervoor onder 3.1.3 vermelde vermeerdering van eis. Zij heeft aangevoerd dat zij onevenredig in haar procesvoering is geschaad omdat in elk geval de geldvorderingen volkomen nieuw zijn en tenminste aangekondigd hadden kunnen worden in de dagvaarding waarin zij voor de zitting van 12 juni 2018 is opgeroepen.
3.3
De voorzieningenrechter heeft ter zitting op het bezwaar van GGN geoordeeld dat de vermeerdering in strijd komt met de goede procesorde. [eiseres] is, aldus is overwogen, dit kort geding aangevangen om, kort gezegd, haar dossier in handen te krijgen. Zij heeft in dit kader haar bij dagvaarding ingestelde eis tijdens de zitting van 6 februari 2018 al eenmaal gewijzigd. Eén werkdag voor de zitting van 12 juni 2018, dus ruim vier maanden na de dag van de eerste mondelinge behandeling, komt [eiseres] plotsklaps met een akte vermeerdering eis waarin voor het eerst twee geldvorderingen worden vermeld, die in die akte summierlijk worden toegelicht. Op een dergelijk wijze en dermate laat met een dergelijke vermeerdering van eis in de vorm van twee geldvorderingen te komen in een kort geding procedure levert strijd op met de goede procesorde. Hierbij is meegewogen dat er voor GGN, gelet op de vordering bij dagvaarding en de vervolgens op 6 februari 2018 gewijzigde vordering, geen enkele aanleiding bestond om rekening te houden met een geldvordering in kort geding. De vordering tot toelating van de onder 3.1.3 vermelde vermeerdering van eis is tijdens de mondelinge behandeling afgewezen.

4.De beoordeling

4.1
Het vorenstaande brengt met zich dat [eiseres] in beginsel vordert hetgeen hiervoor onder 3.1.2 is vermeld. De voorzienngenrecher heeft ter zitting van 12 juni 2018 geconstateerd dat zich bij de overgelegde producties zoveel stukken bevinden die, voorshands oordelend, vallen onder het onder a. gevorderde, dat het noodzakelijk is dat [eiseres] concreet aangeeft welke stukken zij inmiddels op het oog heeft met het onder a. gevorderde. De enige stukken die vervolgens door de raadsman zijn genoemd, zijn de bankafschriften van de beheersrekening [rekeningnummer 1] en van de leefgeldrekening van [eiseres] [rekeningnummer 2] . Desgevraagd door de voorzieningenrechter heeft [eiseres] geantwoord dat zij aan internetbankieren doet en inderdaad in staat is om via internetbankieren deze bankafschriften uit te printen, zo zij deze bankafschriften al niet in haar bezit heeft. De raadsman van [eiseres] heeft daarna desgevraagd door de voorzieningenrechter geantwoord dat gelet op het antwoord van zijn cliënte, van de onderhavige vordering alleen de proceskostenveroordeling nog relevant is. De voorzieningenrechter heeft de zitting vervolgens geschorst teneinde partijen de gelegenheid te geven om een minnelijke regeling te beproeven wat die proceskosten betreft. Partijen hebben na de schorsing de voorzieningenrechter meegedeeld dat ter zake die proceskosten geen minnelijke regeling tot stand is gekomen. Partijen hebben na die mededeling alleen nog gedebateerd over de vraag wie de proceskosten moest dragen. Gelet op dit alles houdt de voorzieningenrechter het ervoor dat nog enkel over die proceskosten geoordeeld hoeft te worden.
4.2
Gelet op alle stukken die GGN aan [eiseres] heeft verstrekt nadat de dagvaarding op 22 januari 2018 aan haar is uitgereikt, moet het ervoor worden gehouden dat een dagvaarding noodzakelijk was om GGN te bewegen die stukken alsnog af te geven. Daaruit vloeit voort dat GGN heeft te gelden als overwegend in het ongelijk gesteld, zodat zij zal worden veroordeeld in de proceskosten. Die worden begroot op € 291,- aan griffierecht, € 98,01 kosten betekening dagvaarding en € 633,- voor salaris advocaat.
Het ontgaat de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen onder 3.3. en 4.1 is vermeld, waarom het kort geding moest worden voortgezet op 12 juni 2018. Daarmee komen de kosten voor de oproeping voor de zitting van 12 juni 2018 en de advocaatkosten voor die zitting voor rekening van [eiseres] .
4.3
Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1
veroordeelt GGN in de kosten van de procedure, voor zover gerezen aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.022,01;
5.2
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de voorgezette behandeling, tot op heden aan de zijde van GGN begroot op € 633,-;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: jrs